Samenvatting van het vak Materieel Strafrecht (RGMSR00306). Een volledige bundeling van de hoorcolleges, de literatuur en de arresten. Zelf het vak gehaald met een 8.
Rechtsgoederen
Met een strafbepaling wordt een rechtsgoed beschermd. Het rechtsgoed heeft verschillende functies.
1. Legitimerende functie
Rechtvaardiging voor de wetgever om een strafbepaling te maken. Hoe? Zie ‘Typen delicten’.
2. Ordenende functie
Met het rechtsgoed als ratio kan het strafbare feit worden geordend en gerubriceerd in titels. Denk aan
de openbare orde in Titel V, het leven in Titel XIX, het vermogen in Titel XXII etc.
3. Interpretatieve functie
Het rechtsgoed kan helpen om het delict uit te leggen. Voorbeeld: Huisvredebreuk (art. 138 oud-Sr).
Dit artikel beoogde ‘bewoond gebied’ te beschermen. Binnendringen in een gekraakt pand werd
daarom niet beschouwd als huisvredebreuk (zie nu art. 138a Sr).
4. Kwalificatie uitsluitende functie
Soms beantwoordt de gedraging aan de delictsomschrijving, maar voorkomt het rechtsgoed dat de
gedraging als strafbaar feit wordt gekwalificeerd. Voorbeeld I: Heling (art. 416 Sr): Dit artikel beoogt
te voorkomen dat iemand wordt begunstigd door een strafbaar feit dat door een ander is gepleegd
(begunstigingsmisdrijf). Wegfietsen op een zelf gestolen fiets brengt geen begunstiging en dus ook
geen heling met zich mee.
Voorbeeld II: Kinderpornografie (art. 240b Sr): Dit artikel beoogt jeugdigen te beschermen tegen
seksueel misbruik en de exploitatie daarvan. Als als 18-jarige opnames maken van seks met vier
(instemmende) 13-17-jarigen brengt geen seksueel misbruik en dus ook geen kinderpornografie met
zich mee.
5. Strafbaarheid uitsluitende functie
Soms is een gedraging formeel wederrechtelijk (vervullen van de delictsomschrijving), maar brengt
het geen rechtsgoed in gevaar en ontbreekt dus de materiële wederrechtelijkheid. Strafbaarheid kan
dan toch worden uitgesloten. Voorbeeld: Veearts-arrest.
Een beroep wordt zelden gehonoreerd. Subsidiariteit is een (haast) onoverkomelijk struikelblok.
Daarnaast mag de rechter niet op de stoel van de wetgever gaan zitten én heeft hij reeds een ander
stuk gereedschap voorhanden: overmacht.
Voorbeelden uit de praktijk:
- Rijinstructeur die meent dat hij alleen zonder gordel goede rijles kan geven.
Rechter: vraag dan een ontheffing aan.
- Drugshandelaar die meent dat hij met hasjhandel het verhandelen van harddrugs bemoeilijkt.
Rechter: Opiumwet biedt geen ruimte voor een opvatting die de wetgever niet voor ogen had.
- Hennepteler die meent dat hij de Opiumwet niet overtreedt met goede, verantwoorde wiet.
Rechter: Dit strookt niet met de ratio van de Opiumwet.
‘Aan leerstukken als het onderhavige die zo oeverloos (telkens een andere interpretatie) en
onvruchtbaar zijn (rechter mag zelden honoreren) heeft de praktijk noch de theorie enige behoefte.’
Typen delicten
Krenkingsdelict: Strafbaarstelling van de krenking van een rechtsgoed.
Voorbeeld: Mishandeling (art. 300 Sr), krenking van de lichamelijke integriteit.
Gevaarzettingsdelict: Strafbaarstelling van de bedreiging van een rechtsgoed.
Voorbeeld: Verboden wapenbezit (art. 13 WWM), bedreiging van openbare orde.
,Abstract gevaarzettingsdelict: Gevaar hoeft niet verwezenlijkt of reëel te zijn.
Voorbeeld: Opruiing (art. 131 Sr), mogelijke bedreiging van rechtsgoed door ander strafbaar feit.
Concreet gevaarzettingsdelict: Gevaar moet zich hebben verwezenlijkt.
Voorbeeld: Brandstichting (art. 157 Sr), daadwerkelijke bedreiging van bijv. het leven.
Formeel delict: Een handeling is voldoende voor strafbaarheid.
