Samenvatting Sociologie
HS1: Op ontdekkingstocht door een bekend gebied?
1.1 Over de eigen aard van de samenleving
Er is een sociologische verhouding tussen:
- het spel (ons handelen, relates, status, communicate, verwachtngen, …)
- de spelers (actoren: mensen, organisates, …)
- het speelveld (de samenleving, het werk, thuis, …)
- de spelregels (gewoontes, geboden en verboden, strafen en belonen, …)
niet alle spelregels zijn even dwingend, er zijn formele en informele spelregels
pas als er regels zijn is er vrijheid, de vrijheid om ze na te leven of te
overtreden
1.2 Het dagelijkse leven door de bril van de socioloog
Er is nood aan sociologische verbeelding.
- Zien hoe zaken met elkaar reageren en hoe ze elkaar beïnvloeden.
- Het uitzonderlijke van het algemene kunnen onderscheiden.
- Kunnen betekenis geven aan wat we waarnemen.
Het sociale versus het individuele:
Wij hebben te maken met sociale structuren: maatschappelijke insttutes die a.d.h.v.
processen en mechanismen zorgen voor maatschappelijke orde.
Alledaagse fenomenen:
- Eten en drinken:
Hoe en wat mensen eten is afankelijk van de sociale en culturele context
(Bvb. met mes en vork/stokjes eten, kofe is momenteel “hip”)
- Sport:
Er zijn bepaalde sporten die een hogere sociale status weerspiegelen (hockey, surfen,
zeilen etc.), er is dus duidelijk een sociaal verschil tussen goedkope en dure sporten.
- Lifestyle:
Niet wat men is maar wat men lijkt, is belangrijk.
Denk ook aan het ideale vrouwelijke en mannelijke lichaam.
- Liefde:
Mensen huwen meestal binnen hetzelfde milieu (zelfde religie, herkomst, opleiding)
het vergemakkelijkt het communiceren, vermindert het risico op conficten etc.
“Alles is contnnent, maar niet arbitrair”
- Iets is contngent als het ook anders had kunnen zijn dan hoe het nu is, als het
varieert in tjd, plaats, omstandigheden etc.
Het is dus niet zo dat alles ook arbitrair/willekeurig is: het is niet omdat we iets
anders had kunnen doen dat er geen redenen zijn om het toch op deze manier te
doen.
1
, Padafankelijkheid: gebeurtenissen uit het verleden hebben een invloed op latere
toestanden en ontwikkelingen.
1.3 Een stap verder
Gezond verstand vs wetenschappelijke aanpak:
Ons gezond verstand biedt ons onmiddellijke antwoorden op concrete problemen, de
wetenschap zoekt naar verklaringen achter de zichtbare fenomenen.
Fenomenen:
- Echtscheiding:
De laatste jaren neemt het aantal echtscheidingen enorm toe, er zijn verschillende
sociale condites die hier mee oorzaak van zijn: tweeverdienersgezin (economisch
onafankelijk, meer sociale contacten buiten het gezin), minder sociale druk om
samen te blijven voor de kinderen, minder sociale controle door familie en kerk,
langere levensverwachtng, verandering in wetgeving (vb. homoseksuelen kunnen
huwen dus ook scheiden) etc.
- Zelfdoding:
Durkheim onderzocht volgens welke maatschappelijke factoren de suïcide-ratoos
varieerden (variabelen: religie, woonplaats, militaire opleiding etc.).
Conclusie: een gebrek of een teveel aan sociale integrate leidt tot meer
zelfdodingsgedrag
- Arbeid:
Het Latente Deprivatemodel ((ahoda): arbeid is meer dan een vorm van
inkomen (= manifeste functe), het heef ook enkele latente functes: sociale
contacten, collecteve doelen, status & identteit, structurering van
tjdsgebruik, vaardigheden verder ontwikkelen. Bij verlies van de latente
functes kan men te maken hebben met sociale uitsluitng.
Werkloosheid: er is een grote mismatch tussen hooggeschoolde vraag en
laaggeschoold aanbod.
Litteken-efect: hoe langer je werkloos bent, hoe kleiner de kans dat je ooit
nog volledig geïntegreerd geraakt op de arbeidsmarkt.
Kwaliteit van de arbeid:
Substanteel perspectef: in een welvarende samenleving moet aandacht
hebben voor het welzijn bij de arbeid. Arbeid is een lust.
