In dit document wordt het vak 'Belasting- en verzekeringsrecht', ook wel 'Brede kennis belasting- en verzekeringsrecht ' duidelijk en beknopt uitgelegd met behulp van relevante wetsartikelen. Er is gebruik gemaakt van verschillende termen en codes die voorkomen tijdens het tentamen van het leerjaar...
Examennaam Brede kennis belasting- en verzekeringsrecht
Kwalificatiedossier en cohort Business Services 2022 en verder
Profiel, niveau en crebocode P5: Legal, Insurance & HR Services 25726
Specialist, niveau 4
Kerntaak P5-K1: Ondersteunt bij juridische en HR-
adviestrajecten
,Brede kennis van belastingrecht (waaronder de belangrijkste begrippen loon- en
inkomstenbelasting) (47%)
Code 1.1 – De kandidaat benoemt welk overheidsorgaan of welke overheidsinstantie een gegeven belasting
of heffing kan opleggen.
De overheid is van oudsher onderverdeeld in verschillende bestuurslagen. We onderscheiden onder meer: Het
Rijk (de centrale overheid), de provincie, de gemeente en de waterschappen.
We spreken dus over rijks-, provinciale, gemeentelijke en waterschapsbelastingen.
Het Rijk heft de grootste belastingen (Rijksbelastingen) waaruit voor de (centrale) overheid de meeste
inkomsten voortvloeien. Denk bijvoorbeeld aan:
- Omzetbelasting;
- Loon- en inkomstenbelasting;
- Vennootschapsbelasting;
- Erfbelasting;
- Kansspelbelasting;
- Dividendbelasting;;
- Motorrijtuigenbelasting
- Overdrachtsbelasting;
- Accijnzen.
Door de provincie worden zogenoemde ‘opcenten’ (provinciale belasting) geheven die door de houder van een
motorvoertuig moeten worden betaald, samen met de motorrijtuigenbelasting.
De gemeenten worden ook belastingen geheven. Zie code 2.1 voor de meest voorkomende gemeentelijke
belastingen, waaronder: onroerendezaakbelasting (OZB), precariobelasting, forensenbelasting,
toeristenbelasting, parkeerbelasting, hondenbelasting, rioolrechten en reinigingsheffing.
Om de kwaliteit van het waterbeheer te waarborgen, wordt door waterschappen eveneens belasting geheven,
de zogenoemde waterschapsbelasting.
Daarnaast wordt er ook nog onderscheid gemaakt tussen directe en indirecte belastingen:
Directe belastingen
Worden geheven van inkomsten, winst en vermogen. De ‘eigenaar’ van het inkomen, winst of vermogen
betaalt zelf de belasting. Voorbeeld van een directe belasting is een inkomstenbelasting.
Indirecte belastingen
Hier wordt de waarde van een bepaald goed of een bepaalde dienst verhoogd met belasting. Voorbeeld van
een indirecte belasting is bijvoorbeeld accijns, BTW.
Code 1.2 – De kandidaat motiveert in een situatie of iemand inkomstenbelasting is verschuldigd.
In beginsel kan iedere natuurlijke persoon belastingplichtig voor de inkomstenbelasting zijn. Bijvoorbeeld:
- Nederlanders en buitenlanders;
- Meerderjarigen en minderjarigen;
- Gehuwden en ongehuwden;
- Ingezetenen en niet-ingezetenen.
Rechtspersonen (zoals een nv, bv, stichting of vereniging) zijn geen natuurlijke personen en vallen dus niet
onder de inkomstenbelasting.
Voor het systeem van de Wet Inkomstenbelasting 2001 worden twee categorieën belastingplichtige
onderscheiden:
- Natuurlijke personen die in Nederland wonen (binnenlands belastingplichtige)
, - Natuurlijke personen die niet in Nederland wonen, maar wel van een binnenlands inkomen genieten
(buitenlands belastingplichtige).
Binnenlands belastingplichtigen
Iemand die blijvend in Nederland woont, heet een ingezetene. Een ingezetene is iemand die rechtmatig in
Nederland verblijft. Hij is dus binnenlands belastingplichtig en wordt in Nederland belast voor zijn gehele
inkomen (waar ter wereld hij het inkomen ook heeft verdiend = wereldinkomen).
Buitenlands belastingplichtigen
Buitenlands belastingplichtig is de persoon die niet in Nederland woont, maar wel inkomen geniet in
Nederland. Hij heeft geen belastingplicht ten aanzien van zijn wereldinkomen. Wel heeft hij een beperkte
belastingplicht: alleen het inkomen dat hij in Nederland geniet, is belast voor de inkomstenbelasting.
Dubbele belasting
Als een binnenlands belastingplichtige belast wordt voor zijn wereldinkomen, is het natuurlijk mogelijk dat hij
ook in een ander land belastingplichtig is voor zijn inkomen volgens de wetgeving in dat land. Het gevolg kan
zijn dat zijn inkomen dubbel wordt belast en dat is onrechtvaardig. Daarom heeft Nederland met veel landen
verdragen gesloten die moeten voorkomen dat inkomsten van een belastingplichtige dubbel worden belast.
Zo’n verdrag bevat regels waardoor slechts eenmaal belasting wordt geheven.
Inkomstenbelasting wordt geheven over het totale belastbare inkomen dat de belastingplichtige in een tijdvak
van 1 jaar heeft genoten. De persoon van die belasting wordt geheven wordt belastingsubject genoemd.
Hetgeen waar belasting over wordt geheven is het belastingobject.
Code 1.3 - De kandidaat berekent in een situatie en eventueel een gegeven heffingskorting hoeveel
inkomstenbelasting iemand verschuldigd is in een bepaalde box.
Zie de bijlage.
Zie code 1.7 voor de uitleg van de verschillende heffingskortingen.
Code 1.4 - De kandidaat legt uit wat het verband is tussen de loon- en de inkomstenbelasting.
De loonbelasting (LB) werkt als voorheffing op de inkomstenbelasting (IB).
Werknemers betalen loonbelasting op hun salaris en dit wordt beschouwd als een voorheffing op hun
uiteindelijke inkomstenbelastingverplichting. Wanneer ze hun belastingaangifte indienen, wordt de reeds
betaalde loonbelasting in rekening gebracht, en afhankelijk van hun totale belastbare inkomen, kunnen ze
recht hebben op een teruggave of moeten ze mogelijk extra belasting betalen.
Code 1.5 - De kandidaat stelt in een situatie vast welke aftrekpost(en) van toepassing is/zijn.
Zie de bijlage.
Code 1.6 - De kandidaat stelt in een situatie vast in welke box een inkomstenbestanddeel valt.
Zie de bijlage.
Code 1.7 - De kandidaat motiveert in een situatie of voldaan wordt aan de voorwaarden voor een algemene
heffingskorting, arbeidskorting en inkomensafhankelijke combinatiekorting.
Zie bijlage.
Code 1.8 - De kandidaat berekent in een situatie de persoonsgebonden aftrek voor studiekosten of
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller sannedehoogh. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $7.04. You're not tied to anything after your purchase.