100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting Leerdoelen pedagogiek $3.19
Add to cart

Summary

Samenvatting Leerdoelen pedagogiek

 51 views  1 purchase
  • Course
  • Institution
  • Book

Leerdoelen pedagogiek, leerjaar 1 sociale studies ASH

Preview 3 out of 26  pages

  • Unknown
  • January 9, 2019
  • 26
  • 2016/2017
  • Summary
avatar-seller
Leerdoelen Pedagogiek

Leerdoel C: De student beheerst theoretische en praktische kaders van de
pedagogiek en kan deze toepassen op het handelen van een professional in
een casus.

De student legt het begrip opvoeding uit en beschrijft uit welke basisdimensies het
begrip bestaat.
Pedagogiek  houdt zich bezig met de opvoeding van kinderen en jeugdigen van 0 tot 18 jaar.
Pedagogiek betekent letterlijk kinderleiding (pais: kind, agogein: leiden)

Het begrip opvoeding uitgelegd:
Opvoeding is alle omgang tussen ouder en kind waarbij de ouder gericht een relatie met het kind
aangaat. Ouder biedt het kind liefde, geborgenheid, veiligheid, intimiteit, aandacht, grenzen,
instructie, ondersteuning en controle. Met oog voor basisdoelen: zelfvertrouwen(toekomst),
zelfstandigheid(individu) en zelfredzaamheid(samenleving) om richting te geven aan verdere leven.
Sprake van opvoeding als de volgende drie punten in de omgang tussen de ouder en het kind
spelen:
- Er is sprake van wederzijds respect tussen ouder en kind.
- Kind ervaart veiligheid/vertrouwen/acceptatie/ondersteuning en kan rekenen op de ouder.
- Kind uitdagen tot eigen beslissingen/experimenteren, krijgt hierdoor vertrouwen in zijn
omgeving.

De basisdimensies van het begrip opvoeding:
 Ondersteuning bieden:
Warmte en affectie (emotionele beschikbaarheid) voor het kind, zich richtend op zijn
fysieke en emotionele welzijn, waardoor het zich begrepen en geaccepteerd voelt.
Voorbeelden: accepteren, helpen, affectie tonen. Belangrijk: signalen opmerken (sensitief)
en adequaat reageren (responsief). Ondersteuning kan belonend, straffend of negerend.
Het kan materieel zijn (bijtring bij doorkomende tandjes, schoolagenda) of emotioneel
(samen iets doen, advies geven).
 Instructie geven:
Duidelijk maken wat de bedoeling is en welk gedrag wordt verwacht. Door de info die het
kind krijgt, ontwikkelt het strategieën + verantwoordelijkheid. Ouder moet op tijd inspelen
op de behoeften/signalen van het kind. Het verloopt gevraagd en ongevraagd. Als kinderen
overladen worden met instructies: durft het geen initiatief te tonen/te veel bezig met wat
de ouder zal denken, waardoor het niet durft te handelen.
 Controle uitoefenen:
Autoritaire of restrictieve controle (negatief): de ouder oefent druk uit op het kind, zodat
het correct gedrag vertoont. Machtsuitoefening. Onvoorwaardelijke gehoorzaamheid wordt
verwacht. Weinig bewegingsvrijheid + autonomie voor het kind. Strenge straffen. Als het
kind ouder wordt, komen er meer conficten.
Autoritatieve(positief) controle: uitleg geven en eisen stellen aan zelfstandigheid. Ouder
geeft info, instructie, suggesties en aanwijzingen voor gewenst gedrag. Belonen en straffen.
Gelijkwaardigheid van kind en ouder, er wordt rekening gehouden met de specifeke
persoonlijkheid van het kind. Hierbij hoort inductie: gedrag van de ouder is erop gericht het
kind zover te krijgen dat het vrijwillig tegemoetkomt aan zijn wensen.
 Grenzen stellen:
Heeft te maken met de wijze waarop de ouder het kind bestraft en beloont om gewenst
gedrag aan te leren. Het stellen van grenzen vereist consequent gedrag. Meest moeilijke
deel van de opvoeding. Als het kind duidelijke grenzen krijgt aangeboden, voelt het zich
serieus genomen en voelt het liefde en betrokkenheid. Het leert normen en waarden,
omgaan met maatschappelijke eisen, leert zelf grenzen aangeven en invoelend optreden.

De student kan verschillende overeenkomsten benoemen tussen psychologie en
pedagogiek en weet dit toe te passen in de praktijk.
Pedagogiek: wetenschap die zich bezighoudt met het opvoedend handelen, de motieven hierover,
de methoden die erbij horen en de effecten ervan.
Psychologie: beschrijvende wetenschap die zich bezighoudt met het gedrag van de mens als
individu, zijn ontwikkeling, drijfveren, condities en stoornissen.
Overeenkomsten tussen pedagogiek en psychologie:
 Idee dat het opvoedgedrag van de ouder de interpersoonlijke of psychische ontwikkeling
van het kind beïnvloedt.

