Samenvatting van de verplichte literatuur van OIMA (Onderzoeks-en interventiemethodologie van J. Vennix). Het is een samenvatting van het boek aangevuld met college-aantekeningen. Thema's die voorbijkomen zijn: conceptuele modellen, validiteit, betrouwbaarheid, meetniveaus, etc. OIM-A is een eerste...
Hoofdstuk 1: Inleiding
1.1 Wetenschap en Universiteit
Empirisch onderzoek = via waarneming bewijsmateriaal verzamelen voor opvatngen die we hebben
over hoe iets is of in elkaar zit.
Een onderzoeker moet collega-wetenschappers ervan overtuigen dat zijn beweringen juist zijn,
d.m.v. wetenschappelijk ‘juist’ onderzoek te verrichten.
De manier waarop een onderzoek wordt uitgevoerd, heef alles te maken met de methode(n) en
methodologie waarmee je tot bepaalde kennis komt.
Twee manieren van kijken naar leren:
1. Instrumenteel
Wat je vandaag leert, is morgen bruikbaar
Nadeel: je opgedane kennis kan je maar voor één bepaald doel inzeten.
2. Conceptueel
Abstracter: je doet een aantal nieuwe inzichten op waarvan je niet meteen ziet dat ze
bruikbaar zijn. Ze beïnvloeden wel jhoe denken, maar het efect daarvan blijkt vaak pas na
langere tjd. Het heef efect op je manier van kijken naar bepaalde situates, hoe je
problemen formuleert en waar je oplossingen zoekt.
Methodologische kant van onderzoek = ‘de weg waarlangs’. Een methode heef dus betrekking op de
vraag hoe iets wordt gedaan of gedaan dient te worden.
1.2 Wetenschap en kennis
Methodologie is de leer van de methoden: theorie achter de methoden. Ze houdt zich bezig met de
logica van onderzoek in bredere zin van het woord. Methodologie is dus NIET de verzameling
methoden zelf. Methodologie is iets dat zich bezighoudt met methoden die gelden voor meerdere
wetenschappen.
Methoden= het vormen van concepten en hypothesen, het doen van observates en metngen, de
uitvoering van experimenten, het maken van modellen en theorieën, het geven van verklaringen en
het doen van predicates.
Het doel van methodologisch is het begrijpen van het proces van onderzoek doen. Het is de grondslag
van onderzoek en denken.
Elk onderzoek gaat impliciet of expliciet uit van bepaalde opvatngen: daarom is methodologie
belangrijk. Vaak opvatngen over de mens en over de wereld.
Determinisme= beschouwingswijze waarin de mens wordt gezien als een ‘mechanisme’ dat
onderhevig is aan bepaalde causale wetmatgheden. De opvatng is dat deze wetmatgheden via
onderzoek kunnen worden ontdekt en gebruikt om mensen en samenlevingen te veranderen,
hopelijk ten positeve.
Voluntaristisch wereldbeeld= de mens wordt daarin opgevat als iemand met een vrije wil die niet
per defnite onderhevig is aan bepaalde wetmatgheden. Het heef dus weinig zin te proberen
deterministsche wetmatgheden te vinden.
Andere opvatng van de werkelijkheid罽 - andere opvatng over de juiste wijze van onderzoek en
wat ‘ware’ kennis over de werkelijkheid inhoudt.
,Kwanttatef survey onderzoek: samenhang tussen variabelen onderzocht met conceptuele model.
Hoe praktsch een onderzoek of wetenschapsgebied ook lijkt, er zijn altjd impliciete
wetenschapstheoretsche en/of flosofsche aannames in het spel.
Bij een onderzoek is het vaak niet duidelijk welke aannames over wereld en mens worden gemaakt
door de onderzoeker. Deze moet je zelf afeiden uit een onderzoek.
Hoofdstuk 2: Wetenschap: kennis als product
2.1 Wetenschap en kennis: een eerste verkenning
Wetenschap houd zich bezig met het opvouwen van kennis over de werkelijkheid.
