Overload:
Als je trainingseffecten wilt bereiken, dan moet de opgelegde belasting groter zijn dan wat het
lichaam gewend is. Het belasten levert trainingsprikkels op. Prikkels zorgen voor veranderingen in
het weefsel en leiden tot prestatieverbetering. Cellen en weefsel passen zich vervolgens aan.
Als je de maximale spierkracht wilt vergroten dan zal de belasting groter moeten zijn dan 50% van de
maximale kracht (Fmax). Praktisch betekent dit dat er een belasting moet worden gebruikt waar niet
veel meer dan 25 herhalingen mee kunnen worden uitgevoerd.
Overload voor het vergroten van het duuruithoudingsvermogen:
-Minimaal 3 keer per week
-Minimaal 20 minuten per training
-Intensiteit van meer dan 50% van de
VO2 max.
Supercompensatie:
Fase 1: Training
Fase 2: Herstel
Fase 3: Supercompensatie
Fase 4: Daling tot begin niveau (dan
moet je dus weer gaan trainen)
Bij een juiste overload en voldoende
hersteltijd loopt dit herstelproces door tot een hoger belastbaarheidsniveau dan daarvoor. Het
herstel naar een hoger niveau wordt supercompensatie genoemd.
Hersteltijden:
Voor (intensieve) krachttraining: 48 tot 69 uur
Lange duurtraining (langer dan een uur) : 48 uur
Korte duurtraining (meer dan 65% van de VO2max): 24 uur
Specificiteit:
1. Specificiteit van activiteiten
2. Specificiteit van gebruikte spieren en motorische eenheden
3. Specificiteit van energiesystemen
4. Specificiteit van coördinatiepatronen
1. Specificiteit van activiteiten
Trainingseffecten die optreden als reactie op een belastingsprikkel blijken specifiek te zijn.
,Als er op een fiets getraind wordt, leidt dat wel toe tot een toename van de VO2max bij fietsen, maar
tot een veel kleinere toename bij bijvoorbeeld hardlopen.
2. Specificiteit van gebruikte spieren
Er is aangetoond dat het trainen van spieren in een bepaalde bewegingstraject een toename van de
prestatie in dat traject tot gevolg heeft, maar niet buiten dat traject.
3. Specificiteit van energiesystemen
Het specificiteitprincipe geldt niet alleen voor de bewegingsvormen en de actieve spiergroepen,
maar ook voor de energiesystemen. Naarmate een bepaald energiesysteem tijdens de training meer
wordt belast, kan een grotere toename worden verwacht in het prestatievermogen van activiteiten
waarbij dat energiesysteem een belangrijke rol speelt.
4. Specificiteit van coördinatiepatronen
De oefenstof moet specifiek zijn voor de gekozen bewegingspatronen
Hoe gerichter er getraind wordt hoe, hoe groter de kans op het gewenste trainingseffect.
Volgens de wet van de specificiteit gaat het niet om het gemiddelde, maar om het specifieke doel
van iemand.
Reversibiliteit:
Het bereikte effect van een training verdwijnt weer door minder vaak te trainen, door oefeningen te
verwaarlozen of door helemaal te stoppen. Dit is het principe van reversibiliteit.
De afname gaat niet bij alle trainingseffecten even snel, maar in het algemeen zijn veel
trainingseffecten in een periode van 6 tot 8 weken na het stoppen van de training vrijwel volledig
weg.
Afnemende meeropbrengst:
Het principe van de afnemende meeropbrengst houdt in dat er een steeds sterkere belastingsprikkel
nodig is om tot een verder trainingseffect te komen. Ook zal de toename van de belastbaarheid
steeds geringer worden in verhouding tot de hoeveelheid verrichte fysieke arbeid. Er komt zelfs een
punt waarop er, ondanks een toename in trainingsarbeid, uiteindelijk geen verbetering meer
optreedt. Tevens is het mogelijk om door te grote trainingsarbeid achteruit te gaan in
prestatievermogen (overtraining).
Het aerobe uithoudingsvermogen kan bij gezonde personen met een gemiddelde trainingstoestand
20 tot 40% toenemen.
De VO2 max is grotendeels erfelijk bepaald.
Wanneer iemand langdurig inactief is geweest, dan worden er trainingseffecten tot 50% toename
van de VO2 max beschreven.
