Inleiding in de
wetenschappelijke
methode
Linda Polstra
,Brightspace thema 0
Epistemologie: kennisleer
Drie kenmerken gekoppeld aan het concept kennis:
1. het is een opvatting
2. de opvatting moet waar zijn
3. er moet een rechtvaardiging bestaan voor de opvatting
Peirce (1877): schreef het artikel ‘The Fixation of Blief’ waarin Perice betoogde dat de mens van nature
bepaalde zekere opvattingen over de wereld wil hebben en dat twijfel over bepaalde opvattingen een
gevoel van onrust veroorzaakt. Mens kent twee toestanden:
Overtuigingstoestand
Toestand van twijfel: mens gaat gelijk opzoek naar opvatting die de twijfel wegneemt
Methoden om van twijfel af te komen:
Volharden en vermijden: alle situaties en personen die twijfel in ons kunnen oproepen,
uit de weg gaan.
Op autoriteit beroepen: opvattingen fixeren. Opvoeding en onderwijs kent bewuste en
onbewuste autoriteit. Pragmatische strategie (vooral in primair en secundair onderwijs)
maar geen methode van een wetenschapper.
A-priori-methode: wanneer het niet mogelijk is om twijfel te voorkomen door
blootstelling aan informatie via andere personen, wanneer je overtuiging laat afhangen
van dergelijke voorkeuren op basis van smaak.
Wetenschappelijk onderzoek: opvatting bestaat onafhankelijk van de werkelijkheid,
actief opzoek naar empirische gegevens om de opvatting te toetsen.
Moderne wetenschap: hanteert verschillende methoden.
Ryle (1947): onderscheidt tussen ‘weten dat’ en ‘weten hoe’, nuttig om doelen van wetenschap te
begrijpen.
Weten dat -> Fundamenteel onderzoek: bij elkaar rapen van willekeurige stukjes, en verklaren waarom
dingen zijn dingen verklaren waarom ze zijn zoals ze zijn door hypothesen te construeren.
Weten hoe -> toegepast onderzoek: toepassen van kennis om problemen op te lossen, maatschappij te
verbeteren of nieuwe technologieën ontwikkelen. Uitoefenen van controle op gebeurtenissen.
Fundamentele en toegepast onderzoek met elkaar in samenspel.
CRAAP-criteria: currency (recent), relevance (relevantie), authority (autoriteit van auteur), accuracy
(nauwkeurigheid) en purpose (doel van auteur bij schrijven).
Een alledaagse definitie van wetenschap is dat wetenschap een verzameling is van kennis die
afkomstig is van de zintuigen (Chalmers, 1999). Dat wil zeggen, in tegenstelling tot de leunstoel-
,filosoof (die bijvoorbeeld door logische analyse tot nieuwe inzichten probeert te komen), is een
belangrijk kenmerk van wetenschap dat zij empirisch is. Wetenschap leunt op theorie.
Empirisch: op basis van ervaringen en waarneming. Start in wetenschappelijke revolutie
(halverwege 16e eeuw). Toen Copernicus voorstelde om het geocentrisch model (de aarde als
middelpunt van het universum) te vervangen door het heliocentrisch model (de zon als middelpunt).
Belangrijk bewijs voor het heliocentrisch model werd tenslotte geleverd door Galileo Galilei aan de
hand van directe waarnemingen via de door hem ontwikkelde telescoop; een belangrijke
overwinning van de empirische methode.
Descriptieve uitspraken (wat is): sporters leven langer, rokers leven korter
Normatieve uitspraken (wat wenselijk is): je moet voldoende sporten, want dat is gezond. Je moet
niet roken, want dat is ongezond.
Wat is staat los van wat wenselijk is, maar kunnen gekoppeld worden in uitspraken (een IQ van 90 is
niet zo goed, want dat is beneden gemiddeld). Bij wetenschappelijk onderzoek; onderscheid maken.