Het verschil tussen wetenschappers en bijvoorbeeld een journalist en OvJ is dat wetenschappers niet
dienen voor een praktsch doel. Het is eigenlijk louter nieuwsgierigheid wat wetenschappers drijf en
het gaat hen eigenlijk voornamelijk om kennis omwille van de kennis zelf, los van de vraag of die
kennis ergens voor gebruikt kan worden. zuiver wetenschappelijk onderzoek. Anderen zijn vaak
diegene die de kennis gebruiken voor oplossingen toegepast onderzoek.
Verschil tussen journalist en politcoloog: de journalist brengt ‘de feiten’ aan het licht zonder zich
meestal te bekommeren om een sluitende theorie, die een bepaald verschijnsel kan verklaren.
Beschrijvende kennis: wat iets is
Verklarende kennis: waarom het zo werkt
?Voorschrijvende/prescriptieve kennis: hoe iets veranderd kan worden.
Of de voorschrijvende kennis wetenschappelijk genoemd kan worden, is een discussie over. Mensen
kunnen deze kennis zien als toegepaste wetenschap: hoe ik iets kan veranderen, moet ik eerst weten
hoe een bepaald verschijnsel tot stand komt.
2.2 Kennis als product: begrippen, uitspraken en theorieën
Begrippen = concepten
Taxonomie= een hiërarchisch geordende set van basisbegrippen in een bepaald wetenschapsgebied.
Begrippen kunnen worden onderverdeeld in:
o Individueel en universeel
Individuele begrippen verwijzen naar één bepaald voorwerp of object. Universele begrippen
verwijzen naar een klasse van objecten. Universele begrippen komen tot stand door
abstracte, door af te zien van het bijzondere en te concentreren op het algemene of het
gemeenschappelijke. Met behulp van universele begrippen maken we categorieën. De
keerzijde van universele begrippen is dat het gepaard gaat met verlies aan detail.
Nomothetische wetenschapsopvatng staat voor wetgevend, weten stellend, algemene
regels gevend. Uitspraken moeten liefst gelden voor zoveel mogelijk/alle gevallen.
Idiografische wetenschapsopvatng staat voor het bijzondere. In die opvatng is alles uniek.
Dat wil niet per se zeggen dat ze universele wetmatgheden ontkennen, ze betwijfelen echter
of die er in de sociale werkelijkheid zijn en ze benadrukken veel meer de verschillen dan de
, overeenkomsten tussen bepaalde zaken. (fenomenologische en hermeneutsche
uitgangspunten)
o Empirisch en niet-empirisch
Empirische begrippen verwijzen naar iets dat direct in de werkelijkheid waarneembaar is. Ze
refereren aan zaken die te maken hebben met zintuigelijke waarneming.
Niet empirische begrippen vallen uiteen in twee soorten: logische/mathematische
begrippen en hypothetische begrippen. Logische/mathematsche begrippen komen los van
de waarneming tot stand (niet-ervaringsgebonden begrippen). Hypothetsche begrippen
veronderstellen het bestaan van iets dat zelf niet waarneembaar is en niet op doorzichtge
wijze uit waarnemingsfeiten kan worden afgeleid.
Perceiving = waarnemen, bemerken
Conceiving= bedenken, opvaten, onder woorden brengen
Concepten organiseren onze perceptes.
Bij een theoretsch concept maken we een verklaring voor een verschijnsel die we zelf niet
kunnen waarnemen.
Het construct vormt de theoretsche verklaring voor de waargenomen verschijnselen. Het
beschrijf als het ware het mechanisme dat verantwoordelijk gehouden moet worden voor
wat wordt waargenomen.
Indelingen van uitspraken:
Singulier, partculier, universeel
Singuliere uitspraken hebben betrekking op één object.
Een universele uitspraak is algemeen, het geldt voor alle objecten/subjecten in een categorie.
Universele conditonele uitspraak: Indien X een Y is, dan is x ook een Z (als-dan). X is het
subject/onderzoekseenheid/onderzoeksobject, waaraan een
predicaat/eigenschappen/kenmerken Y wordt toegekend.
Partculiere uitspraken ziten ua bereik tussen singuliere en universele uitspraken in
‘sommige-uitspraken’. Er is tenminste één X die ook Y is/heef.