Instrumenteel perspectef: er gaan veel kosten gepaard met een slechte
kwaliteit van arbeid (bvb. meer ziekten -> dokterskosten, verlaten van de
arbeidsmarkt etc.).
Dit was vroeger geen probleem omdat er voldoende arbeidsaanbod
was (babybooms en feminisering), maar nu vormt dit wel een
probleem, vandaar dat o.a. de pensioensleefijd verhoogd wordt.
(ob demand – job control model (Karasek): uit onderzoek blijkt dat enkel
acteve jobs (veel werkeisen & veel beslissingsruimte) niet ziek maken.
2
, B L e e r m o g e l ij k h e d e n
Laag W e rk d ru k Hoog
Hoog
Z in lo o s w e r k A c tie f w e r k
( lo w s t r a in )
R e g e lm o g e lijk h e d e n
(c o n tr o le )
P a s s ie f w e r k S lo p e n d w e r k
( h ig h s t r a i n )
Laag
A S t r e s s r is ic o 's
- Ziekte en dood:
Zijn het resultaat van individueel gedrag, maar er is ook een verband met de leef-,
werk- en woonomstandigheden (wat gelinkt is aan sociale status).
Levensverwachtng:
Laagopgeleiden hebben een kortere levensverwachtng dan hoogopgeleiden,
bij mannen is deze kloof groter dan bij vrouwen.
Verklaringen:
Artefactverklaringen zijn afankelijk van de onderzoeksmethoden en -
instrumenten. Bvb. d.m.v. self-report: laaggeschoolden zullen minder
snel hun gezondheidsproblemen registreren dan hooggeschoolden.
Sociale mobiliteit: een goede gezondheid draagt bij tot sociale stjging
(en omgekeerd). Zo concentreren mensen met gezondheidsproblemen
zich en is er een grotere kans op overlijden in de laagste sociale
klassen.
Sociaaleconomische status (indirecte efecten): leef-, woon-,
werkomstandigheden (trillingen, chemische stofen, monotone
arbeid,..) , levensstjl, kennis etc.
De afwezigheid van een ‘locus of controlo, een gevoel van
machteloosheid leidt bij laaggeschoolden vaak tot roken, ongezond
eten, alcoholgebruik etc.
1.4 Een eerste defnitie van sociologie
Sociolonie = de wetenschap die de maatschappelijke patronen en structuren bestudeert, in
hun ontstaan, voortbestaan en veranderen. Ook het bestuderen van het sociale handelen
van mensen in interacte met deze patronen en structuren.
- Positonele structuren:
zichtbaar via interacte- en communicatepatronen
d.m.v. observates van hoe vaak personen met elkaar in contact komen,
hoeveel tjd ze samen doorbrengen etc. krijg je een beeld van hoe die
personen in een netwerk gepositoneerd zijn (er bestaan allerlei verschillende
relates tussen actoren)
- Symbolische structuren:
waarden: collecteve opvaang over wat wenselijk is
3
, normen: collecteve, min of meer bindende gedragsregels (wetten, taboes,
gebruiken, beleefdheidsregels etc.)
insttutes: gevestgde structuren van het sociale leven (huwelijk, school,
vakantes etc.)
- Deze structuren staan in voortdurende wisselwerking met het sociaal handelen. Ze
zijn het resultaat van sociaal handelen, maar sturen ook het sociaal handelen.
- Handelen is sociaal handelen wanneer het (on)rechtstreeks beïnvloed wordt door het
handelen van anderen.
HS2: De samenleving is een veld van tegengestelde krachten
Marx: “de kapitalistsche productewijze is de echte oorzaak van armoede”
Weber: “de protestantse ethiek is een belangrijke factor voor het ontstaan van het moderne
kapitalisme, in latere stadia werd die ethiek verzwakt door dat kapitalisme”
Durkheim: “de arbeidsdeling verhoogt de collecteve welvaart en vermindert de traditonele
solidariteit en de morele normen, dit leidt tot normloosheid (anomie) wat het individueel
welzijn vermindert”
Perverse efecten = efecten die tegengesteld zijn aan de oorspronkelijke bedoeling
Toestanden en ontwikkelingen worden gestuurd door onvermoede maatschappelijke
factoren: de vier grote ‘krachteno.
