Een samenvatting van alle literatuur en van alle collegeaantekeningen van psychopathologie. Ook de stof van het eerste deeltentamen staat er in. De laatste paar college aantekeningen worden vrijdag 5 april geüpload.
WEEK 1
Artikel Stein et al., 2022
Door de jaren heen wordt de psychiatrie gekarakteriseerd door verschillende modellen en stromingen
die zowel hebben geleid tot vooruitgang binnen de wetenschap over mentale stoornissen als tot kritiek.
Het gaat hier bijvoorbeeld om stromingen zoals de psychoanalyse, psychofarmacologie, cognitie en
gedrag en een global mental health focus. Een erg belangrijk punt van aandacht is psychiatrische
nosologie (= de indeling van ziektes).
Huidige modellen en benaderingen in de Psychiatrie
De opleiding tot psychiater is overal ongeveer hetzelfde met eerst een medische training en
later een specialisatie waarbij er zowel inpatient (vaak ernstigere problematiek) als outpatient settings
zijn, met een afname in inpatient settings. De DSM en de ICD zijn de twee grootste
classificatiesystemen waarbij de DSM het meest in de praktijk gebruikt wordt. Kritiek stelt dat de
richtlijnen van de DSM niet genoeg worden nageleefd in de praktijk, maar ook dat de DSM leidt tot
een ‘checklist’ benadering waar geen rekening wordt gehouden met contextuele symptomen. Ook
zouden de diagnoses onvoldoende valide zijn.
Een veel gebruikt model is het biopsychosociale model. Dit is een sterk model dat afstapt van
de reductionistische benadering en veel variabelen meeneemt in het bepalen van de etiologie van
stoornissen. Kritiek stelt dat het model té vaag is en dat het niet duidelijk is waar behandeling zich op
moet richten, omdat zowel omgeving, persoonlijkheid en biologie een rol spelen volgens het model.
Ondanks een groei in meer evidence based behandelingen (zowel in de psychotherapie als
psychofarmacologie) is er een treatment-gap (= niet genoeg toegang tot gezondheidszorg) en een
research-practice-gap (= verschil tussen de geleverde behandeling en wetenschappelijke kennis). Dit
is ergens ook logisch, omdat er een verschil is tussen wetenschappelijke condities en de realiteit. Er is
meer onderzoek nodig.
Klinische neuropsychologie en persoonlijke farmacotherapie
Een belangrijke shift in de 20e eeuw van de psychoanalytische benadering naar de meer
biologische benadering. Deze benadering stelt dat clustering van stoornissen gebaseerd zou moeten
zijn op biomarkers. Het RDoC project benadrukt bijvoorbeeld functiedomeinen die het gevolg zijn
van specifieke neurobiologische mechanismen. De vijf domeinen zijn: Negatieve Valentie, Positieve
valentie, cognitie, sociale processen en arousal. (valentie = informatieverwerking). De visie van het
RDoC is dat neuro-ontwikkelingsstoornissen ten grondslag liggen aan veel mentale stoornissen. De
limitaties zijn ten eerste dat dit niet een hele nieuwe benadering is, maar eerder een herziening.
Daarnaast zijn de onderliggende neurobiologische processen nog onvoldoende bekend. En ten derde
zijn de methoden die nodig zijn voor het onderzoeken van deze processen niet voldoende beschikbaar
(en betaalbaar) in de klinische praktijk. RDoC kan misschien een bijdrage leveren, maar is zeker nog
geen vervanging voor de DSM.
,Nieuwe statistische benaderingen
De taxonomie van psychische ziekten is ontzettend lastig door de overlap en verschillende
soorten vormen van ziekten. Er wordt gezegd dat de DSM meer betrouwbaar dan valide is en dat hij
niet specifiek genoeg is. Een nieuwe manier is de HiTOP. Deze clustert verschillende
transdiagnostische factoren en splitst deze daarna uit in smallere componenten. Elk element in de
HiTOP ligt op een continuüm en stoornissen zouden dan ook niet meer gecategoriseerd hoeven
worden. Echter, is het niet duidelijk wat de general psychopathology factor inhoudt.
De netwerkbenadering stelt dat mentale stoornissen “problemen in leven” zijn en dat ze het
best kunnen worden begrepen door observaties. Mentale stoornissen kunnen worden begrepen door de
interacties tussen symptomen waarbij een stoornis een stabiele staat is van de symptomen die invloed
op elkaar hebben (in tegenstelling tot de gezonde staat). Er zijn externe factoren, zoals het overlijden
van een naaste, die invloed kunnen hebben op het netwerk.