ST 1 Wetenschappelijke revoluties
Corresepondentieprobleem: we weten eigenlijk niet of wereld binnen ons correspondeert met de
wereld buiten ons (Socrates)
Socrates: we zullen nooit zekere kennis bezitten (scepticisme)
Plato: volgens hem zijn onze zintuigen inderdaad geen betrouwbare bron van informatie, maar kunnen
we toch zekere kennis hebben over een voorwerp. Die hebben we niet omdat we het waarnemen, maar
omdat wij in ons verstand weten hoe een voorwerp is. In ons aangeboren verstand hebben wij het ideale
beeld van een bepaald voorwerp. (rationalisme)
Aristoteles: Aristoteles zou er waarschijnlijk op wijzen dat we met het standpunt van zijn meester niet
verder komen, omdat we onze kennis dan beperken tot alles wat wij al weten en dus nooit iets nieuws
kunnen leren. Om kennis op te doen zullen we deze dus moeten onderzoeken met onze zintuigen.
(empirisme)
Descartes rationalisme (verstand): In beginsel is het scepticisme van Socrates duidelijk herkenbaar bij
Descartes. Ook hij geeft aan dat we onze zintuigen nooit kunnen vertrouwen. Daar laat hij het echter
niet bij. Net als Plato grijpt hij naar het verstandelijke vermogen van de mens om dit probleem op te
lossen. In die zin is Descartes dus een echte rationalist. In het denken vinden we zelfs letterlijk zekerheid
over ons bestaan: cogito ergo sum.
, Locke empirisme (waarneming): Bij Locke vinden we duidelijk de empiristische ideeën terug van
Aristoteles. Directe sensaties en onze reflecties daarop zijn de enige routes naar kennis. Er is dus niets in
het verstand dat niet via de zintuigen is binnengekomen. Deze kennis zal weliswaar nooit tot volledige
zekerheid leiden, maar we kunnen wel streven naar een goede samenhang in de kennis die we
verzamelen. Er is dus een scepticistische ondertoon in zijn empirisme, maar door te streven naar de
onderlinge samenhang in onze kennis versterkt dat ons vertrouwen in die kennis.
Berkely’s idealisme (1700-1750): wij kunnen de zintuigen niet vertrouwen dus we weten nooit zeker
of de wereld buiten ons de wereld in ons is. Maar 1 ding weet ik zeker; de wereld in mij bestaat.
Kanttekening: hiermee wordt de buitenwereld niet erkent en dit staat tegenover de wetenschap
Realisme: er is een wereld buiten ons (grondprincipe van wetenschap)
Bacon’s idolen: vertekening in ons denken die wij aanbidden. 4 categorieën:
1. Idolen van de stam: dat wat is aangeboren (zintuigen, frequenties, cognitie) – Nature
2. Idolen van het nest/de grot: dingen die we opdoen in ons leven (opvoeding, denkbeelden,
sociale wereld) - Nurture
3. Idolen van het marktplaats: onduidelijke definities (drogredenen)
4. Idolen van theater: waarbij we iets of iemand op een podium zetten en aanbidden
David Hume: Hume maakt in zijn waarnemingstheorie onderscheid tussen impressies en ideeën.
Impressies zijn de directe indrukken op onze zintuigen van objecten uit de buitenwereld. Ideeën zijn de
directe kopieën van die impressies, die achterblijven in ons bewustzijn wanneer het object dat we
waarnemen uit ons blikveld verdwijnt.
Wat Hume claimt met zijn copy principle is dat alle inhoud van ons bewustzijn op deze manier tot ons is
gekomen. Elk idee dat wij hebben, is te herleiden tot percepties die rechtstreekse kopieën zijn van
impressies die we ooit via de zintuigen hebben opgedaan. Al onze kennis is dus te herleiden tot
waarnemingen die we in het verleden hebben opgedaan.
Kant: de wereld in mij is de enige waar ik zeker van ben, als je daar diep naar binnen gaat ervaar ik
tijd, tijd heeft verandering nodig en verandering kan alleen plaatsvinden in ruimte. Mijn ervaring van
tijd bewijst dat er buiten mij een ruimte is (transcendentaal idealisme)
Nouminale wereld: de wereld zoals deze is, hierover kunnen we alleen iets aannemen
Fenomenale wereld: onze ervaringen, waar we uitspraken over kunnen doen
Analytische uitspraken zijn definiërend. Ze zijn logisch sluitend, maar voegen dus ook niets toe aan onze
kennis. Ze maken deze enkel preciezer door uit te leggen hoe begrippen samenhangen. (is a-priori)
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller lindapolstra. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $7.77. You're not tied to anything after your purchase.