100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting Levenslang leren & gelijke kansen (deel 1) $7.51   Add to cart

Summary

Samenvatting Levenslang leren & gelijke kansen (deel 1)

 10 views  0 purchase
  • Course
  • Institution
  • Book

Volledige samenvatting van het van Levenslang leren & gelijke kansen (P0S64a) van alle leerstof t.e.m. de paasvakantie! De samenvatting is gebaseerd op de structuur van de lessen, aangevuld met extra info uit het boek. Eind mei komt er een deel 2 (vanaf deel 5) van alle leerstof na de paasvakantie....

[Show more]

Preview 10 out of 53  pages

  • No
  • Enkel de pagina's te kennen
  • April 6, 2024
  • 53
  • 2023/2024
  • Summary
avatar-seller
LEVENSLANG LEREN EN GELIJKE KANSEN
INLEIDING
PRAKTISCHE INFO
 Doelstellingen:
o Concepten kennen en begrijpen  correct toepassen
o Basistheorieën mbt ongelijkheid
o Goed begrip hebben van de impact van onderwijs op de verdere
levensloopbaan  mechanismen
o Kritisch reflecteren op mogelijkheden en beperkingen op de
strategieën voor het verminderen van ongelijkheid
 Werkwijze:
o Hoorcollege 11-13u
o Teksten (af en toe verplicht)  te kennen voor het examen
 Leerstof:
o Ppt’s (belangrijkste)
o Soms ook videomateriaal ter illustratie  ook vragen over op
examen
o Handboek (4 hoofdstukken)
o Ppt’s deels op gebaseerd maar niet helemaal
o Bv. Structuur van ongelijkheid  vooral ppt
 Examen:
o Schriftelijk
o Gesloten boek
o Voornamelijk meerkeuze (zonder giscorrectie)
o 1 of 2 open vragen
o Kennis, inzicht + toepassingen
 Tips:
o Media bekijken
o Definities van concepten leren + belang van kunnen toepassingen!
o Grafieken bekijken  uit de les
o Oefenen  voorbeeldvragen responsiecolleges

GELIJKE KANSEN
Wat zijn gelijke kansen? Zeker aangezien bepaalde situaties en kenmerken die
hiertoe bijdragen exogeen zijn aan het schoolsysteem.

Eqality en equity zijn GEEN synoniemen.

 Equality provides each individual or group of people with the same
resources or opportunities.
 Equity acknowledges that different circumstances require specific
resources and opportunities to achieve an equal outcome.

,Gelijke kansen =

 Aan de start van de loopbaan
 Mensen starten niet vanuit dezelfde positie vanuit het onderwijs
o Heeft een impact op je schoolloopbaan
o Sommige mensen hebben dus meer voorsprong vanuit thuis dan
anderen

Gelijke behangdeling

 Tijdens het verloop van je schoolloopbaan
 Naast startpositie ook groot belang bij behandeling doorheen het traject
 Als je in onderwijs zit, wordt iedereen op dezelfde manier behandeld  ook
op structureel niveau.

Gelijke uitkomsten

 Na afloop van de schoolloopbaan
 Geraakt iedereen op het einde waar hij moet eindigen?
 Zelfs met eenzelfde diploma heb je niet per se dezelfde uitkomst als
iemand anders
o Link met achtergrond

De enige competentie dat je kan helpen in een vruchtbare samenleving is jezelf
aanpassen door steeds nieuwe dingen te leren en oude te vergeten.



=
rechtvaardi
g onderwijs




LEVENSLANG LEREN
Levenslang leren = het idee dat we naar een samenleving aan het evolueren
zijn die zo vloeibaar is dat het niet meer stabiel is (leren om onszelf en andere te
ondersteunen)

 We leven in een kennisgebaseerde samenleving
o Nu nog niet voorspellen welke zaken er nodig zijn in de toekomst om
te evolueren.
o Het is voor een samenleving steeds belangrijk om de leden ervan bij
te trainen.
o Bv. Niet voorspellen wat de job opportuniteiten binnen een paar jaar
gaan zijn.