Trainingsmethoden:
Duurtraining
Intervaltraining
Duurtraining:
Duurtraining is het langdurig en zonder onderbreking verrichten van arbeid. (vaak grote afstanden)
Duurtraining kan met een laag tempo worden uitgevoerd: extensieve duurtraining, of met een hoger
,tempo: intensieve duurtraining. Het tempo dient voor elke cliënt of sporter individueel te worden
bepaald. Bij extensieve duurtraining ligt het accent met name op de totale trainingsomvang.
Extensieve duurtraining is door de grotere omvang en lagere intensiteit vaak gericht op het
verbranden van vetten. Voor sporters is vetverbranding van belang omdat het verbranden van vetten
in plaats van glucose tijdens langdurige inspanning besparend werkt op de hoeveelheid
spierglycogeen.
Bij intensieve duurtraining ligt het accent meer op de intensiteit dan op de omvang. Deze
trainingsvormen zijn belangrijk voor de verbetering van het maximale aerobe uithoudingsvermogen.
Hierbij worden vooral koolhydraten verbrand (glucose en glycogeen).
Intervaltraining:
Intervaltraining wil zeggen dat (relatief korte) perioden van lichamelijke belasting worden
afgewisseld met (korte) herstelperioden. Door de afwisseling van inspanning en herstel treedt er bij
intervaltraining minder snel spiervermoeidheid op dan bij duurtraining van gelijke intensiteit. Het
gebruik van intervaltrainingen stelt je in staat om gedurende een langere tijd op een hoger
intensiteitsniveau te trainen. Intervaltrainingen kunnen gebruikt worden om alle energiesystemen te
trainen.
Lonende pauze:
Bij intervaltrainingen is het mogelijk om bewust gebruik te maken van de rust als onderdeel van de
training. Tijdens het verrichten van intensieve arbeid gaat de hartfrequentie flink omhoog. Als er veel
arbeid wordt geleverd, zorgt de spierpomp voor een goede aanvoer van bloed vanuit het onderste
gedeelte van het lichaam naar het hart. In de herstelperioden stopt de inspanning en daalt de
hartfrequentie direct snel. De daling van de hartfrequentie gaat sneller dan de afname van de
veneuze terugstroom. Hierdoor treedt een sterkere vulling op van het hart en zal het slagvolume
toenemen. Deze toename van het slagvolume is één van de belangrijkste factoren die leidt tot een
verbetering van het fysieke prestatievermogen, vooral van het maximale duuruithoudingsvermogen.
Voor sporters is het doen van intervaltrainingen daarom zeer belangrijk.
Bij het trainen van hartpatiënten moet je voorzichtig zijn met deze trainingsvorm.
, Week 1 introductie Fysiotherapie
Grondmotorische eigenschappen
Het lichamelijk prestatie vermogen kan onderverdeeld worden in 5 eigenschappen, die
eigenschappen noemen we grondmotorische eigenschappen. KLUSC
Lenigheid Belangrijke grondmotorische eigenschap.
Men spreekt ook wel van flexibiliteit of van bewegingsuitslagen in gewrichten (ROM). Als maat voor
lenigheid wordt vaak de statische bewegingsuitslag in graden gehanteerd,
Trainingsvariabelen
De belasting hangt af van de gekozen trainingsvariabelen, de trainingsvariabelen zijn:
Intensiteit (belangrijkste variabel, de intensiteit waarmee wordt gewerkt bepaald hoe hard
het gaat of hoe zwaar de oefening is)
Frequentie (aantal trainingen in de week 3 vergroten aerobe uithoudingsvermogen)
Duur (inspanningsduur van de oefening, hoelang wordt er gewerkt)
Omvang (duur x frequentie)
Dichtheid (hoe dicht de prikkels op elkaar zitten in één oefensessie of training)
Relatieve intensiteit
De belasting ten opzichte van de belastbaarheid van een persoon.
Motorisch leren
Verandering in gedragsmogelijkheden als gevolg van ervaringen met de omgeving. Het is een
complexgeheel van interne processen die de aangeleerde beweging of taak behoud door de praktijk.
Motorisch leren bestaat uit 3 fasen
Cognitieve fase
Beweging wordt uitgelegd, patiënt doet na en krijgt feedback. Voordoen en nadoen
Associatieve fase
Ezelsbruggetjes leggen, oefenen van de beweging, corrigeren, toekijken en feedback geven.
De oefening moet in deze fase goed geoefend worden en het is de taak van de therapeut om
daarbij goed te instrueren.
Autonome fase
Automatiseren van de beweging, in deze fase is het moeilijk nog te corrigeren.
Het centraal zenuwstelsel werkt doelgericht een taakspecifiek.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller siavisser. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.35. You're not tied to anything after your purchase.