Uitgebreide samenvatting van het boek kinder- en jeugdpsychiatrie van Frank Verhulst. Deze samenvatting bevat de hoofdstukken 1,2,5,6,7,8,9,10,11,12,13,14&15.
Hoofdstuk 1 – Het vakgebied kinder- en jeugdpsychiatrie
Bijna iedere jeugdige heeft tijdens zijn ontwikkeling wel eens een periode gehad waarin hun gedrag
enigszins problematisch was. Dit hoeft niet direct een psychiatrische stoornis te zijn, omdat het vaak
tijdelijk is en er geen professionele hulp nodig is. Zijn gedrags-, emotionele of sociale problemen
ernstig of langdurig en wordt hierdoor het dagelijks functioneren ernstig beperkt, dan kan er wel
sprake zijn van een psychiatrische stoornis.
Een psychische stoornis is een samenstel van problemen op het gebied van de cognitieve functies, de
emotieregulatie of het gedrag van een persoon. Deze problemen zijn een uiting van een disfunctie in
het psychologische, biologische of ontwikkelingsprocessen die ten grondslag liggen aan het
psychische functioneren. Psychische stoornissen gaan gepaard met lijden en/of sociaal
disfunctioneren.
Psychiatrie en psychopathologie gaan hand in hand: de psychiatrische praktijk wordt ondersteund door
wetenschappelijk denken en onderzoek.
De psychiatrie verenigt twee benaderingen: een empathisch begrijpende of ‘Verstehende’ versus een
systematisch, rationeel-verklarende of ‘Erklärende’. In de praktijk hebben beide invalshoeken een
plaats en zal de hulpverlener moeten kunnen schakelen tussen het toepassen van op algemene
wetmatigheden rustende wetenschappelijke kennis en het intuïtief-empathisch kunnen begrijpen van
unieke kenmerken en achtergronden van het individu.
De psychiatrie voor kinderen en jeugdigen verschilt op essentiële punten van de psychiatrie voor
volwassenen:
Kinderen en jeugdigen zoeken meestal niet zelf hulp voor hun problemen;
Kinderen en jeugdigen zijn afhankelijk van het gezin en hun functioneren houdt vaak direct
verband met de gezinssituatie;
Bij het beoordelen van problemen bij kinderen en jeugdigen speelt de ontwikkeling een
centrale rol;
Bij het diagnostisch onderzoek van kinderen en jeugdigen worden gegevens van andere
informanten dan de patiënt zelf sterk meegewogen;
Interventietechnieken en de organisatie van zorg voor kinderen en jeugdigen wijken af van die
voor volwassenen.
Hoofdstuk 2 – Diagnostiek
Inleiding
Het diagnostische proces bestaat uit twee onderdelen:
1. Het verkrijgen van informatie over klachten en symptomen (het diagnostisch onderzoek); en
2. Het maken van een samenvattende conclusie (het stellen van de diagnose)
Om een goed beeld te krijgen van de problemen van een kind of jeugdige is het nodig om informatie
vanuit verschillende bronnen te krijgen. De vier belangrijkste zijn:
Ouders
Leerkrachten
Kinderen en jeugdigen zelf
Hulpverleners
Er zijn drie methoden om diagnostische gegevens te verkrijgen:
Ongestructureerde methoden, bijvoorbeeld een gesprek met de ouders, een gesprek met het
kind en observaties tijdens het gesprek
, Gestructureerde methoden, bijvoorbeeld het laten invullen van vragenlijsten door ouders,
leerkracht of jeugdige zelf
Gestandaardiseerde tests of onderzoeken, bijvoorbeeld het algemeen lichamelijk en
neurologisch onderzoek, een psychologische test en technisch onderzoek
Het psychiatrisch onderzoek van kinderen en jeugdigen bestaat uit vijf componenten verdeeld over
drie informatiebronnen:
1. Informatie van de ouders: redenen voor het zoeken van hulp, de hoofdklacht, de
ontwikkelingsanamnese, etc.
2. Informatie van de leerkracht: informatie over leerprestaties, het gedrag van het kind in de klas
en op het plein, etc.
3. Informatie van het kind of de jeugdige
a. Onderzoek naar de cognitieve functies en het sociaal-emotioneel functioneren
b. Lichamelijk en technisch onderzoek
c. Het gesprek met het kind of de jeugdige
Na de bespreking van de onderdelen en de verschillende methoden van het psychiatrisch diagnostisch
onderzoek van kinderen en jeugdigen, worden de volgorde van de verschillende stappen van het
verzamelen van informatie en het opstellen van een diagnostische formulering in kaart gebracht.