,  We leven in een liquid society; alles is vloeibaar, niets staat vast en vaste
instituties verminderen hun impact.
o Belangrijke recourse is capaciteit om je snel aan te passen
o Belang van levenslang leren
o Na diploma dus blijven bijscholen


21st century skills

 We zetten momenteel vooral in op traditional skills maar we moeten ook
steeds meer en meer beginnen inzetten op 21 ste century skills!
 Wat scholen traditioneel bijbrengen (geletterdheid, wiskunde,
wetenschappen, …) is maar een deel van wat we gaan moeten kunnen in
de toekomst waar alles zeer veranderend is.
 We hebben ook competenties nodig als kritisch denken,
probleemoplossend zijn, creativiteit, communicatie, … + karakterskills
opbouwen.

Drie groepen

1. Karaktereigenschappen: belangrijk om deze te ontwikkelen vb. snel
kunnen aanpassen, initiatief nemen, leiderschap opnemen, kunnen
omgaan met verschillen, …
2. Competenties: creativiteit, communicatie, kritisch denken, samenwerken,

3. Functionele geletterdheid




Waarom focussen op onderwijskansen?

 Onderwijs is één van de belangrijkste dingen in de samenleving
o Impact op manier van samenleven
o Impact op type individu dat gecreëerd wordt

,Vb. impact onderwijs (zie grafiek)

 Welzijn: meer last mentale problemen bij lager opgeleidden (zoals
depressie en angststoornissen)
 Levensverwachting: hogere levensverwachting bij hoog opgeleidden
 Gezondheidsjaren: lager opgeleidden leven minder lang en minder gezond
 Relatievorming: lager opgeleide mannen moeilijker stabiele partnerrelatie
o Vrouwen trouwen vaker met hoogopgeleidde mannen
o Dus ook probleem voor hoogopgeleidde vrouwen
 Scheiding: laagopgeleidde koppels meer kans om te scheiden
o Ook kinderen uit gescheiden koppels minder kansen in onderwijs

Sociaal-economische status (SES) = gebaseerd op iemands opleiding, beroep en
inkomen

Waarom focussen op etnisch-culturele diversiteit?

 Blijvende diversiteit die enkel gaat toenemen  uitdaging voor onderwijs
en opvoeding
 We zijn niet voorbereid op culturele diversiteit, maar mits juiste aanpak is
het een verrijking
o Onderwijs op een andere manier aanpakken
o Bewust worden van bepaalde mechanismen die maken dat sommige
groepen het moeilijker hebben dan anderen
o “diagnose” stellen en oplossing aanbieden
 Onze samenleving leert ons denken/gedragen in hokjes (=
socialisatie)  pas als we iemand tegenkomen die het anders
doet, beseffen we hoe wij het zelf doen en geeft ons de kans
om nieuwe dingen te leren.
 Laatstejaars studenten lerarenopleiding slechts 17 % klaar om etnische
scholen te staan, het gevoel een diverse klas aan te kunnen
o Leraren vaak ook andere achtergrond dan leerlingen
o Verandering mogelijk!
 Problematisering vanuit beleid, publieke opinie, media
o Vaak getoond als schuld van leerlingen en ouders zelf  taal,
opvoeding, …
o Weinig gewezen naar onderwijs zelf
 Wat kunnen we binnen het onderwijs doen om tot betere
resultaten te komen?
 Nergens ter wereld is de etnisch-gekleurde onderwijskloof zo groot als in
Vlaanderen
o We slagen er niet in om tot leerpotentieel te komen van kinderen
met een migratieachtergond
 We hebben ook aandacht voor SES; uit onderzoek blijkt dat mensen met
migratieachtergrond vaak te maken hebben met armoede
 We negeren het probleem: sociale ongelijkheid is er nog steeds en
verdwijnt niet

,HOOFDSTUK 1: BEGRIPPENKADER
1) ETNICITEIT
Etniciteit = de maatschappelijk veronderstelde gemeenschappelijke afkomst
van een groep mensen.

