1. Inleidende tekst;
Evolutie biologee va het Ko i llikl eelgeichh n ctituut voor aatuureete chhappe (Kena)N zik er
voor het eerct i geeclaaged de li l e legegee tucce het aa geeleerd geedrage va diere e de vormi ge
va ieuee coorte . eiolooge Frederil He drihlx va het Kena cpreelt va ‘’ee zeer bela gerikle
o tdelli ge bi e de evolutiebiologeie’’.
De manier waarop soorten ontstaan is volgens Hendrickx al langer een vraagstuk binnen de
evolutebiologie. ‘’tot nu toe werd aangenomen dat nieuwe diersoorten ontstaan door ysieke
barrières tussen twee populates van dezel de soort, waardoor ze zich niet meer mengen en
genetsch van elkaar weg evolueren. %aar het ontstaan van nieuwe soorten binnen populates die
niet ysiek gescheiden zijn was veel minder duidelijk. Nu blijkt het gedrag daar de belangrijkste actor
te zijn’’, zegt Hendrickx.
De wetenschappers van het KBIN onderzochten twee populates van dezel de keversoort, die op
nauwelijks ten meter van elkaar in zoutmoerassen in Wzest-Frankrijk leven. De zogenaamde
‘’onderwatervariant’’ leef in gebieden die bij vloed telkens overstroomd worden en kan bijgevolg
uren aan een stuk onder water blijven. De ‘’vluchtvariant’’ daarentegen, leef in een stuk van het
moeras dat slechts een keer per jaar overstroomt en vertoont een ander gedragspatroon van zodra
het water komt vliegt deze variant weg naar droge oorden.
‘’Omgeevi ge bepaalt het geedrage’’
De evolutebiologen van het KBIN bootsen beide omgevingen na in een laboratorium en verdeelden
larven van de twee kevervarianten willekeurig. Ze ontdekten dat de gedragsverschillen zich al vroeg
in het larvale stadium ontwikkelen en dat het daarbij niet uitmaakt o de larven van de onderwater-
o van de vluchtvariant a stammen; ‘’De omgeving bepaalt het gedrag’’, verklaart Hendrickx.
Uiteindelijk is het dan het gedragsverschil dat leidt tot het ontstaan van nieuwe soorten, omdat de
twee varianten bijna uitsluitend in hun eigen habitat blijven. ‘’Op die manier mengen de populates
zich niet meer en kan een populate genetsch steeds meer van de andere gaan verschillen. ‘’Genen
zijn volgers, geen leiders’’, concludeert Hendrickx.
Vraage 1: Lees het artkel.
Onder welk van de 4 in de les besproken vormen van speciate valt de toepassing die hier
ontdekt is bij deze kevers? %otveer je antwoord. Twij el je? Zet dan de argumenten pro &
contra tegenover elkaar.
In het artkel spreekt men over ‘’varianten’’, is het niet beter om op basis van de resultaten
van dit experiment twee types kevers (vluchtende versus onderwater) als twee aparte
soorten te omschrijven? %otveer.
Vraage 2: Wzat versta je onder convergente evolute? Illustreer dit begrip aan de hand van twee
duidelijke voorbeelden (deze hoeven niet noodzakelijk uit de cursus te komen).
Convergente evolute is de evolute waarbij niet verwante dier soorten (groepen) op elkaar gaan
gelijken in vorm van uncte, maar er gaat een andere anatomische basis aan grondslag liggen.
, Een eerste voorbeeld hiervan is de lichaamsvorm van haaien en dolfjnen. Deze dieren komen uit
verschillende voorouders, maar hebben dezel de typische torpedo vorm gekregen omdat dit de
optmale stroomlijn is. Een tweede voorbeeld is de vleugel van een vogel en die van een vlinder. Ze
zijn alweer anatomisch zeer verschillend opgebouwd maar gaan voor een gelijkende uncte, namelijk
vliegen, dienen.
Vraage 3: Een hond heef vastgezeten in prikkeldraad, en heef hierdoor tal van scheur- en
snijwonden opgelopen die in onderstaande silhouetiguur gedocumenteerd worden. Beschrij zo
precies mogelijk de locate en uitbreiding (aangeduid door de bijbehorende pijl) van deze
verwondingen. %aak hierbij gebruik van geijkte anatomische terminologie. Bv.: ‘’Wonde 1 bevindt
zich dorsaal op de schof en breidt uit naar caudaal’’.
Wzonde 2 bevindt zich op de mediale zijde van de tarsus van het linker achterbeen
en breidt uit naar proximaal
Wzonde 3 bevindt zich op het rechter voorbeen, dorsaal op de carpus
en breidt uit naar lateraal naar distaal om palmair te eindigen
Wzonde 4 bevindt zich op de rechter fank net craniaal van de liesplooi
en breidt uit naar craniaal dorsaal
Wzonde 5 bevindt zich op de kop ter hoogte van de rechter laterale ooghoek
en breidt uit naar rostraal
Vraage 4: Teken in bovenste fguur een pijl die zo exact mogelijk wijst richtng het perineum.
Zie oranje pijl.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller AnieckE. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $9.79. You're not tied to anything after your purchase.