Middelpuntvliedende efecten: trekken de samenleving uit elkaar
Middelpuntzoekende efecten: houden de samenleving samen
2.1 Individu en samenleving: een strijd van goed en kwaad?
Collectef conformisme
- Individuen zijn niet vrij en ongebonden
- De samenleving is geen onpersoonlijk gedrocht dat de vrijheid belemmert
- Bvb. mode: men wilt zich onderscheiden van de ‘grijze massao en tegelijk
conformeren/aanpassen aan de anderen => personen met macht bepalen wat in/uit
is
De mens is een ‘Mangelweseno: naast onze unieke persoonlijke eigenschappen zijn we ook
vertegenwoordigers van de samenleving. We gaan vaak geen relates aan omwille van
persoonlijkheden, maar omwille van posites in de samenleving (bvb. relate met de prof).
De arbeider vervreemdt van het product dat hij voortbrengt, het arbeidsproces (de arbeider
is een verlengstuk van de machine), zijn medemens (door onderlinge concurrente) en
zichzelf
De waarde die hij toevoegt aan het product moet hij afstaan aan de kapitaalbezitter
Marx: de vervreemding van arbeid(er) is typisch voor kapitalisme
Actor-factor dilemma:
- Individu: maakt deel uit van de samenleving (socialisate)
- Samenleving: gecreëerd door de interacterende individuen.
De maatschappelijke structuren en factoren (sociale krachten).
4
,Nature versus nurture
- “De mens is een sociaal wezen en wordt pas echt mens in een sociale context”
- Nature: de genetsche aanleg, erfelijke eigenschappen, lichamelijke kenmerken etc.
- Nurture: de opgroei van een persoon (socialisate: opvoeding via insttutes), de
invloed van de sociale omgeving op de ontwikkeling van iemands persoonlijkheid en
kansen/mogelijkheden
2.2 Een vat vol mogelijkheden en beperkingen
Mogelijkheden:
Gezondheidszorg, onderwijsmogelijkheden (massifcate: meer studenten en
vervrouwelijking van de studentenpopulate), kinderwens (bvb. ivf), digitale communicate
etc.
Beperkingen:
- Scheppen ruimte voor vrijheid, voorspelbaarheid en veiligheid.
- Sommige beperkingen liggen dieper: sociale krachten verkleinen/vergroten de
speelruimte van de mens
- Dispositonele factoren = factoren binnen een persoon, aatudes en perceptes
Situatonele factoren = factoren buiten een persoon
Omstandigheden en procedures die potentële deelnemers uitsluiten of
ontmoedigen (bvb. fysieke onbereikbaarheid, talenkennis, openingsuren etc.)
Hulpverleners kunnen (door hun uiterlijk of gedrag) optreden als
vraagverschrikkers/poortwachters
Drempels aan de kant van de potentële gebruiker: gebrek aan geld,
transport, kinderopvang
2.3 Solidariteit versus strijd
Solidariteit en cohesie
Solidariteit verwijst naar wat een groep/een organisate samenhoudt, zonder solidariteit kan
er geen sociale cohesie zijn.
- Warme solidariteit: gevoelens van samenhorigheid
- Koude solidariteit: mechanismen die in de samenleving zijn ontwikkeld en waardoor
het leven mogelijk of gemakkelijker wordt. We vertrouwen erop dat onze
medemensen hun werk zullen doen.
heef een ingrijpende en langdurige impact op ons leven
de doorgedreven vormen van arbeidsdeling hebben geleid tot een
‘veralgemeende afankelijkheido van de vele netwerken die we nodig hebben
om te overleven
denk aan de sociale zekerheid: ziekteverzekering, kinderbijslag, pensioenen
etc.
Paradox van de individualisering: maatschappelijke welvaart gaat samen met individuele
hulpeloosheid
5
,Mattheusefect: een deel van het hoger onderwijs wordt door de ouders van de studenten
betaald, het andere deel wordt vergoed door de overheid d.m.v. belastngen: m.a.w.
gezinnen die hun kinderen niet naar het hoger onderwijs sturen, betalen wel mee aan de
studies van beter gegoede gezinnen
Durkheim onderscheidt 2 types samenlevingen:
- de traditonele: een eenvoudige arbeidsdeling, mechanische solidariteit (homogene
cultuur, gemeenschapsbezit, altruïstsche zelfdoding etc.), individualisme is er niet,
afwijkend gedrag is onmogelijk
- de complexe/moderne: een doorgedreven arbeidsdeling, organische solidariteit
(verhoogd individualisme, privébezit, persoonlijke vormen van godsdienstbeleving
etc.)
