Samenvatting HC Pedagogiek en P&O 2.1 01 november 2023
Cultuurhistorische context eind 19e eeuw:
- Armoede; veel werken voor weinig geld
- Urbanisatie en industrialisatie (kleine gesloten gemeenschappen -> grote steden)
- Kleine huizen, veel mensen in 1 huis
- Hoge kindersterfte (40-50% overleed voor eerste levensjaar -> moeders waren pedagogisch
onwetend)
- Geen sociale voorzieningen vanuit overheid
- Zorgen om volksopstand -> Filantropische initiatieven (rijke vrouwen voor arme mensen
(volkskeukens, melk uitdelen)) -> eerste crèches ontstaan
1875: eerste bewaarschool (crèche):
- Alleen voor noodzakelijk werkende ‘zedelijke’ moeders (alleen als ze echt arm zijn en niet
vreemd zijn gegaan)
- Aandacht voor hygiëne en voeding
- Ambivalente houding overheid (zorgen over hoge kindersterfte, maar vrouwen moesten voor
kinderen zorgen ipv werken)
- Geen contact tussen moeder en verzorgster (kind doorgegeven via een doorgeefluik)
- Kinderen kregen kalmeringsmiddelen om het huilen tegen te gaan
1950-1980:
- Wederopbouw
- Toegenomen welvaart -> kindersterfte neemt af
- Niet genoeg arbeiders -> eerste gastarbeiders uit buitenland
- Ontstaan van verzorgingsstaat (overheid -> zorgverzekering, ouderschapsverlof, pensioen)
- Grotere morele vrijheid -> jongeren komen in opstand tegen burgerlijkheid van ouders
- 2e feministische golf (pil wordt geïntroduceerd, vrouwen nemen deel aan hoger onderwijs,
echtscheidingen nemen toe)
- Hechtingstheorie ontstaat (sensitief-responsief reageren) -> druk op moeders neemt toe
(kinderopvang wordt gezien als noodzakelijk kwaad)
Kinderopvang:
- Jaren 50-60: vraag kinderopvang neemt af (door welvaart is het leefbaar met 1 inkomen en
kan de ander voor het kind zorgen)
- Jaren 70-80: vraag kinderopvang neemt toe
- Hechtingstheorie creëert het psychisch fragiele kind (emotioneel afhankelijk van moeder)
- Meer aandacht voor pedagogische relatie PM-er en kinderen
- Crèche als middel tot maatschappelijke verandering (“vrijheid op de crèche -> betere
samenleving”)
1
,1980-2000:
- Jaren 80: economische crisis -> massale werkloosheid, overheid had geen geld voor
investeringen -> vraag naar kinderopvang daalt
- Vanaf jaren 90: neoliberalisme (marktdenken) -> overheid wordt gezien als inefficiënt
Kinderopvang vanaf jaren 90:
- Arbeidsmarktinstrument -> ouders kunnen hun kind daar kwijt om te kunnen werken
- Overheidsbeleid zorgt voor uitbereiding aanbod kinderopvang
- Tripartiete financiering (kinderopvang wordt door 3 partijen gefinancierd (overheid,
werkgever, ouders))
- Vooral hoger opgeleiden maken gebruik van kinderopvang (verandering tov vroeger, waar het
vooral arme mensen waren)
- 1995: kwaliteitsregels worden vastgelegd
Peuterspeelzaal:
1960-1990:
- In 1965 opgezet door groepen hoogopgeleide moeders
- Kinderen gelegenheid bieden om met leeftijdsgenootjes te spelen (voorbereiding op
schoolleven)
- Vooral gebruikt door hoogopgeleide ouders -> werd uiteindelijk buurtvoorziening voor alle
kinderen
Vanaf jaren 90:
- Overheidsbeleid om taalachterstanden te bestrijden: VVE (vroege voorschoolse educatie)
- VVE ook in kinderopvang en groep 1/2
- Per 2022: verplichte VVE-coach op locatie
- Vooral voorziening voor peuters in achterstandswijken
2000-nu: meer aandacht voor pedagogische kwaliteit
- 2005: eerste wet op de kinderopvang
- 2010: Wet Ontwikkelingskansen door Kwaliteit en Educatie (OKE)
- 2018: Wet harmonisatie kinderopvang en peuterspeelzaalwerk
- 2019-2025: Wet Innovatie Kwaliteit Kinderopvang (IKK)
3 maatschappelijke functies vd kinderopvang:
- Economische functie: middel zodat beide ouders aan het werk kunnen (verhoogt
arbeidskansen voor vrouwen)
- Educatieve functie: kan meerwaarde bieden tov wat kinderen thuis kunnen leren (grote focus
op ontwikkeling van het kind)
- Sociale functie: ontwikkeling van ouders -> vrouwen/eenoudergezinnen kunnen aan het
werk, mogelijkheid dat ouders elkaar kunnen ontmoeten
2
,Toename kinderdagverblijven -> zorgen over effect van de opvang voor kinderen