Beide benaderingen zorgen voor nieuwe informatie sterk gebaseerd op data. Sommige
dimensionele constructen hebben sterk klinisch nut, ook kunnen onderliggende factoren de overlap
tussen stoornissen verklaren. Maar eigenlijk kan elke categorie veranderd worden in een dimensie en
kun je je afvragen wat de toegevoegde waarde dan is.
College 1
- Er is een toename in psychische klachten en daarom is het belangrijk om psychopathologie
beter te begrijpen en dit zal leiden tot betere behandelingen.
- Een klinische vragenlijst geeft niet genoeg informatie over een patiënt. Het doet ertoe waarom
mensen hoog scoren klinisch interview werkt dus beter (zelfrapportage is dus nooit
genoeg voor diagnoses).
- Psychologie is geen exacte wetenschap, al wordt dit door middel van classificatie wel
geprobeerd, maar dit is lastig doordat symptomen variëren. Ook zijn er veel individuele
kenmerken van patiënten die verspreid liggen over een spectrum en de omgeving speelt ook
nog een rol, hier is veel interactie tussen. Dit alles maakt het lastig om psychologie te
classificeren.
Geluk = zingeving, maar het is normaal dat je niet altijd gelukkig bent. De acceptatie hiervan
maakt je gelukkiger. Geloven dat je altijd gelukkig moet zijn is de happiness trap.
Persoonskenmerk symptoom label (classificatie)
Dit geld bijvoorbeeld voor een controlfreak zijn. Als dit symptomen oplevert en problematisch wordt,
kan hier een diagnose aan worden gehangen (OCD, angst etc). MAAR vaak is het zo dat er ook een
positieve kant aan het symptoom zit en dit zorgt voor instandhouding van het probleem.
Voor een goede behandeling moet er orde in de chaos geschept worden van alle symptomen.
DSM
De DSM is ontstaan in 1880 met maar 6 diagnoses. In de DSM-5 zijn er maar liefst 491 diagnoses. Er
zijn verschillende psychologische stromingen (psychodynamisch, behaviorisme, humanistisch,
cognitief en biologisch) en je hebt ze allemaal nodig binnen de psychologie.
Binnen de DSM heb je A criteria (de belangrijkste kenmerken), B & C criteria (belangrijke
aanvullende kenmerken) en exclusiecriteria.
DSM limitaties
Je kunt je afvragen of mensen wel in de DSM-hokjes passen.
- Comorbiditeit is meer regel dan uitzondering
, - Veel overlap in symptomen van stoornissen afbakening is onduidelijk
- De DSM is puur gericht op symptomen en maar weinig op onderliggende aetiologie
DSM classificaties werken het best als iedere classificatie 1) uniek is 2) stabiel is en 3) als ze alles wat
er is verklaren, maar hier wordt allemaal niet aan voldaan.
DSM classificaties zijn handig, maar vertellen niet het hele verhaal.
Alternatieven
- Research domain criteria (RDoC) = Er wordt gebruik gemaakt van symptoomclusters
gebaseerd op transdiagnostische factoren. Dit wordt gelinkt aan de neurobiologie en is veel
gericht op oorzaken. MAAR er is hier nog weinig kennis over en de kennis is weinig
specifiek.
- Hierarchical taxonomy of psychopathology (HiTOP) = Hier wordt psychopathologie in
spectra opgedeeld. MAAR het is niet beter dan de DSM en het is niet duidelijk wat de general
factor is. Daarnaast zijn uitersten op het spectrum niet mogelijk.
- Netwerk theorie = Kijkt naar de samenhang van symptomen onderling zonder een
achterliggend construct. Het kan psychotherapie personaliseren. MAAR het gaat hierbij alleen
om correlaties tussen symptomen, toch kan het inzicht gevend zijn.
Behandeling
Focus ligt op hetgeen dat de grootste lijdensdruk veroorzaakt en er wordt gekeken naar de
achterliggende oorzaak.
Beschrijvende diagnose = predisposities, luxerende (oorzakelijke) en in standhoudende factoren,
gevolg en de diagnose.
Subjectief lijden + disfunctie is het belangrijks bij het stellen van een diagnose.