De hulpvraag en het uitdiepen van de hoofdklacht
De vraag die in eerst instantie beantwoord moet worden, is waarom voor dit kind of deze jeugdige en
juist op dit moment om hulp wordt gevraagd. Het is belangrijk een beeld te krijgen van de ernst en
acuutheid van de problemen. In het eerste contact wordt de basis gelegd voor het verdere diagnostisch
onderzoek en de behandeling.
Vragenlijsten
Er zijn twee soorten vragenlijsten:
1. Vragenlijsten waarmee een breed scala van problemen kan worden vastgesteld, generieke
vragenlijsten
2. Vragenlijsten die gericht zijn op een specifiek gebied van problemen, zoals depressie, autisme
of ADHD.
Diagnostisch onderzoek
Het diagnostisch onderzoek bestaat uit een gesprek met de ouders, een gesprek met het kind of de
jeugdige zelf, een gesprek met de leerkracht en eventueel uit het afnemen van tests.
Het gesprek met de ouders wordt gebruikt om de volgende aspecten uit te diepen:
De ontwikkelingsanamnese
Het huidig functioneren van kind of jeugdige
De gezins- en familieanamnese
Ontwikkelingsanamnese: de meeste problemen ontstaan niet plotseling, maar hebben voorlopers die
bij het afnemen van de voorgeschiedenis aan de orde komen. De voorgeschiedenis kan informatie
opleveren over mogelijke etiologische factoren.
Het gesprek met het kind of de jeugdige bestaat uit drie componenten:
Het vraaggesprek waarin de hulpvraag, het huidige functioneren en de motivatie voor de
behandeling besproken wordt
, Het geven van opdrachten, zoals motoriekopdrachten, het laten maken van een tekening of
puzzel
Observaties tijdens het gesprek
In het gesprek met de leerkracht worden het gedrag van het kind of de jeugdige, de relatie met de
leerkracht, de schoolprestaties en het sociale functioneren besproken.
Diagnostische formulering
De veelheid van diagnostische informatie afkomstig van diverse informanten en verkregen op
verschillende manieren moet door de hulpverlener vergeleken worden. Discrepanties moeten
opgehelderd worden en eventueel besluiten of er meer of andere informatie verzameld moet worden.
Classificatie is het groeperen van individuen op basis van hun onderscheidende kenmerken.
Afhankelijk van de stand van de wetenschap worden ziekten ingedeeld op basis van etiologie,
anatomische of fysiologische afwijkingen, of op basis van manifeste symptomen. In de psychiatrie zijn
het de symptomen die de basis vormen van het classificatiesysteem en spelen etiologisch factoren hier
nauwelijks een rol. Een aantal bij elkaar voorkomende symptomen wordt een syndroom genoemd. In
de psychiatrie wordt in plaats van syndroom ook wel gesproken van stoornis.
Geprobeerd wordt om een idee te krijgen van het verband tussen de risico- en beschermende factoren,
en het functioneren van het kind of de jeugdige. Deze factoren kunnen aanwezig zijn in het kind zelf,
in het gezin of in de wijdere omgeving, zoals de vriendenkring, de school of de buurt. Het gaat hierbij
om factoren in het verleden en heden.
Genetische risico’s spelen een belangrijke rol bij het ontstaan en aanhouden van alle vormen
van psychopathologie. Het is daarom van belang na te gaan of de psychische stoornissen in de familie
voorkomen, vooral bij ouders en bij broers en zussen.
Het classificeren van de problemen van een kind volgens de DSM-5 is niets anders dan benadrukken
dat een aantal kenmerken van dit ene kind gelijkenis vertoont met dat van andere kinderen met
dezelfde stoornis. Een diagnostische formulering moet de volgende elementen bevatten:
Leeftijd en geslacht
Intelligentie
DSM-5-classificatie
Overige symptomen die van belang kunnen zijn
Leeftijd van het ontstaan en beloop van de klachten
Effect van de symptomen op het functioneren thuis, op school en omgeving
Risicofactoren en beschermende factoren die van belang zijn voor de prognose
Vroeger werden er verschillende benamingen gegeven aan in essentie dezelfde stoornis.
