In dit document staat de complete begrippenlijst van de lesbrief Economische Modellen van de LWEO-methode. Alles staat op alfabetische volgorde, waardoor het makkelijker te leren is!De begrippenlijst is gemaakt mbv de begrippenzoeker van LWEO.
H1: Conjunctuur en structuur
Bestedingsevenwicht: De totale bestedingen in een land zijn gelijk aan de
productiecapaciteit van dat land.
Bezettingsgraad: De mate waarin de productiecapaciteit van een land of van een
onderneming wordt benut. De bezettingsgraad geeft aan in hoeverre de
productiecapaciteit wordt benut. Of: De verhouding tussen de werkelijke productie en
de productiecapaciteit uitgedrukt in procenten. In formule: (productie/
productiecapaciteit) × 100%.
Conjuncturele werkloosheid: Werkloosheid die een gevolg is van het tekort
schieten van de bestedingen ten opzichte van de productiecapaciteit, waardoor de
vraag naar arbeid kleiner is dan het aanbod van arbeid.
Conjunctuur (conjunctuurcyclus): Schommelingen in het niveau van de
bestedingen ten opzichte van de trendmatige groei. Anders gezegd: de golvende
beweging in de tijd van de productie, veroorzaakt doordat de bestedingen
afwisselend hoger en lager zijn dan de trendmatige beweging van de
productiecapaciteit.
Conjunctuurgolf: Geeft de afwijking van de effectieve vraag ten opzichte van de
productiecapaciteit weer.
Consumeren: Het kopen van goederen en diensten door gezinnen (particuliere
consumptie) en overheid (overheidsconsumptie) om in bestaande behoeften te
voorzien.
Depressie: Minstens twee kwartalen economische krimp gecombineerd met deflatie.
Economisch herstel (opgaande conjunctuur): Periode waarin de bestedingen
omhooggaan.
Effectieve vraag (totale bestedingen): De vraag die leidt tot bestedingen. De totale
vraag naar goederen en diensten door gezinnen, bedrijven, overheid en buitenland.
Export (uitvoer): Het verkopen van goederen en diensten aan het buitenland.
Import (invoer): Het kopen van goederen en diensten in het buitenland.
Investeren: Het aanschaffen van kapitaalgoederen door een onderneming of bedrijf:
het kopen van goederen of diensten om er verder mee te produceren.
Kapitaalgoederen: Goederen van een onderneming waarmee geproduceerd wordt
om een inkomen te verkrijgen. De productiefactor kapitaal omvat de fabrieken,
machines, gereedschappen, grondstoffen en voorraden eindproduct die bij de
productie worden ingezet. Synoniem: kapitaal.
Kapitaalgoederenvoorraad (kapitaalgoederen): Goederen die nodig zijn om
andere producten voort te brengen. De totale waarde van de hoeveelheid
kapitaalgoederen.
Krimp (economische krimp): Een daling van (het volume van) de productie.
Onderbesteding: De totale bestedingen zijn kleiner dan de (normale bezetting van
de) productiecapaciteit.
Overbesteding: De totale bestedingen zijn groter dan de (normale bezetting van de)
productiecapaciteit.
Overheidsbestedingen: De overheidsconsumptie plus de overheidsinvesteringen.
Overheidsconsumptie: De overheid schaft goederen en diensten aan voor direct
gebruik plus de betaalde ambtenarensalarissen.
Overheidsinvesteringen: De overheid schaft kapitaalgoederen aan, zoals wegen,
gebouwen en rioleringen.
, Begrippenlijst Economische Modellen
Productiecapaciteit: De hoeveelheid goederen die een land of een bedrijf maximaal
kan produceren in een periode (meestal een jaar).
Recessie: Afnemende economische groei beneden de trendmatige groei.
Algemeen: een terugval in de economische groei. Officieel: een daling van twee
kwartalen achter elkaar.
Structurele werkloosheid: Werkloosheid die ontstaat door blijvende veranderingen
in de economie zoals het vervangen van arbeid door machines, verplaatsing van
productie naar lagelonenlanden, verslechtering van de internationale
concurrentiepositie en door te hoge lonen.
Totale bestedingen (effectieve vraag): Totale vraag naar goederen en diensten
door gezinnen, bedrijven, overheid en buitenland.
Trendmatige groei (trend):
De gemiddelde groei van het bbp over een langere periode.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller ailyn. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.03. You're not tied to anything after your purchase.