Samenvatting gehele boek 'Inleiding organisatiekunde' van Loen ten Berge en Marco Oteman, 6e druk ISBN5234.
Technische Bedrijfskunde, vak Bedrijfsorganisatie.
Hoofdstuk 1 Organisatiekunde in historisch perspectief
Wat is een organisatie
Organisaties zijn belangrijk omdat individuen niet kunnen bereiken wat wel realiseerbaar is in
grotere verbanden. Alle organisaties beschikken doelstellingen, mensen en middelen. Mensen
werken samen om doelstellingen te bereiken en maken daarbij vrijwel altijd gebruik van
middelen. Organisatie = doelgerichte samenwerkingsverbanden, te onderscheiden in:
- Bedrijven: afhankelijk van klanten
o Profit: streven winst na onderneming
o Non-profit: streven geen winst na
- Overige organisaties: niet afhankelijk van klanten, gericht op leden
Organisaties kunnen ook worden opgedeeld volgens rechtsvormen:
- Zonder rechtspersoonlijkheid (de eenmanszaak, vof, commanditaire vennootschap)
zowel zaak als privé-eigendommen aansprakelijk
- Met rechtspersoonlijkheid (bv, nv, vereniging, coöperatie, onderlinge
waarborgmaatschappij, de stichting) beperkt aansprakelijk
Samenwerkingsverbanden tussen organisaties zijn belangrijk om bijvoorbeeld
concurrentiepositie te verbeteren of buitenlandse markt te betreden. Samenwerkingsvormen:
- Fusie: samenvoeging van twee bedrijven
- Overname: ene bedrijf neemt de andere over en houdt dus op te bestaan
- Joint venture: samenwerkende organisaties een deel van hun vermogen inbrengen in
een nieuwe bedrijf, dat voor gezamenlijke rekening en risico een project tot
ontwikkeling brengt. De samenwerkende organisaties blijven bestaan.
- Strategische samenwerking: twee of meer organisaties die met behoud van
zelfstandigheid en identiteit samenwerken op een deelgebied dat van wezenlijk belang
is voor de continuïteit van de afzonderlijke organisaties
- Inkoopcombinatie: bedrijf die in grote getalen inkoopt bij de fabriek om prijzen laag te
houden en het vervolgens doorverkoopt
- Vrijwillig filiaalbedrijf: zelfde idee als inkoopcombinatie maar nu samenwerking met
een of meer groothandels
- Franchise: eigenaar exploiteert bedrijfsformule, inkopend bedrijf betaald aan eigenaar
- Licentie: toestemming om uitvinding zelf te maken, verkopen en toe te passen
Organisaties hebben ieder hun eigen rol in het maatschappelijk- en economische verkeer.
Globale ontwikkelingen in de organisatietheorie
Eerste industriële revolutie Versnelde ontwikkeling op technisch ene economische
gebied tussen 1760 en 1830. In deze periode ontstonden grotere organisaties en groeide de
behoefte aan kennis om deze goed te besturen. Ontwikkeling organisatietheorie groeide vanaf
einde 19e eeuw in circa 3 perioden.
1
, - Eind 19e eeuw tot ± 1935. Scientific Management uit de klassieke school, berust op
kwantitatieve benadering. Streven naar efficiency stond voorop. Prestatiebeloningen.
Laisser- faire (minimale overheidsbemoeienis) en geen socialeverzekeringswetgeving/
vakbonden. Kapitalisme.
o Taylor: taakverdeling en training van de arbeiders, waarbij iedere handeling
nauwkeurig voorgeschreven is. Iedere medewerker is rationeel wezen dat
d.m.v. geldprikkels tot hogere productiviteit kan worden gebracht.
o Ford: lopende band
o Fayol: General Management Theory: organisatie moet als geheel worden
geleidt (plannen, organiseren, opdrachten geven, coördineren en controleren.
o Weber: rationele organisatie, een samenwerkingsverband waarin de
functievervulling onafhankelijk zou moeten zijn van de personen die de
functie op een gegeven moment vervullen. Duidelijk door systemen en
procedures afgebakende werkzaamheden, bevoegdheden en
verantwoordelijkheden. Werknemers geselecteerd op basis van objectieve
criteria (kennis en vaardigheden). Eenheid-van-bevelprincipe: iedere
werknemer heeft één baas. Bureaucratie zorgt voor efficiencyverbetering.
- De periode van ± 1935 tot ± 1955. Start van de humanrelationsbenadering als
reactie op scientific management. Hawthorne-experimenten zorgde voor kijken naar
sociale aspecten bij arbeidsprestaties naast rationele overwegingen de toegenomen
arbeidsproductiviteit houdt verband met de toegenomen aandacht die de deelnemers
van het experiment kregen. Vooral de grootte van de groep bleek van belang.
Organisaties werden nog overwegend beschouwd als gesloten systemen, enerzijds
omdat de omgevingsinvloeden op ondernemingen nog gering waren, anderzijds omdat
de schaarste in het algemeen erg groot was. Ook humanrelationsbenadering is
eenzijdig, omdat er niet werd gekeken naar de technische aspecten van de organisatie.
Scientific Management en HRbenadering zijn beide uiteinden van de links tussen
organisaties en mensen. Revivionisme = integratie Scientific Management en
HRbenadering (job rotation, job enlargement, job enrichment en leiderschapsstijlen).
- De periode van ± 1955 tot heden: Na de oorlog kwam en grote maatschappelijke
veranderingen die reacties waren op zowel binnenlandse als buitenlandse
gebeurtenissen en ontwikkelingen. Ook kwam er grote technologische vooruitgang
(o.a. door eerste mens op de maan). Organisaties werden beschouwd als open
systemen: systemen die invloed uitoefenen op hun omgeving en zelf ook door de
omgeving beïnvloed worden. Dit leidde tot systeemtheorie = 1) Veel problemen
kunnen alleen opgelost worden door samenwerking 2) problemen moeten vanuit
verschillende invalshoeken integraal worden aangepakt door synergievoordelen
(1+1=3). Systeemtheorie = samenhang tussen delen (processen) en de beerhsing
daarvan in groter verband. Dit zorgde ook voor de opkomst van de EU wat gevolgen
had/heeft voor bedrijfsleven. Organisatiekunde heeft een interdisciplinair karakter.
Tijdens overleggen verandert rationaliteit van objectief naar subjectief. Bovendien is er niet
één beslisser: verscheidene vormen van betrokkenheid, medezeggenschap en delegatie
komen op en zorgen dat de betrokkenheid van de invloed op lagere niveaus toenemen. Ook
medewerkers hebben steeds meer zeggenschap gekregen en invloed op de besluitvorming van
een bedrijf. Bij het ontstaan van verschillende vormen van overleg en participatie past ook het
gedachtegoed van de contingentiebenadering = er is niet één beste manier van ledinggeven en
2
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Niree. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.23. You're not tied to anything after your purchase.