Dit is een zeer uitgebreide samenvatting van het vak Financiële producten en markten. Dit wordt aan de Uhasselt gegeven in de 1ste bachelor Handelswetenschappen door Frederick Schoubben. In mijn samenvatting vind je elk hoorcollege terug met notities uit de les en uit de opnames, samengebundeld to...
2 grote problemen:
▪ Wat doe ik met mijn geld?
o Financiële markt = een systeem bedoeld om geld teveel in contact te brengen met geld te weinig
o Reden waarom er meer mensen een spaarrekening hebben dan aandelen → risico
▪ Hoe kom ik aan geld?
o Intrest speelt belangrijke rol → dure leningen → risico
o Vb. risico lening : voor een huis laag dus intrest lager (want huis in hypotheek)
→ Wat voor de ene een belegging is, is voor het bedrijf een manier om aan geld te komen, maar voor de belegger
een manier om zijn geld in te zetten in de financiële markt in de hoop daar in de toekomst iets meer geld uit te
krijgen.
❖ Financiële Markten
• Hoe ziet het financiële landschap er uit?
o Er zijn verschillende markten → obligaties/aandelen markt → niet alleen voor particulieren
• Hoe werken de obligatie/aandelen markten?
• Hoe beïnvloeden financiële markten elkaar?
• Welke spelers zijn actief op deze markten?
❖ Financiële Producten → de vraag stellen ‘welk risico wil ik nemen?’
• Welke producten zijn beschikbaar voor particulieren?
• Hoe kan je dergelijke producten aanschaffen?
• Hoe worden aandelen en obligaties verhandeld?
• Hoe worden de prijzen van financiële producten bepaald?
o De financiële markt bepaald de prijs door vraag en aanbod
❖ Financiële berichtgeving (analyse)
• Financiële markten & producten reageren op nieuws (informatie)
• Alle informatie over financiële markten/producten haal je als belegger/particulier/bedrijf uit de financiële
berichtgeving.
o Zowel relevante en niet-relevante informatie
o Informatie voor de markt ter beschikking gesteld → financiële producten reageren niet altijd
zoals verwacht
• Goed vs slecht nieuws → hangt af van de situatie
o Wat voor het ene product goed nieuws is, kan voor het andere product slecht zijn.
• Begrippen uit “het beurspraatje”
o Bull markt, Bear markt, zeepbel, crash,…
o Slotkoers, openingskoers, volume, return,…
o EPS, MTB, Dividend yield, payout policy,…
o Large Cap, Small Cap, Blue chip,…
o IPO, SEO, MBO, LBO,…
o Tracker, ETF, Index, OLO,…
o Technische analyse, fundamentele analyse,…
1
,BELANGRIJK!!
Alle producten die verhandeld worden hebben een
prijs/koers, maar aan de andere kant ook waarde:
▪ Prijs ≠ waarde
▪ Zowel prijs als waarde beïnvloed door
informatie en vertrouwen.
o Informatie is waarneembaar
o Niet iedereen heeft hetzelfde
vertrouwen (toekomstverwachtingen)
▪ Wanneer er veel informatie is, is er niet altijd
heel veel vertrouwen nodig
Voorbeeld : kopen en verkopen van een huis
− Huis verkopen tegen een bepaalde prijs, je laat een schatter komen → de waarde van het huis is niet
waarneembaar → schatten → een andere schatter ziet exact dezelfde informatie → waarschijnlijk zal het
bedrag anders zijn
− Kopers willen zo weinig mogelijk geven (prijs < waarde) en verkopers zoveel mogelijk krijgen (prijs > waarde)
o Probleem: vaak wordt de prijs hoger gezet dan de waarde → prijs ≠ waarde
o Prijs is vraag en aanbod
Voorbeeld : Bitcoin en goud
− Er is geen / weinig informatie beschikbaar
− Prijs wordt enkel bepaald door vraag en aanbod
− Mensen kopen enkel op basis van vertrouwen
Financiële berichtgeving en terminologie
▪ Een beurs gaat hard op en neer wanneer het vertrouwen wisselvalig is (VIX hoog)
o VIX = Volatility Index (Volatiliteitsindex) = de beweeglijkheid van een effect
▪ Wanneer een onderliggende waarde een stabiele koers heeft, en dus bijna niet omhoog of
omlaag, beweegt, is er sprake van een lage volatiliteit.
▪ Een effect dat zich wild beweegt heeft een hoge volatiliteit.