Voor onderzoek voor een singuliere uitspraak wordt er gesproken van case-study.
Analytsche en synthetsche uitspraken
Analytsche uitspraken hebben geen empirisch onderzoek voorafgaand. (wiskunde)
logische of tautologische uitspraken. Empirisch inhoudsloze uitspraken zijn a-priori.
Synthetsche uitspraken hebben wel empirische inhoud. Ze dienen dan ook verifeerbaar te
zijn (=empirisch toetsbaar). a-posteriori
Ofewel:
Analytsch: ze heef géén empirische pretentes en haar waarheid is dus onafankelijk van de
empirie te bepalen: waarheid hangt uitsluitend af van de logische structuur. Zo’n uitspraak is
a- priori waar of onwaar.
Synthetsch: ze heef wel empirische pretentes en haar waarheid moet dus empirisch vast te
stellen zijn. De waarheid ervan kan alleen a- posteriori na waarneming vastgesteld worden.
, Feitelijke en normateve uitspraken
Van een feitelijke uitspraak kan in principe de (on)waarheid worden vastgesteld. Wat we als
feit beschouwen is wel bepaald door hoe iets is gedefnieerd. Het gaat er bij feitelijke
uitspraken om dat men in principe in staat is om de (on)juistheden daarvan via empirische
waarneming vast te stellen.
Normateve uitspraken spreken een waardeoordeel uit. Van een dergelijke uitspraak kan niet
worden vastgesteld of ze waar of onwaar is.
Statsche en dynamische uitspraken
Een statsche uitspraak kenmerkt zich door het feit dat ze betrekking heef op één moment in
de tjd (retrospecteve verleden & prospecteve toekomst).
Comparatef statsche uitspraak: vergelijking op twee momenten in de tjd.
Dynamische uitspraak: ze geef een verandering in tjd weer op meer dan twee momenten.
Beschrijvende en verklarende uitspraken
Beschrijvende uitspraken: ze geven aan wat iets is, hoe iets is, wat er gebeurd, et cetera.
Verklarende uitspraken: geven aan waarom iets is zoals het is. Verklarende kennis kan
worden gebruikt om bepaalde situates te verbeteren.
Voorschrijvende uitspraken: zeggen wat je zou moeten doen om een bepaalde situate te
veranderen en dus normateve uitspraken.
Verklaren in de wetenschap is sterk gebaseerd op het Deductief-Nomologische (D-N)g model. Een te
verklaren verschijnsel wordt onder wetmatgheid gebracht. Ook wel Hempel-Oppenheim schema.
Een Deductef-Nomologische verklaring redeneert van het algemene naar het specifeke, waarbij het
vóórkomen van ten minste één wetmatgheid in het explanans van essenteel belang is.
Explanans: dat wat uitlegt of verklaart. Het bestaat uit 2 onderdelen, ook wel premissen genoemd:
een algemene wet en een condite.
Explanandum: dat wat verklaard moet worden. Ligt vaak voor de hand.
C1, C2, ….Ci Uitspraken over antecedente condites
L1, L2,…. Li Algemene wetmatgheden
E Het empirische fenomeen dat verklaard moet
worden
Condite C kan empirisch worden geverifeerd, terwijl de wetmatgheid L al een groot aantal malen
bevestgd is door empirische observate. De conclusie (E) kan dan logisch worden afgeleid uit de
beide premissen die zijn gegeven in het explanans. Het weglaten van een algemene wetmatgheid
leidt tot een incomplete verklaring.
Empirische wetenschap moet zich vooral richten op feitelijke en beschrijvende uitspraken, maar in de
visie van bijvoorbeeld het logisch positvisme ook op de universele uitspraken.
Het doel van wetenschap is het opstellen van universele wetmatgheden met een grote reikwijdte.
Bij die wetmatgheden gaat het om samenhangen tussen verschijnselen, omdat alleen samenhangen
tot verklaringen kunnen leiden.
Predicte van bepaalde verschijnselen is de logische keerzijde van verklaring.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller annemijngommers67. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $7.05. You're not tied to anything after your purchase.