,  Houden zich beide bezig met de persoonlijke ontwikkeling van het kind, die tot uitding komt
in zijn gedrag en doorloopt tot in de volwassenheid.
 Beide zijn ontstaan uit de flosofe.
 Beide kennen verschillende stromingen.
 Gaan beide uit van opvoeding door ouders én omgeving.
 Beide gebruiken conditionering(bewust of onbewust, hoort bij behaviorisme): proces
waarbij iemand aan de hand van ervaringen die hij opdoet, verandert. Met stimuli de
respons veranderen  belonen en straffen.
Klassieke conditionering: natuurlijke refex is een ongeconditioneerde respons (Pavlov).
Operante: vrijwillige refex wordt versterkt/verzwakt, omdat de respons geassocieerd wordt
met positieve of negatieve consequenties.
 Beide het idee dat gedrag is aangeleerd en dus ook kan worden afgeleerd.
 Beide geven aan dat het kind eerst rijp moet zijn voor ontwikkeling.
 Bij behaviorisme(psychologie) wordt gericht op het gedrag van de mens en de invloed van
de omgeving op dat gedrag. De pedagogiek hierin met
opvoedingsondersteuningscursussen en opvoedprogramma’s.

 Freud: de mens wordt gedreven door seksuele driften en het individu moet deze
kanaliseren om te overleven
 Erikson: legt de nadruk op spontaniteit en het ontwikkelen van Ego-Kracht, die wordt
gevormd door de samenleving en de cultuur waarin het kind opgroeit. De psyche van de
mens ontwikkelt zich volgens een vast programma: vertrouwen  wilskracht  moed 
bekwaamheid  trouw  toewijding
Epigenetische programma: elke fase begint met een crisis, waarbij de bestaande identiteit
door elkaar wordt geschud. Enerzijds grijpt het kind angstig terug naar de vroegere
toestand, tegelijkertijd heeft ij ook een verlangen om een stap vooruit te zetten en zich aan
te passen aan de nieuwe fase. Hierdoor leert een kind beter omgaan met situaties die hij
door zijn rijping op een bepaald moment kan ervaren. Het overleven van een crisis is een
leerproces dat leidt tot een nieuw evenwicht: equilibrium. Het kind staat op een hoger
plan  (Erikson) groeien van Ego-Kracht
Natuur + opvoeding van zijn omgeving + baby = ego

Levensfasen Erikson:
1. Vertrouwen vs wantrouwen (0 – 18 maanden, zuigelingenfase)
Het kind leert in deze levensfase vertrouwen te hebben in zijn omgeving en de wereld om zich heen
doordat hij de aanwezigheid van een vertrouwenspersoon ervaart. Door het sensitieve
opvoedgedrag van de moeder wordt de basis gelegd voor een veilige en stabiele band met het
kind. Het kind leert liefde te ontvangen en ook weer te geven  egokracht wordt versterkt, er
ontstaat hoop en vertrouwen voor de volgende fase
2. Zelfstandigheid vs schaamte en twijfel (18 maanden – 3 jaar, peutertijd)
Drang tot exploderen  zelfstandigheid of schaamte/twijfel
De opvoedingsstijl en het opvoedgedrag van de ouder bepalen of het kind zich geremd voelt in zijn
explotiedrang. Bij verstikkind/overbezorgd opvoedgedrag loopt het kind risico op schade in zijn
ontwikkeling.
3. Initiatief vs schuldgevoel (3 – 5 jaar, kleutertijd)
Het kind is in staat zelf kleine taken uit te voeren, het heeft plezier in wat het doet en tot stand
brengt  kind zal meer ‘ruimte’ voor zichzelf opeisen, dit lukt het beste als de ouder het kind
veiligheid en structuur biedt
De ouder perkt de ondernemingszin van het kind door onvoldoende ruimte te bieden om te
experimenteren  gevolg = kind kan zich schuldig voelen i.p.v. te genieten van wat hij heeft
bereikt
Egokracht zal toenemen als de ouder ruimte biedt, het kind zal dan doelgericht te werk gaan en
moed (zelfvertrouwen) krijgen om nieuwe dingen op te pakken
4. Vlijt vs minderwaardigheid (5 – 12 jaar, basisschoolleeftijd)
Centrale in deze levensfase = leren lezen, schrijven, rekenen, handenarbeid, muziekinstrument
spelen, sporten, etc. Vertrouwen in het eigen kunnen is belangrijk. Deze wordt versterkt als hij
positief bekrachtigd en aangemoedigd wordt door de ouder en zijn omgeving  gelegenheid om
een positief zelfbeeld te ontwikkelen, het gevoel dat hij er mag zijn, positief zelfbeeld ontwikkelen
Onvoldoende positieve bekrachtiging of negatieve bejegening  gevolg = gevoel van
tekortschieten, waardoor het kind een minderwaardigheidsgevoel kan ontwikkelen
5. Identiteit vs rolverwarring (12 – 19 jaar, adolescentiefase)
Erikson  in deze levensfase heeft de intensiteit van de ego-identiteit zijn hoogtepunt bereikt. Alles
wat het kind in de eerdere levensfasen heeft geleerd, komt nu samen.