▪ Inflatie te hoog en te laag niet goed
3 grote clusters van informatie die je moet bestuderen vooraleer een financiële beslissing te nemen:
❖ Macrocijfers uit financiële (en andere) markten = De omgeving waarbinnen het financiële product zich bevind
➢ Regionaal (GDP groei, Handelsbalans, Staatsschuld,…)
➢ Werkloosheid (niveau, verandering, uitzendmarkt,…)
➢ Grondstoffen (olie, gas, koper, zink,…)
➢ Edelmetaal (goud, zilver,…)
➢ Wisselkoersen (Dollar, Euro, Yen,…)
➢ Intrestvoeten (basisrente, interbankrente, OLO rente,…)
➢ Inflatiecijfers (Consumptieprijzen, Grondstofprijzen,…)
➢ Beursindices (Dow Jones, Bel 20, Eurostoxx 50,…)
➢ …
→ De informatie zal niet op exact dezelfde manier doorwerken
op waarde afhankelijk van de speler die de informatie ziet en
het bedrijf waarover het gaat.
2
, Figuur 1: Wat gaat er op en neer? → DE PRIJS (van de
waarde weet je niets) → het kan zijn dat de aandelen
overgewaardeerd zijn
Figuur 2: Geen linkerkant hebben → prijs gaat veel meer
fluctueren (op en neer) → heeft te maken met vertrouwen.
Bigger fool theory : idee dat je het kunt kopen om het zo
later voor een hogere prijs te verkopen omdat je vertrouwt
dat er iemand is die bereid is er nog een hogere prijs voor te
bepalen.
Figuur 3: Huizen prijzen gaat niet altijd omhoog! → op en
neer → veel minder extreem als aandelen
❖ Cijfers over vertrouwen
➢ Producentenvertrouwen (vertrouwen van het bedrijf zelf)
▪ Investeringen, aanwervingen …
➢ Consumentenvertrouwen
▪ Aankopen (Auto’s, Vastgoed,…), sparen en lenen
➢ Beleggersvertrouwen (Wat doen beleggers op de
markt?)
▪ Bullisch <-> Bearisch
▪ Volumes (paniekverkopen, rally’s,
winstnemingen,…)
Vb. consumentenvertrouwen beïnvloed aandelen zoals de
oorlog oekraine en corona
3
, GESCHIEDENIS FINANCIËLE MARKTEN
Geld (papiertje) is zelf niets waard → MAAR het vertegenwoordigt iets waardoor je het kan gebruiken in een
bepaalde ruil → het heeft dus wel een ruilwaarde (veel vertrouwen nodig!)
❖ Ruilmiddel → Metaal → Papier → bits bytes
➢ Wat doet dat met waarde ↔ prijs
▪ Elk financieel product heeft een waarde → maar die waarde kunnen we niet zien (niet observeer baar)
▪ Waarde gebaseerd op informatie en vertrouwen → maar prijs komt tot stand door vraag en aanbod
➢ Wat is de rol van informatie ↔ vertrouwen
▪ Elke financiële vernieuwing heeft te maken met iemand overtuigen dat iets waard is
➢ Rol van financiële activa (betalen, schuld, eigendom, speculatie,…)
▪ Altijd nieuwe evolutie van financiële producten
▪ Elk product start om een specifieke nood te verzachten (lenigen)
❖ Geld
➢ is een tussengoed
▪ Niet altijd zo geweest → vroeger ruilhandel, maar niet alles was even waardevol
▪ Ooit begonnen met goud (moet schaars metaal zijn) → naar papiertje → !! enorme vertrouwensstap
▪ Voor elke stap is er een vertrouwensproces nodig
➢ De euro heeft een linkerkant → een bepaalde waarde, maar die kan je niet zien
▪ Hoe beter de Europese economie er aan toe is, hoe waardevoller de euro is (bepaald de waarde)
➢ Elektrisch geld ≠ digitaal geld
▪ Digitaal geld is een stukje code → meeste mensen zijn hier nog niet klaar voor → is wel de volgende stap
in het vertrouwensproces
SOORTEN FINANCIËLE MARKTEN
❖ De geldmarkt vs. de kapitaalmarkt
➢ Voornaamste geldmarktinstrumenten:
▪ Papieren geld (wisselkoersen)
▪ Schatkistcertificaten ( Treasury Bills)
▪ Depositocertificaten ( Certificates of Deposit) → super korte leningen (quasi geld)
▪ Commercial paper
➢ Voornaamste kapitaalmarkten
▪ Obligatiemarkten (schulden)
• obligatie ≠ geld → obligatie heeft waarde, maar je kan er niet mee betalen (wel verkopen voor geld)
• obligatie = een claim op een stuk van een lening bij een bedrijf/overheid
▪ Aandelenmarkten (eigendom)
• aandeel ≠ geld → papiertje met een bepaalde waarde
• aandeel = een claim op een stop van het eigendom van een bedrijf
▪ Derivatenmarkten (optiemarkten, futuremarkten,…)
• Papiertje dat recht geeft op iets → claims op andere claims
• Vb. een optie is een claim op een aandeel
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller cedrinestevens. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $33.10. You're not tied to anything after your purchase.