Marianne Riksen-Walraven: kwaliteit van de kinderopvang bepaalt het welbevinden van
kinderen (grootste effect bij kinderen die thuis weinig stimulerende omstan2digheden
hebben)
4 wettelijke basisdoelen voor kinderopvang:
1. Het bieden van een gevoel van veiligheid (herkenbare leidsters, herkenbare kinderen,
gestructureerd dagprogramma) -> belangrijkst; veilig gevoel is basisvoorwaarde om zich te
kunnen ontwikkelen
2. Het bevorderen vd persoonlijke competentie (bv veerkracht, zelfstandigheid,
zelfvertrouwen, flexibiliteit en ontwikkeling van bepaalde ontwikkelingsgebieden)
3. Het bevorderen vd sociale competentie (mogelijkheid om met andere kinderen te spelen, je
kunnen verplaatsen in de ander, goed communiceren, delen, samenwerken, helpen)
4. Socialisatie: het aanbieden van regels, normen en waarden (leren de meer algemene
waarden en normen, ontmoeten kinderen die niet op hen lijken)
Indicatoren van pedagogische kwaliteit:
1. Uitkomstmaat: het welbevinden en de ontwikkeling van kinderen (zegt niet alles over
kwaliteit vd opvang -> welbevinden komt vooral door thuissituatie)
2. Proceskwaliteit (proximale processen; processen van nabijheid): feitelijke ervaringen die
kinderen opdoen in hun interacties met de sociale en materiële omgeving (motoriek
ontwikkelen, zelfvertrouwen opbouwen, creativiteit ontwikkelen)
3. Structurele kwaliteit (distale processen; processen op afstand): kenmerken vd opvoeders en
de opvoedingssetting, eenvoudiger te meten dan proximale processen -> indirecte invloed op
het kind
- Interactie kind-leidster heeft meeste invloed op welbevinden van kind -> kind heeft namelijk
meer interactie met leidster dan met leeftijdsgenoten, leidsters zijn ouder en dus beter in
staat om veiligheid te creëren en ontwikkeling te stimuleren
- Minder kinderen per leidster (BKR) -> leidster is responsiever -> hoger welbevinden van het
kind
- Kleinere groep heeft positiever effect
- Sensitieve responsiviteit (bieden van emotionele steun) -> observeren, interpreteren,
adequaat reageren - scoort hoog
- Respect voor autonomie -> kinderen de kans geven om dingen zelf te doen/te proberen,
aankondigen wat je gaat doen - scoort hoog
- Structureren en grenzen stellen -> duidelijk maken wat je verwacht, zorgen dat ze zich
daaraan houden, optreden als de grenzen worden overtreden - scoort hoog
- Praten en uitleggen -> zeggen wat je aan het doen bent, communicatie moet afgestemd zijn
op het niveau van het kind, uitleggen waarom bepaald gedrag niet oké is - scoort in orde
- Ontwikkelingsstimulering -> bewust materiaal aanbieden op het niveau vd kinderen - scoort
matig
- Begeleiden van interacties tussen kinderen - scoort matig
Kwaliteit kinderopvang:
- Daalde toen er veel opvangen kwamen, stijgt weer wanneer er meer aandacht voor kwaliteit
kwam
- Emotionele kwaliteit is goed, educatieve kwaliteit scoort laag
- Welbevinden en betrokkenheid zijn redelijk goed
- Interactie met medewerkers: kwaliteit hoger bij BSO (oudere kinderen) en gastouder (minder
kinderen)
- Interactie met kinderen: hoger bij BSO (logisch; basisschoolkinderen)
Nederland scoort best goed
Nieuwe stappen in kwaliteit:
- Steeds meer aandacht voor het jonge kind
De eerste 1001 dagen vanaf de zwangerschap zijn kritiek (2 jaar en 9 maanden)
Plasticiteit van de hersenen -> eerste 18 mnd worden er mega veel verbindingen
gemaakt -> gevolgen voor de toekomst
Hechting en kwetsbaarheid is belangrijk -> zorgt voor mogelijkheid om verbindingen
te maken in de hersenen, onveilig gehechte kinderen gaan minder op ontdekking
- Wet Innovatie Kwaliteit Kinderopvang (IKK)
1. Ontwikkeling van het kind centraal
Werken met de 4 pedagogische doelen
Werken met een pedagogisch beleidsplan
Ieder kind heeft een mentor
Oudercommissie
Verplichte overdracht naar basisschool
2. Veiligheid kinderopvang
Veiligheids- en gezondheidsbeleid
Iedere pm-er een EHBO-certificaat
4
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller femkeveenstra. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.44. You're not tied to anything after your purchase.