I. in een groep van mensen

 Groep mensen NIET exoten want alles is etnisch
o Friet mayonaise even etnisch als een kebab
 Autochtonen worden niet gezien als dragers van etniciteit = dispensatie
van etniciteit
o Is dus fout  iedereen heeft een etniciteit
 Etnische meerderheid: in Vlaanderen; autochtonen (inboorlingen van
België)
 Etnische minderheden: maken een minder groot deel uit van de
samenleving; NIET allochtonen
o  Het woord allochtoon wordt gebruikt voor mensen met een niet-
westerse achtergrond. Maar een Belg in Nederland is eigenlijk ook
een allochtoon.
o Dit kan voor verwarring zorgen; om voor minder verwarring te
zorgen, maken we gebruik van de term etnische minderheden.
 Niet inherent aan mensen of een groep
o Staat niet vast
o Veel verschuivingen doorheen de tijd over demografische
meerderheden en minderheden

Labelinghstheorie = woorden hebben effectief een impact op mensen.

Majority-minority = de meerderheid bestaat uit een groep van heel veel
verschillende minderheden.

II. Etniciteit is een veronderstelling. Het is een sociale constructie.

 Sociale constructie
o = niet iets dat je kan vastpakken, maar iets gecreëerd in je hoofd
o Onderscheidt is meer in ons hoofd gemaakt en niet gebaseerd op
objectieve verschillen
 Niet biologisch
 Geen eigenschap
o Veranderd doorheen de tijd
 Iets wat we doen
o Extern; niet noodzakelijk wat je zelf denkt over je eigen afkomst
o Being ethnic = hoe je jezelf categoriseert, NIET hoe je jezelf
definieert (ik ben deels belg en deels chileens)
o Feeling ethnic = hoe je u voelt, jezelf identificeert (ik voel me
belg)

, o Doing ethnic = hoe je handelt, je gedraagt ivm etniciteit (ik voel
me belg maar ik dans typische chileense dansen)

III. Gemeenschappelijke afkomst

Kan verwijzen naar vele dimensies:
1. Nationale/regionale origine
2. Moedertaal
3. Religie
4. Ras
 Historisch en politieke invloed;
o Voor 9/11 lag de nadruk vooral op nationale origine.
o Na 9/11 lag de nadruk op religie.

DIMENSIES VAN ETNICITEIT
1. Nationale en regionale origine:
 Etniciteit verwijst (bij ons) vaak naar nationale/regionale origine  willen
weten waar mensen vandaan komen
 Gelinkt aan migratiegeschiedenis in Europa
o Periode 1: gastarbeiders om in de mijnen te werken
o Periode 2: gezinsherenigingsperiode (na immigratiestop)
o Periode 3: val van het ijzere gordijn  migratiestromen vanuit Oost-
Europa.
 Complex:
 Kwantitatief: aantal immigranten neemt sterk toe
 Kwalitatief: migratie veranderd van aard
o Nieuwe migratie is op vlak van socio-econ achtergrond en nationale
origine veel diverser
o Superdiversiteit  sterke interne heterogeniteit



 Nationaliteit is geen goede indicator voor etniciteit
o Naturalisatie; steeds meer ‘vreemdelingen’ kregen doorheen de
jaren Belgische nationaliteit
 Geen toevallige selectie (bv. Strafblad)
 Nieuwe indicator: geboorteland
o Rekening houden met afkomst van meerdere generaties
 1ste generatie immigranten = mensen die niet in België
geboren zijn maar naar hier geëmigreerd zijn
 2e generatie = de kinderen van de geëmigreerde ouders; de
kinderen zijn dus zelf wel in België geboren maar de ouders
niet
 3e generatie = de kleinkinderen van de geëmigreerde ouders;
de kinderen en ouders zijn dus zelf wel in België geboren
maar de grootouders niet
2. Moedertaal

