Volledige samenvatting van het vak Basistechnologie, kennistoets 2.2 getoetst in kwartiel 2. De literatuur is voornamelijk afkomstig uit Harbers (in de pocket: Natuurkunde). Voor de samenvatting is de meest recente literatuur gebruikt. Ik heb met deze samenvatting een 9 gehaald op het tentamen.
O...
Het symbool voor kracht is F (force). De aantrekkingskracht van de aarde heet
zwaartekracht.
Spankracht: touw
Spierkracht: spieren
Veerkracht: veer
Wrijvingskracht: op een voorwerp
Magnetische kracht: de kracht die een magneet op ijzer uitoefent
Elektrische kracht: elektrisch geladen voorwerpen oefenen een elektrische kracht op elkaar
uit
Normaalkracht: een voorwerp dat op een vloer of tafel ligt valt niet verder naar beneden. Dat
komt omdat het ondersteunend oppervlak een normaalkracht op het voorwerp uitoefent.
Elke kracht heeft een grootte (lengte pijl), richting (richting pijl) en aangrijpingspunt (begin
van de pijl).
De grootte van een kracht meet je in newton (N).
Het aangrijpingspunt van een kracht is het punt waar de kracht op een voorwerp werkt.
Wanneer je tegen een voorwerp duwt of aan een voorwerp trekt is zichtbaar waar dat punt
ligt.
Massamiddelpunt/zwaartepunt: de plaats waar de zwaartekracht op een voorwerp aangrijpt.
Homogeen: het zwaartepunt ligt in het midden van het voorwerp.
De lijn door het aangrijpingspunt in de richting van de kracht heet de werklijn van de kracht.
De resulterende kracht (Fr) wordt ook wel de resultante of nettokracht genoemd.
- Zie bladzijde 99 !!!
Een moment van een kracht (M) wordt bepaald door de grootte van de kracht (F) en de arm
van de kracht (I). De arm is de loodrechte afstand van de werklijn van de kracht tot het
draaipunt.
- M=FxI
Een moment kan een draaiing linksom of rechtsom veroorzaken.
Bij een hefboom is er sprake van een voorwerp dat draaibaar is om een vast punt. Een
hefboom is in evenwicht als de som van de momenten linksom gelijk is aan de som van de
momenten rechtsom. Dit is de hefboomwet.
- F1 x I1 = F2 x I2
Met een hefboom kun je met een kleine kracht een grote kracht leveren.
Als je iets met een vaste katrol ophijst, verander je de richting van de kracht. De grootte van
de kracht blijft gelijk.
Met een losse katrol verander je niet de richting van de kracht, maar wel de grootte van de
kracht.
, Bij een takel maak je gebruik van een combinatie van vaste en losse katrollen. Naarmate het
touw over meer schijven loopt, is de kracht die je moet leveren kleiner.
Een voorwerp waar krachten op werken is in evenwicht als deze krachten samen geen effect
op het voorwerp hebben. Daarvoor moet aan twee voorwaarden voldaan zijn:
- De som van de krachten is nul
- De som van de momenten van de krachten is ten opzichte van een willekeurig punt
nul
Wanneer er op een voorwerp twee tegengestelde krachten met niet samenvallende
werklijnen werken, is er sprake van een koppel. Een koppel veroorzaakt een draaiing van het
voorwerp waarop het werkt. De draaiing ontstaat omdat niet aan de twee
evenwichtsvoorwaarden is voldaan. Voorbeelden zijn aan een autostuur of fietsstuur draaien.
Een voorwerp dat één steunpunt heeft, is in evenwicht als het zwaartepunt en het steunpunt
van het voorwerp zich in één verticale lijn bevinden. Afhankelijk van wat er gebeurt als het
voorwerp een beetje uit evenwicht raakt, is er sprake van één van de volgende evenwichten:
- Stabiel evenwicht: hiervan is sprake als het verstoren van een evenwicht tot gevolg
heeft dat het zwaartepunt van het voorwerp stijgt. De zwaartekracht trekt het
zwaartepunt naar beneden en zorgt dat het evenwicht zich herstelt, (bijv. knikker in
kuiltje, schilderij dat aan één spijker hangt en een tafel die op de vloer staat)
- Labiel evenwicht: als de verstoring van het evenwicht ervoor zorgt dat het
zwaartepunt daalt. De zwaartekracht zal het zwaartepunt naar beneden trekken en zo
het evenwicht nog sterker verstoren. (knikker die op een bal ligt of koorddanser op
het koord bijv.)
- Indifferent evenwicht: als verstoring van het evenwicht geen stijging of daling van het
zwaartepunt veroorzaakt. Bijv. knikker die op een glazen plaat ligt of een wiel dat vrij
kan draaien
Rechtlijnige bewegingen: bewegingen langs een rechte lijn
Bij elke beweging is er sprake van snelheid (v). Als de snelheid niet nul is zal er na verloop
van tijd (t) sprake zijn van een afgelegde weg (s).
S,t-diagram: een diagram waarin je de afgelegde weg tegen de tijd uitzet
V,t-diagram: een diagram met de snelheid uitgezet tegen de tijd
Eenparige rechtlijnige beweging: een beweging langs een rechte lijn met een constante
snelheid.
S=vxt
Vgem = s / t
Versnelde beweging: beweging waarbij de snelheid toeneemt.
Wanneer de toename van de snelheid constant is, is het en eenparig versnelde beweging.
De toename van de snelheid per seconde is de versnelling (a) in m/s2
Eenparig versnelde beweging: s = v x t + 0,5 at2 v = v + at
A = constant
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller KimMo. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.94. You're not tied to anything after your purchase.