Klassieke veredeling = planten kruisen en uit de nakomelingen de beste exemplaren kiezen. Het is
een langdurig proces en het levert nieuwe rassen
Moderne veredeling = gaat sneller dan klassiek. Er worden genomics (= kennis op het genoom van
het ras) bij gebruikt. Er hoeft niet gewacht te worden op rijping. Om basis van de allelen worden de
planten geselecteerd.
Non-disjunctie = rassen verbeteren door in cellen het aantal chromosomen te verdubbelen door
gebruik te maken van colchicine (= gif). Deze stof zorgt ervoor dat tijdens de mitose geen trekdraden
worden gevormd en de chromatiden dus ook niet uiteen gaan.
Tetraploïde cel = gevolg van non-disjunctie een cel met 4 ipv 2 homologe chromosomen.
Polyploïde = het hebben van meer dan normale twee sets chromosomen (geen nadelig effect).
Bij zelfbestuivers komt stuifmeel van de meeldraden op de stamper van dezelfde bloem. De
stuifmeelkorrels (gameten) versmelten met de eicellen van dezelfde bloem.
Bij ongeslachtelijke voortplanting zijn de nakomelingen genetisch identiek aan de ouder. Bij gunstige
eigenschappen kunnen er snel nieuwe planten gemaakt worden.
Cisgene-ammonificatie = stukje DNA van dezelfde soort in een individu inbouwen.
Transgene-ammonificatie = stukje DNA van een andere soort in een individu inbouwen. om
eigenschappen toe te voegen.
De werkwijze is bij beide hetzelfde: het gewenste allel wordt geïsoleerd uit de cellen van het
donororganisme. Dan wordt er een bacterie gekozen om het allel over te brengen. Bacteriën
bevatten plasmiden (= kleinere cirkelvormige stukken DNA). De laborant bouwt het te
verplaatsen allel in bij een plasmide van het bacterie. Dan laat hij deze bacterie delen tot
klonen. De klonen worden samen gekweekt met de cellen van de plant. In een aantal cellen
dringt een bacterie met het gewenste allel binnen en zo wordt het alles overgeplaatst.
Markergen = om de cellen op te sporen met een bepaald alles. Zo’n gen geeft resistentie tegen een
bepaald antibioticum.
Weefselkweek = in een steriel groeimedium ontstaat ui elke cel eerst een klompje cellen en
vervolgens, na toevoeging van de juiste groeistoffen, een geheel nieuwe plant.
21.2 water
Sporen = haploïde cellen die dienen voor de vermeerdering van schimmels. Schimmelsporen zweven
overal in de lucht. De haploïde cellen groeien als schimmeldraden, het mycelium, omhoog in de
cellen. Als een schimmel de wortels van een plant infecteert dan kan hij een deel van de
watertoevoer naar de rest van een plant verhinderen.
Via de wortelharen nemen planten water met daarin opgeloste mineralen op. Wortelharen zijn
vergrote epidermiscellen. Ze vergroten het oppervlak en dus de capaciteit om water op te nemen. Na
opname: water en mineralen gaan via celwanden/celmembranen en grondplasma richting de
centrale cilinder met de transportvaten (= apoplast-route). Hieromheen ligt de endodermis.
, In de celwanden van de endodermiscellen zitten de bandjes van Caspari (kurkachtig). vormen een
soort muur (waterdicht) tussen de cellen van de endodermis het water en de mineralen kunnen
niet meer verder en moeten door de celmembranen heen (symplast-route) om bij de centrale
cilinder te komen. Als ze daar aangekomen zijn gaan ze verder in de houtvaten (speciale
transportkanalen).
Worteldruk = actief opnemen van zouten door wortels, osmotische waarde in centrale cilinder stijgt
waardoor er ook extra water door osmose wordt opgenomen.
Transport van water door houtvaten heeft een capillaire werking:
- Cohesieve krachten: tussen de watermoleculen onderling (ze trekken aan elkaar)
- Adhesieve krachten: tussen de watermoleculen en wanden van de houtvaten (ze trekken aan
elkaar)
Verdampingsstroom = door verdamping zuigen bladeren het water via de houtvaten op uit de
wortels. De stroom is zo sterk dat water tegen de zwaartekracht in zelf tot boven in een boom kan
komen. Er stroomt meer water door een plant dan de cellen zelf gebruiken. Alleen in dit water zitten
mineralen die de cellen eigenlijk nodig hebben.
Waterpotentiaal/waterdruk (psi) = de zwaartekracht, verdampingsstroom, worteldruk en
cohesieve/adhesieve krachten samen. Oorspronkelijk is water zuiver en heeft dus een
waterpotentiaal van 0. Onder invloed van het waterpotentiaal beweegt het water omhoog. Ook al
trekt de zwaartekracht het water naar beneden.
- Lager dan 0 door: opgeloste stoffen, verdamping door bladeren, cohesie-/adhesiekrachten.
Water stroomt van een plek met een minder negatieve waterpotentiaal naar een plek met een meer
negatieve waterpotentiaal.
Verdamping in een plant vindt plaats door de huidmondjes. Als deze gesloten zijn kan het niet.
Paragraaf 3 fotosynthese
Fotosynthese = proces waarbij planten uit koolstofdioxide glucose en water maken. Als afvalstof
ontstaat zuurstof. Fotosynthese is een vorm van koolstofassimilatie.
Tijdens fotosynthese vindt omzetting plaats van lichtenergie (fotonen) in chemische energie
(glucose).
Fotosynthese vindt plaats in de chloroplasten (bladgroenkorrels). De motoreiwitten (actine/myosine)
spelen hierbij een rol: de myosinemoleculen kunnen chemische energie uit ATP omzetten in
kinetische energie waardoor ze langs de actinefilamenten kunnen bewegen. Er ontstaat
cytoplasmastroming (= de transportblaasjes/ chloroplasten bewegen met de myosinemoleculen mee
door het grondplasma).
Bouw chloroplasten:
- Stroma = celvormige vloeistof met opgeloste stoffen. Hierin ligt het chloroplast DNA.
- Thylakoïden = platte blaasjes gevormd uit groene membranen.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller minoukdelooze1. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.66. You're not tied to anything after your purchase.