, Het vertrouwen dat is aangeleerd, vormt de basis van trouw. De adolescent gaat nu anderen leren
vertrouwen, evenals zijn eigen ideeën en toekomstbeelden. Ook de andere egokrachten worden
aangesproken  er ontstaat identiteitsverwarring in de vorm van identiteitscrisis
De adolescent moet vaak vele obstakels overwinnen, waarbij onzekerheid en zekerheid elkaar
afwisselen. Toewijding en trouw: belangrijkste ingrediënten van een stabiele persoonlijkheid

 Volgens Erikson is er sprake van een crisis bij iedere ontwikkelingsfase, de
ontwikkelingspsychologie doorloopt het kind zijn ontwikkelingsfasen zonder dat er sprake is
van een crisis
 3 opvoedingsdoelen: zelfstandigheid, zelfredzaamheid, zelfvertrouwen

De student kent de context waarin het opvoedproces plaatsvindt en beschrijft welke
invloed de context van een gezin heeft op de opvoeding.
Het opvoedproces vindt plaats in verschillende opvoedingsmilieus, gezinssamenstellingen,
gezinstypen en met verschillende opvoedingsstijlen.
Het socialisatieproces plaats: het proces waarbij een individu zich leert gedragen en handhaven in
de maatschappij, dit duurt je hele leven. Hierbij is een identifcatiefguur belangrijk: een persoon
waarmee men zich vereenzelvigt met een andere persoon. Ouder heeft een voorbeeldfunctie. Het
proces waarbij het kind leert zich de normen, waarden en opvattingen eigen te maken die de ouder
belangrijk vindt en zich te gedragen zoals de ouder dat wenst, wordt verinnerlijking of internalisatie
genoemd.

Opvoedingsmilieus:
 Het gezin: is het belangrijkst. Hierin wordt het kind, op materieel en immaterieel vlak, een
omgeving gebonden waarin het zich kan ontwikkelen/terugvallen. Normen en waarden
worden overgedragen, hierdoor wederzijds respect. Ouders vinden het niet meer
vanzelfsprekend dat derden zich met hun kinderen bemoeien. De belangrijkste functies die
het gezinsleven heeft, zijn het bieden van intimiteit en veilig. Hier leert een kind om te gaan
met rolpatronen. Deze zijn afhankelijk van de opvattingen van de ouder. Door
technologische ontwikkeling wordt de zelfstandigheid van het kind bevorderd, door
telefoons meer veiligheid. Nadeel: onderlinge communicatie neemt af en verslavingen
ontstaan eerder.
 De school: biedt kennisoverdracht en er wordt gewerkt aan de persoonlijke ontwikkeling
van het kind. Het kind leert zich zelfstandig en onafhankelijk van de gezinsleden te
bewegen, hierdoor komt het emancipatieproces op gang. Kind leert zichzelf kennen. O.a.
voorwaarden voor de school: leren lezen, rekenen en schrijven, gunstige omgeving creëren,
structuur bieden, werktijd + vrije tijd bieden. Ook ondersteuning in de vorm van
voorschoolse- en naschoolse opvang, thema-avonden en een schoolmaatschappelijk
werker.
 De maatschappij: biedt kinderwetten en kinderbeschermingsmaatregelen (stuf,
speelplaatsbeleid, afschafng kinderarbeid, uithuisplaatsing). Hierbij telt ook het club- en
buurthuiswerk Omdat veel vrouwen zijn gaan werken, wordt veel gebruik gemaakt van
kinderopvang, dit kan in BSO of bijv. met gastouders.
Gezinssamenstelling: meestal bestaat een gezin uit een vader en moeder. Soms is er een
‘eenouder gezin’, welke meestal uit de moeder bestaat. Wanneer beide ouders al kinderen hebben
en bij elkaar komen is er sprake van een ‘nieuw samengesteld gezin’ of ‘stiefgezin’. Soms gezinnen
van dezelfde sekse door kunstmatige inseminatie. Ook pleegouderschap is mogelijk, net als
adoptie.

Invloed van technologische ontwikkelingen binnen de opvoedingsmilieus
Technologische ontwikkelingen binnen het gezin
Voordelen:
- Het sociale netwerk via digitale kanalen is in de meeste gevallen groot
- De zelfstandigheid van het kind en de jeugdige bij het maken van huiswerk wordt
bevorderd
- Ouders kunnen door middel van de mobiele telefoon hun kind controleren
- De mobiele telefoon geeft aan zowel de ouders het kind een gevoel van veiligheid
Nadelen:
- Door de voortdurende reclame om hen heen en door groepsdruk kunnen ouders en
kinderen zich verplicht voelen zaken aan te schaffen waar ze het geld niet voor hebben
- De onderlinge communicatie en interactie tussen gezinsleden kan onder druk komen te
staan
- De kans op verslaving aan zowel televisie als computerspelletjes is groot

Technologische ontwikkelingen op school
Voordelen:

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller ilonkavansomeren. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $3.19. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

56326 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$3.19  1x  sold
  • (0)
Add to cart
Added