veranderde afankelijkheid: we zijn van steeds meer steeds minder
afankelijk (interdependente)
vroeger zuilengemeenschap: o.b.v. de zuil waartoe je behoorde (socialist,
liberaal of katholiek) kon men van alles voorspellen nu shopping-gedrag: je
bent lid van een rode vakbond, leest een blauwe krant en stemt groen
gevoelsmatge solidariteit: treedt op bij actes tegen kanker of hongersnood
Samenleven betekent deel uitmaken van het collectef bewustzijn: we besefen dat we
samen met andere een gemeenschap vormen en we de eisen van die gemeenschap moeten
naleven, we ontlenen hieraan onze sociale identteit.
The dark side:
Solidariteit houdt groepen samen, maar sluit mensen ook soms op, denk aan: sektes en
gesloten ethische groepen. Te sterke cohesie kan leiden tot beperkte mobiliteitskansen voor
de leden.
Strijd en confict
De strijd gaat tussen individuen of groepen over schaarse sociale goederen (geld, macht en
status). Conficten zijn onvermijdelijk aangezien sociale actoren verschillende belangen en
doelstellingen hebben. Conficten zijn ook nodig, ze maken innovate mogelijk.
- Conservateven, progressieven, revolutonairen en reactonairen (willen terug naar de
premoderne tjd)
Ordesociolonen/functonalisten
- Alles wat bestaat in de samenleving draagt bij aan haar (voort)bestaan.
- De samenleving = een systeem dat streef naar evenwicht en elk confict/afwijking
van de norm ziet als iets negatef
- Als een insttute verzwakt/verdwijnt dan is de samenleving in gevaar
6
, Confictsociolonen
- Conficten zijn inherent aan de samenleving: het klassenconfict, conficten op het
domein van religie, taal en cultuur
- Bvb. etnocentrisme: de neiging om vreemde culturen af te keuren
Enkele conficten in België:
Koningskweste: confict omtrent de vraag of Leopold III als koning terug mocht keren
uit zijn ballingschap na zijn milde houding tjdens de nazibezeang => Vlaanderen
stemde pro, Wallonië contra
Schoolstrijd: confict omtrent de fnanciering van het katholieke onderwijs en het
rijksonderwijs (nu zijn beide gelijk gesubsidieerd)
Eenheidswet: men wou het land weer op de sporen krijgen na de steenkolencrisis
door de belastngen te verhogen en te besparen op defensie, onderwijs, pensioenen
etc. => veel stakingen, vooral in Wallonië
Taalstrijd
Individuele conficten:
- Belangenconfict: wanneer in een situate van relateve schaarste 2 actoren dezelfde
sociale goederen opeisen
- Waardenconfict: wanneer de ene actor, overtuigd van zijn eigen morele gelijk, zijn
opvaangen, waarden en normen oplegt aan de andere actor
Deze 2 conficten gaan vaak hand in hand
- Manifeste of latente conficten?
Een manifest/open confict is zichtbaar voor de actoren en toeschouwers
Een latent confict is aanwezig maar wordt niet waargenomen door
betrokkenen en zeker niet door toeschouwers (als het aan de oppervlakte
komt, wordt het manifest)
- Conficthantering: de middelen hiervoor zijn positoneel gebonden
- Een functoneel of disfunctoneel confict?
Een functoneel confict draagt bij tot de groei van het samenlevingsverband
Een disfunctoneel confict verhindert de vlotte werking van het betrokken
verband
2.4 Ongelijkheid versus gelijkheid
Voordelen van ongelijkheid:
- Een goede zaak voor de economie en de samenleving
- De inkomensongelijkheid was positef wanneer de 3 motoren van economische groei
en welvaart (arbeidsinspanning, talent, innovate) beloond werden.
- MAAR té grote verschillen bedreigen de sociale samenhang, wat nadelig is voor de
economische efciënte en stabiliteit
Nadelen van ongelijkheid:
- In landen met een grote inkomensongelijkheid komen er veel meer sociale
problemen voor: obesitas, onderwijsprestates, levensverwachtng, onveiligheid etc.
7