Junqueira:
1. Wat is het verschil tussen een basale lamina (Engelse term: basal lamina) en een basaal membraan
(Engelse term: basement membrane)? En wat heeft dit met een plasma membraan (Engelse term:
unit-membrane) te maken?
- Basaal membraan is een dunne laag van extracellulair materiaal dat tegen de basale oppervlakte
van de epitheelcellen aanligt. Het basaal membraan bestaat uit lamina basalis + lamina reticularis.
- Basale lamina is een netwerk van verbindende eiwitten; fijne extracellulaire laag van fibrillen,
waaraan de cellen en junctions verbonden zijn. Het dus alleen de extracellulaire laag en het basale
membraan is de hele structuur.
2. Welke junctions komen voor tussen epitheelcellen? Noem voor iedere junction kort de functie.
Beschrijf ook kort de structurele verschillen tussen de junctions.
Tight junction (zonula ocludens): dicht de spleet tussen twee
celmembranen, die elkaar heel erg dichtbij naderen. Door
membraaneiwitten worden ze dan aan elkaar gesnoerd.
Adherens junction (zonula adherens): verbindt bundel actine
filamenten in de ene cel met die in de volgende cel; ondersteunt tight-
junctions
Desmosomen (macula adherens): verbindt intermediaire filamenten
(keratine) in een cel met die in de volgende cel
Gap junction (connexons): een soort kanaaltje tussen twee cellen die
wordt gevormd door bepaalde eiwitten, waardoor kleine
wateroplosbare moleculen van de ene naar de andere cel kunnen;
dmv gap junctions kunnen cellen met elkaar communiceren
Hemidesmosomen: verankert intermediaire filamenten in een cel aan
de extracellulaire matrix; halve desmosoom
3. Alle klieren ontstaan uit epitheelweefsel. Wat is kortweg het verschil in morfologie/histologie
tussen exocriene en endocriene klieren?
Exocriene klieren behouden een buis naar het externe milieu, ze blijven verbonden met het
oppervlak van het epitheel. Endocriene klieren hebben die buis niet en zijn daarom omringd door
haarvaatjes waar zij hun producten in kunnen uitscheiden. Op deze manier hebben ze dus nog wel
een verbinding met het epitheel, om de nodige materialen te transporteren.
,4. Wat is precies de mucous membrane oftewel de mucosa van de darm? Uit welke onderdelen
bestaat deze?
De mucosa van de darm is de binnenste laag van de darm. Het bestaat uit een epitheel laag, de
lamina propria (los bindweefsel, dat rijk is aan bloedvaten, lymfocyten, gladde spiercellen en vaak
kleine klieren) en de muscularis mucosae (gladde spieren).
5. Wat is de functionele betekenis van de vele microvilli op de epitheelcellen van de dunne darm (de
enterocyten)?
De vele microvilli zorgen voor oppervlaktevergroting, waardoor er meer voedingsstoffen kunnen
worden opgenomen.
6. Lees over de verschillende epitheelcellagen in de opperhuid: in welke cellaag wordt de opperhuid
ondoorlaatbaar voor stoffen en waardoor?
In het stratum granulosum (granular layer). De lamellar granules (lamellaire korrels) ondergaan
exocytose, waardoor een vetrijke, impermeabele laag rond de cellen ontstaat. Samen met
keratinisatie veroorzaakt dit een barrière voor de meeste stoffen.
Alberts:
7. Epitheelweefsel en bindweefsel zijn zeer uiteenlopende weefseltypes. Wat zijn heel globaal de
twee belangrijkste morfologische/histologische verschillen?
Bindweefsel wordt gevormd van een extracellulaire matrix dat wordt geproduceerd door cellen
die verspreid liggen in de matrix. Door het bindweefsel tussen cellen in kunnen de cellen door de
matrix bewegen en kunnen mechanische drukken worden opgevangen.
Epitheelweefsel bestaat uit dicht verpakte cellen in een soort platen/plakken die epithelia
genoemd worden. Onder deze plakken zit de basale lamina. Door het epitheel worden cellen
direct aan elkaar gebonden via cel-cel junctions.
Dus de belangrijkste verschillen zijn dat bindweefsel veel extracellulaire matrix heeft en
epitheelweefsel weinig, de cellen zitten daar dicht op elkaar. Verder zijn de cellen in bindweefsel niet
zozeer aan elkaar verbonden maar meer aan de matrix, terwijl in epitheelweefsel de cellen onderling
juist heel erg zijn verbonden via cel-cel junctions.