WEEK 2
H10 – Stemmingsstoornissen
Depressie
Een depressieve stoornis (treft 1 op de 5 mensen) wordt gekenmerkt door symptomen uit
clusters van affectieve (stemming), lichamelijke en cognitieve symptomen waarvan er vijf voor
minimaal 2 weken aanwezig moeten zijn. Angst komt ook vaak voor, soms in de vorm van een
angststoornis.
Specificaties:
- Depressie met atypische kenmerken: toegenomen slaap, vermoeidheid en eetlust,
gevoeligheid voor afwijzing en stemmingsreactiviteit (= stemming klaart op bij een positieve
gebeurtenis)
- Melancholische depressie: constant somber en diep neerslachtig, vertraagd, veel
schuldgevoelens en gewichtsverlies
- Seizoensgebonden patroon: depressieve episoden in de herfst of winter.
- Premenstruele stemmingsstoornis: ernstig depressieve klachten rondom de menstruatie.
Diagnostiek
Eerst wordt een anamnese afgenomen waarbij ook rekening gehouden wordt met in
standhoudende factoren, lichamelijke factoren en comorbiditeit. Daarna wordt de ernst gespecificeerd
op basis van zelfrapportage (zoals de Beck Depression Inventory-II (BDI-II), de Inventory of
, Depressive Symptoms (IDS), Hamilton Depression Rating Scale (HDRS) en de Montgomery-
Asberg Depression Rating Scale (MADRS)).
Behandeling
Volgens het stepped-care model worden eerst de kortste en minst intensieve behandelingen
aangeboden en als deze onvoldoende resultaat leveren of wanneer de depressie ernstig is, wordt
overgegaan op intensievere behandelingen.
Basis- en eerste-stapinterventies:
- Psycho-educatie = informatie over de aandoening, prognose en behandelmogelijkheden
- Activering = advies om actief te blijven, gespecificeerd op de cliënt.
- Actief volgen van de cliënt.
Tweede-stapinterventies (kortdurend):
- Probleemoplossende therapie of kortdurende behandeling. Dit zijn vijf gesprekken waarbij
de aandacht ligt op het bevorderen van het zelf oplossend vermogen.
Derde-stap interventies (psychotherapeutisch):
- Cognitieve gedragstherapie (CGT) = zowel gedrags- als cognitieve interventies.
- Gedragstherapie (GT) = het achterhalen van factoren die de depressieve stoornis in zowel
positieve als negatieve zin beïnvloeden. Hierbij wordt gekeken naar uitlokkende factoren en
positieve bekrachtiging. GT is even succesvol als CT of CGT.
- Cognitieve therapie (CT) = focust op de relatie tussen gedachten en gevoel en op de
leefregels die hieraan ten grondslag liggen. De bijbehorende schema’s worden onderzocht en
getoetst en er kunnen alternatieve schema’s en leefregels geformuleerd worden soms gepaard
met gedragsexperimenten.
- Interpersoonlijke therapie (IPT) = verandering in belangrijke relaties kunnen een depressie
uitlokken en er zijn 4 belangrijke aandachtspunten: rouw, rolconflict, rolverandering en een
tekort in interpersoonlijke vaardigheden. In gesprekken wordt met deze punten aan de slag
gegaan.
(medische interventies):
- Farmacotherapie: klassieke antidepressiva (TCA’s) en tweede en derde (SSRI’s en SNRI’s)
generatie antidepressiva. Vooral SSRI’s worden vaker voorgeschreven en antidepressiva leiden
in ongeveer 50% van de gevallen tot verbetering. De effecten laten wel weken en soms
maanden op zich wachten en er is sprake van vervelende bijwerkingen die wel meteen effect
hebben.
- Lichttherapie: deze wordt vooral gebruikt als er sprake is van een seizoensgebonden
depressie
Vierde-stapinterventies vormen een combinatie tussen psychotherapie en farmacotherapie.
Vijfde-stapinterventies:
- Elektroconvulsie therapie (ECT): bij zeer ernstige depressies, behandeling door elektrische
schokken.
Bipolaire Stoornissen
De bipolaire stoornis komt bij ongeveer 1,5% van de bevolking voor (vaak sprake van onder
diagnostiek) als iemand minstens 1 manische of hypomane (minder ernstig en beperkend dan manie)
episode heeft meegemaakt naast een depressieve episode.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller valeriesmit2. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $9.11. You're not tied to anything after your purchase.