Voorbeeld: Diefstal (art. 310 Sr), wegnemen is onder omstandigheden voldoende voor strafbaarheid.
Materieel delict: Gevolg is vereist voor strafbaarheid.
Voorbeeld: Doodslag (art. 287 Sr), een ander moet komen te overlijden.
Jurisprudentie
Wet Bodembescherming
Casus: A werd ten laste gelegd dat hij meststof op niet emissiearm over de bodem had verspreid. Ter
zitting voerde hij aan dat het milieu er op deze wijze beter bij was gebaat dan wanneer hij het niet zou
hebben gedaan (beroep op de materiële wederrechtelijkheid).
Essentie: Verweer gaat niet op. 1) Het is misschien beter voor de lucht en de bomen, maar de wet
beoogt ook bomen te beschermen. 2) Je had een ontheffing kunnen aanvragen (subsidiariteit).
3) Goedkeuring zal ertoe leiden dat de wet niet meer te handhaven is; rechter zou alles moeten gaan
controleren.
Levensgevaar te duchten
Essentie: Levensgevaar te duchten = levensgevaar moet ten tijde van de gevaarzettende gedraging
naar algemene ervaringsregels voorzienbaar zijn geweest. Als er zich geen personen bevinden bij de
plek van de gevaarzettende handeling, dan is er geen levensgevaar te duchten.
,Week 1B - Samenloop
Samenloop
Samenloop = Gelijktijdige, strafrechtelijke afdoening van een cumulatieve tenlastelegging van één of
meerdere gebeurtenissen die tot meerdere vervullingen van één of meer delictsomschrijvingen leiden.
Ratio = Voorkomen dat een verdachte wordt geconfronteerd met een opeenstapeling van delicten.
Bijzondere delicten
Soms wordt gesproken van eenheid van tijd en plaats, maar wordt wel meervoud gebruikt. Vervulling
leidt tot een enkelvoudige kwalificatie en is dus geen samenloop. Voorbeeld: voorhanden hebben van
munitie (art. 9 WWM) of handelingen van seksueel binnendringen (art. 242 Sr).
Let wel! Wanneer door één handeling meerdere gevolgen intreden, kan dat wel samenloop opleveren.
Elk gevolg levert immers een zelfstandige vervulling van de delictsomschrijving op. Voorbeeld: met
één bericht drie mensen schaden in hun goede naam (art. 261 Sr).
Eendaadse samenloop (art. 55 lid 1 Sr)
Vroeger
Strikte uitleg van het Oude Kijk in ‘t Jatstraat-arrest. Een man reed onder invloed (feit A) en had zijn
verlichting niet aan (feit B). Volgens de Hoge Raad was geen sprake van eendaadse samenloop, want:
1. Feiten moeten dezelfde strekking hebben
In casu: Niet het geval. Verschil tussen feit A (toestand bestuurder) en feit B (toestand auto).
2. Beide feiten moeten ‘innig’ met elkaar zijn verbonden (A leidt tot B)
In casu: Niet het geval. Denkbaar dat feit A zich op een ander moment voordoet dan feit B.
Met deze doctrine werd wel als eendaadse samenloop aangemerkt:
- Het in een auto vervoeren van heroïne (feit A) en het voorhanden hebben van heroïne (feit B).
- Het plegen van ontucht met een pupil; valt onder art. 246 Sr en art. 249 Sr.
Heden
Later werd eendaadse samenloop toch mogelijk bij enigszins uiteenlopende strekkingen van delicten.
Toen kwam de ruime uitleg van het 278 kilo coke-arrest. Sindsdien is vereist:
1. Eenheid van tijd en plaats
Een samenhangend, zich min of meer op dezelfde tijd en plaats afspelend feitencomplex
waarvan de verdachte één verwijt kan worden gemaakt;
2. Gelijksoortigheid van de betrokken delicten
Niet dusdanig uiteenlopende strekkingen van de overtreden strafbepalingen op grond waarvan
kan worden geoordeeld dat de verdachte van die handelingen één verwijt wordt gemaakt.
Met deze doctrine wordt wel als eendaadse samenloop aangemerkt:
- Voorbereidingshandeling voor een plofkraak (feit A) en de aanschaf van een wapen (feit B).
- Poging tot doodslag (feit A) en openlijke geweldpleging (feit B).
NB: Leven (feit A) en openbare orde (feit B) hebben min of meer een gelijke strekking.
- Poging tot diefstal met braak (feit A) en vernieling (feit B).