, = de taal die je bij de geboorte hebt meegekregen

 Belang van taal
o Middel in naties om leden van de gemeenschap aan elkaar te binden
o Taal bevat concepten  manieren om te denken
o Creëert een groepsidentiteit
o In VL zeer belangrijk
 Machtsrelaties van talen bij stichting van BE heel anders
 Nu: meerderheid is eentalig Nederlands
 1/3 kinderen: meertalig (anderstalig)
o Gelijktijdig tweetalig
o Spreken geen Nederlands met mama
 Cijfers kind en gezin
 In BE verboden taalgegevens op te halen
 Taal is verwarrend als indicator voor etniciteit
o Moedertaal  vader kan ook andere taal spreken
o Geen officiële gegevens
 Wel registratie van thuistaal via school
 Schoolfinanciering  middelen om Nederlands aan te
leren

Thuistaal

 Meertaligheid = mensen die dat minstens twee talen frequent gebruiken
in hun dagelijkse leven
o Taalvaardigheid vs taalgebruik;
 Uitzonderlijk dat een meertalig persoon even goed en vot is in
beide talen
 Ene taal domineert de andere
 Afhankelijk van hoe hard je de taal nodig hebt en hoe
vaak je er aan wordt blootgesteld
 Soorten tweetaligheid
o Gelijktijdig tweetalig = één van de ouders spreekt Ned en de
andere spreekt een andere taal
 One parent, one language-strategy = de ene ouder spreekt
de ene taal met het kind en de andere ouder spreekt de
andere taal met het kind
o Opeenvolgend tweetalig = het kind krijgt thuis geen Nederlands
mee en spreekt thuis dus enkel een andere taal maar leert
Nederlands in formele contexten (bv. School, kinderopvang, hobby)
 Vaak voorkomend
 Complementariteitsprincipe
o = kinderen worden meertalig omdat ze verschillende talen nodig
hebben voor verschillende doeleinden, met verschillende mensen in
verschillende situaties
o Hebben verschillende talen nodig om zich te navigeren doorheen
contexten

,  Indien dit niet nodig zou zijn zouden kinderen niet meertalig
zijn
o Taal in verschillende domeinen;
 Sommige talen gebruiken in meerdere domeinen (bv. Ned op
school, vrienden, hobby)
 In sommige domeinen meerdere talen gebruiken (bv. Thuis
met ouders vs met zus of broer)
 Onwaarschijnlijk dat één taal alle domeinen overlapt

3. Religie
 Meerderheidsgroepen in VL
o Katholiek/Christen
o Seculieren (vrijzinnig/atheïst)
 Minderheidsgroepen in VL
o Moslims (slechts 7%)
o In VL steeds een overschatting van aandeel moslims in de
maatschappij (ong 27%)
o  etnische discussies gaan vaak over religie (bv. In media, politiek,
…)
 Beperkt onderzoek naar religie maar wel een belangrijke identicator
o Mensen zien dit vaak als eerste identicator

4. Ras
 Begrippen van ras:
1) Ras als biologisch of genetisch concept
o Ras is eigenlijk niet biologisch  onmogelijk om ras obv biologische
kenmerken te onderscheiden van elkaar
2) Ras als sociaal construct
o Bestaat wel in de beleving van mensen  we kunnen het zien en
handelen ernaar
o Het is dus wel een realiteit
o Verwijst naar een groep mensen met gelijkaardige uiterlijke
kenmerken die we kunnen observeren
 Wij spreken eerder over ‘migratieachtergrond’ dan over ‘ras’
o Negatieve connotatie  WOII/Holocaust
o In Anglosaksische wereld eerder een neutraal begrip
 Gebruik van het woord ras
o Ras = de veronderstelde gemeenschappelijke afkomst op basis van
uiterlijke kenmerken (zoals huidskleur, haarstijl, oogvorm, …)
 Blank = ongepast om een raciale groep te beschrijven
o Gebruiken ‘wit’ en ‘gekleurd’