8. Wat wordt bedoeld met een gepolariseerd epitheel?
Dit betekent dat de organisatie in een darmepitheel van celorganellen niet
homogeen is. De apicale kant (kant van lumen) en basale kant (kant van basale
membraan) verschillen in samenstellingen. Er vinden verschillende processen
plaats aan beide kanten.
9. Wat is de functie van polarisatie van bijv. het darmepitheel?
De functie van polarisatie is het beter kunnen uitoefenen van de functie, dus in dit
geval het beter opnemen van voedingsstoffen. Zo neemt de apicale kant de voedingsstoffen op en
geeft de basale kant deze voedingsstoffen af aan het bloed.
10. Hoe wordt de polariteit in een epitheel gehandhaafd?
De polariteit in een epitheel wordt gehandhaafd door tight junctions. Tight junctions zijn
transmembraaneiwitten die aan twee kanten van een cel-celcontact zitten en cellen heel dicht met
elkaar in contact brengen, waardoor er geen vloeistof kan passeren. -> tight junctions voorkomen
diffusie van plasmamembraaneiwitten van de apicale naar de basale kant.
, 11. De ene tight junction is de andere niet. In welk opzicht kunnen tight junctions in structureel en
functioneel opzicht van elkaar verschillen?
Tight junctions kunnen tussen elkaar verschillen in een aantal belangrijke eiwitten, namelijk claudins,
occludin en tricellulin
Claudins: essentieel voor de formatie en functie van tight-junctions. Afwezigheid zorgt ervoor dat
er geen tight junctions gevormd kunnen worden.
Occludin: belangrijk voor de permeabiliteit
Tricellulin: nodig om celmembranen af te dichten en om transpepithale lekken van moleculen op
de plekken waar de celmembranen samen komen te voorkomen.
12. Wat is het verschil (structureel en functioneel) tussen een zonula adherens en een desmosoom?
Adherens junction (zonula adherens): verbindt bundel actine filamenten in de ene cel met die in
de volgende cel; ondersteunt tight-junctions
Desmosomen (macula adherens): verbindt intermediaire filamenten (keratine) in een cel met die
in de volgende cel
Structureel: een zonula adherens bindt aan actine filamenten en een desmosoom bindt aan
intermediaire filamenten
Functioneel: een zonula adherens verbindt het cytoskelet van 2 cellen en zorgt daardoor voor
gecoördineerde contractie en desmosomen dienen vooral voor de mechanische sterkte.
13. Behalve in embryonale cellen komen gap junctions ook in wisselende aantallen voor in andere
weefsels. Zoek uit in welke weefsels.
Gap junctions komen voor in spieren die in staat zijn zelfstandig gecoördineerd samen te trekken,
zoals de hartspier, de wanden van bloedvaten, uterus, sperma of rode bloedcellen en in weefsel die
betrokken zijn bij elektrische communicatie.
14. Cellen kunnen zonder dat ze junctions hebben toch lijfelijke contacten hebben met elkaar. (stukje
over ’cell-cell adhesion’). Welk soort eiwitten zijn daarbij betrokken en wat kan de reden zijn dat
cellen soms geen echte junctions vormen?
De volgende eiwitten zijn daarbij betrokken: integrines, selectines en immunoglobuline superfamily
members.
Selectines: binden carbohydrate-binding proteins (lectines) en in het cytosol aan actine. Hun
functie is om te zorgen dat witte bloedcellen uit de bloedbaan kunnen treden om zo
geïnfecteerde weefsel te gaan of naar de lymfevaten, integrines spelen hierbij ook een rol
Immunoglobulines: zijn minder sterk dan cadherines ook bij bloedcellen
15. Herhaal nog eens de drie groepen cytoskeletelementen die in zoogdiercellen voorkomen ( het
cytoskelet is globaal al tijdens de cursus Cellen aan de orde geweest). Noem voor ieder
cytoskeletelement minstens één functioneel proces waarin deze een rol speelt.
Actine filamenten: Boerenwegen; Actinefilamenten
zijn eiwitpolymeren die worden opgebouwd uit actine-
monomeren met een diameter van 7 nm. Een
microfilament kan als het ware bewegen door
verplaatsing van de actine-deeltjes en geeft een cel
dus vorm en beweeglijkheid.
Microtubulli: Snelweg; Buisvormige structuren met
dikte van ong. 25 nm. Meestal aan één kant
verbonden aan het centrosoom van waaruit tubuli in
alle richtingen uitstralen. Belangrijk bij celdeling, waar
ze de chromosomen uit elkaar trekken, daarnaast zijn
ze belangrijk voor het transport van vesikels.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller fleurheling. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.88. You're not tied to anything after your purchase.