Echter, er is geen sprake van eendaadse samenloop in het geval van een diefstal met geweld (feit A)
en het bezit van een vuurwapen (feit B). Feit A maakt inbreuk op het vermogen, feit B maakt inbreuk
op het gevaar van verspreiding van wapens.
Voortgezette handeling (art. 56 Sr)
Verschillende strafbare feiten die de uiting zijn van één ongeoorloofd besluit. Dit kan dus alleen
ontstaan uit de vereniging van gelijksoortige misdrijven, hoe spoedig de opvolging ook is geweest!
, Na elkaar plaatsvindende handelingen, die elk onder een strafbepaling vallen. Vereisten:
1. Eén ongeoorloofd wilsbesluit
Verschillende, elkaar in tijd opvolgende handelingen die zo nauw met elkaar samenhangen
(o.g.v. één wilsbesluit) dat de verdachte daarvan één verwijt wordt gemaakt;
2. Gelijksoortigheid van de betrokken delicten
Niet dusdanig uiteenlopende strekkingen van de overtreden strafbepalingen op grond waarvan
kan worden geoordeeld dat de verdachte van die handelingen één verwijt wordt gemaakt.
Hetzelfde ongeoorloofde wilsbesluit = De dader moet van tevoren één besluit hebben genomen.
Voorbeeld: Verdachte gaat op boevenpad en pleegt achtereenvolgende diefstallen met braak.
Wel een voortgezette handeling:
- Eén geweldsuitbarsting waarbij is gestoken (feit A) en een oor is afgebeten (feit B).
In casu: Eén uitbarsting, dus één wilsbesluit + geen grote ongelijkheid tussen de delicten.
- Eén avond op boevenpad, waarbij X is bestolen (feit A) en Y is bestolen (feit B).
In casu: Eén besluit t.a.v. het bestelen + geen ongelijkheid tussen de delicten.
Geen voortgezette handeling
- Maandag inbreken en een deel van de buit stelen (feit A), volgende dag de rest (feit B).
In casu: Verschillende wilsbesluiten.
- Een boksbeugel stelen (feit A) en iemand er vervolgens mee slaan (feit B).
In casu: Met vermogen (feit A) en lichamelijke integriteit (feit B) uiteenlopende strekkingen.
- Beledigen (feit A) en daarna iemand mishandelen (feit B).
In casu: Met eerbaarheid (feit A) en lich. integriteit (feit B) uiteenlopende strekkingen.
Let op! Art. 56 Sr komt ook voor omissiedelicten, culpoze delicten en overtredingen in aanmerking!
Meerdaadse samenloop (art. 57-63 Sr)
Drie mogelijkheden:
1. Dezelfde tijd en plaats afspelend feitencomplex, maar geen eendaadse samenloop.
2. Opeenvolgende gebeurtenissen, maar geen voortgezette handeling.
3. Gelijktijdige vervolging van verschillende geheel los van elkaar staande gebeurtenissen.
Zo is dus meerdaadse samenloop:
- Eén zeer onvoorzichtige verkeersgedraging met twee doden als gevolg.
In casu: Niet één verwijt (geen ES) en geen handelingen (geen VH).
- Eén opzettelijk veroorzaakte explosie in een supermarkt met drie doden.
In casu: Niet één verwijt (geen ES) en geen handelingen (geen VH).
Strafmitigering bij meerdaadse samenloop
Bij meerdaadse samenloop kan de gevangenisstraf niet meer bedragen dan ⅓ boven het maximum.
Voorbeeld: 3 keer art. 310 Sr ten laste gelegd, dan is het maximum 5 jaar en 4 maanden.
Let op! Is de optelsom van de maximumstraf lager dan de ⅓ verhoging via art. 57 Sr? Dan moet de
laagste straf worden opgelegd. Voorbeeld: Diefstal (4 jaar) en wederspannigheid (1 jaar) leidt tot
maximaal 5 jaar i.p.v. 5 jaar en 4 maanden.
Art. 63 Sr: Indien iemand is veroordeeld voor een strafbaar feit en daarna voor een ander feit nog een
keer voor de rechter moet komen, dan moet de rechter ‘net doen’ alsof sprake is van samenloop.
Generalis/Specialis (art. 55 lid 2 Sr)
De bijzondere bepaling gaat vóór op de algemene bepaling. Twee smaken:
1. Logische specialiteit;
2. Systematische specialiteit.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller tjadamvan. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.40. You're not tied to anything after your purchase.