,4. Cultuur
 Cultuur = is een gedeelde interpretatiekader bij een groep van mensen
waaruit gelijkaardige houdingen en handelingen ontstaan
1) Gedeeld interpretatiekader
o We begrijpen dingen op dezelfde manier
o Invloed op normen en waarden
2) Breed begrip
o Denk aan jongerencultuur, arbeiderscultuur, socio-economische
klassen, gender, leeftijd, …  kunnen ook bron zijn van een cultuur
o Manier van nadenken hangt wel samen bij mensen die in eenzelfde
cultuurgroep zijn geboren
o Etniciteit is soms een bron van cultuur maar niet altijd en zeker niet
de enige
o DUS; zelfs als een samenleving niet multi-etnisch is is ze wel
multicultureel
3) Gelijkaardig maar niet identiek
o Gelijkaardige houdingen en gedragingen  niet identiek tussen
iedereen die dezelfde cultuur deeld
o Je krijgt bepaalde contouren mee, maar geeft zelf vorm (agency)
4) Niet alle dimensies van etniciteit zijn cultureel
o Nationale origine, taal en religie vallen vaak samen met andere
interpretatiekaders
 Ras valt veel minder samen met een interpretatiekader
 Bv. Iemand afro-amerikaans die in de VS woont heeft een
volledig anders interpretatiekader dan iemand afro-
amerikaans die in de Sub-Sahara woont
 Etnisch-culturele minderheid (ECM) vs. Etnisch-raciale minderheid
o ECM is niet hetzelfde als etnisch-raciale minderheden
o Het interpretatiekader is niet altijd hetzelfde

Cultuur en symbolen
 Zie filmpje!
 Mensen leven in 2 werelden.
o De echte en de ‘niet realistische/gemaakte’ wereld.

, o We leven net als de dieren in de echte/materialistische wereld met
concreet materiaal maar we hebben tegelijk een tweede wereld met
dingen die niet bestaan. Bv. Geld  dieren hebben dat niet.
 Als je een individu tov een aap zet dan wint de aap, maar zet je heel veel
mensen tov heel veel apen winnen de mensen.
o Wij mensen kunnen ons organiseren en we zijn flexibel.
o Een apengroep van duizenden zouden nooit een sportpaleis kunnen
laten draaien, het zou chaos hebben. Maar een aap zou ook nooit
een stukje papier (geld) omruilen voor bananen.
o  Wij mensen leven dus in twee werelden omdat we de capaciteit
hebben om ons in grote aantallen te organiseren en flexibel kunnen
reageren op gebeurtenissen.
 Wat bedoelen we met symbolen en cultuur?
 Mensen lijken beter te zijn in het doorgeven van cultuur dan andere
diersoorten. Want ze kunnen veel gemakkelijker symbolen doorgeven.
Vb. Als we een vredesduif laten zien weet iedereen wat het betekent.
 Mensen die dezelfde symbolen gebruiken, leven in dezelfde
belevingswereld.

Kenmerken symbool:

 Een symbool = alles wat door leden van een groep die eenzelfde cultuur
delen wordt herkend als een drager van betekenis
o Mensen die dezelfde symbolen herkennen leven in eenzelfde
betekeniswereld
o Altijd een onderscheidt tussen het symbool zelf en de fysische
drager.
o Bv. Vredesduif
 Betekenis die niet per se voortvloeit uit de fysieke
 Wij hebben die betekenis zelf aan dat symbool toegekend
o Symbolen leiden tot symbolisch handelen
o Bv. Witte vlag zwaaien
o Symbool zien doet je handelen maar die handeling is los van de
drager van het symbool
o Respons wordt uitgelegd door de betekenis die we toe-eigenen aan
het symbool
 Cultuurshock: je bent niet meer in staat de symbolen in je omgeving te
lezen en voelt je geïsoleerd
 Kracht van symbolen wordt duidelijk wanneer je u in een situatie bevindt
waar je de symbolen niet meer herkent en ze niet kan lezen
 Vb. Voor sommige culturen is de hijab een symbool van vrijheid. Voor
anderen is dit juist niet zo het geval. Zij hebben hier een andere
mening/interpretatie over.

2) IDENTITEIT
Hoe identificeren mensen zich?

 Soorten identiteien

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller inakeuppens. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $7.51. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

67866 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$7.51
  • (0)
  Add to cart