Tegenwoordig wordt dit omschreven met de term 'autismespectrumstoornis' (ASS), of in de
Angelsaksische literatuur 'autism spectrum disorder' (ASD).
Autismespectrumstoornis wordt gekenmerkt door een vroeg begin en door ernstige en
chronische beperkingen in het dagelijks functioneren. Centraal staan stoornissen in de ontwikkeling
van sociale en communicatieve vaardigheden en in de ontwikkeling van leeftijdsadequate interesses,
gedragspatronen en activiteiten. Kinderen met ASS kunnen zeer grote verschillen tonen in IQ, die
kunnen variëren van ernstig verstandelijk gehandicapt tot hoog functionerend en intelligent.
De tot voor kort gangbare onderverdeling binnen het domein pervasieve
ontwikkelingsstoornissen is met de komst van de DSM-5 vervallen. Genetisch, neurocognitief en
neuro-anatomisch onderzoek kon geen consistente verschillen aantonen tussen verschillende
, diagnostische subcategorieën van de pervasieve ontwikkelingsstoornissen. Dit was de reden waarom
er in de DSM-5 voor één categorie is gekozen: autismespectrumstoornissen (ASS). Het Rett-syndroom
en de desintegratieve stoornis van de kinderleeftijd (syndroom van Heller) zijn niet meer apart in de
DSM opgenomen.
Diagnostische kenmerken
De twee hoofdkenmerken van de autismespectrumstoornissen zijn:
1. Problemen met de wederkerige sociale communicatie en sociale interactie;
2. Beperkte, repetitieve gedragspatronen, interesses en activiteiten.
Deze problemen zijn aanwezig vanaf de vroege kindertijd en beperken of verstoren het dagelijks
leven. De gemiddelde leeftijd waarop de diagnose ASS gesteld wordt is de laatste jaren steeds lager.
Er zijn geen biologische 'markers' voor ASS, dus de diagnose moet gesteld worden op basis van
gedragskenmerken.
Lichte gevallen binnen het autismespectrum zijn moeilijker te herkennen op jonge leeftijd. Het
gebrek aan tijdige en juiste diagnostiek van ASS is zorgelijk, omdat vroege intensieve interventie een
betere uitkomst geeft. Het stellen van de diagnose opent de poort naar gerichte hulpverlening,
financiering van noodzakelijke zorg en aangepast onderwijs.
Problemen met de wederkerige sociale communicatie en sociale interactie
Problemen met reciproque sociale communicatie en interactie en met het vermogen om relaties met
anderen aan te gaan vormen de kern van ASS. De problemen met wederkerige sociale communicatie
en sociale interactie zijn onder te verdelen in:
1. Deficiënties in de sociaal-emotionele wederkerigheid
2. Deficiënties in non-verbaal communicatief gedrag
3. Deficiënties in het ontwikkelen, onderhouden en begrijpen van relaties.
(1) Deficiënties in de sociaal-emotionele wederkerigheid.
De sociale communicatie is niet goed afgestemd op de ander, het kind met ASS kan zich niet
verplaatsen in het perspectief van de ander. Jonge kinderen met ASS vertonen nauwelijks initiatieven
tot sociale interactie en kunnen geen emoties met anderen delen. Kinderen met ASS hebben
problemen met gedragingen die gerekend worden tot normaal hechtingsgedrag. Ze zijn dan ook
minder veilig gehecht aan hun ouders dan normale kinderen, hoewel dit verschil minder groot is
naarmate hun IQ hoger is.
Op latere leeftijd blijken de problemen uit het onvermogen om met complexe sociale signalen
en situaties om te gaan. Wanneer en hoe een gesprek aan te gaan, of aanvoelen wat men wel of niet
kan zeggen in een bepaalde sociale context, hoe te reageren op sociale situaties die licht afwijken van
waar men mee bekend is, zijn voorbeelden waar het gebrek aan gevoeligheid voor de vaak subtiele
aanwijzingen binnen de sociale context een probleem vormt.
(2) Deficiënties in de non-verbale sociale communicatie.
Niet alleen de spraak- en taalontwikkeling is gestoord, ook het begrijpen, imiteren en hanteren van
gebaren is afwezig of sterk gestoord bij kinderen met ASS. Zij hebben en beperkte repertoire aan
sociaal betekenisvolle gezichtsexpressies en vallen op door hun vreemde oogcontact. Ook hebben
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller femkeriem. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.40. You're not tied to anything after your purchase.