100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting Blok 3.4 Depressie en Psychose (Depression & Psychosis) - Probleem 1 (schooljaar 2018/2019) $5.89   Add to cart

Summary

Samenvatting Blok 3.4 Depressie en Psychose (Depression & Psychosis) - Probleem 1 (schooljaar 2018/2019)

12 reviews
 359 views  19 purchases
  • Course
  • Institution

Complete Nederlandse samenvatting van alle artikelen van probleem 1 (schooljaar 2018/2019). Alle belangrijke begrippen zijn wel in het Engels.

Preview 3 out of 29  pages

  • January 12, 2019
  • 29
  • 2018/2019
  • Summary

12  reviews

review-writer-avatar

By: psychstudent120 • 4 year ago

review-writer-avatar

By: yasmineahmaribaf • 4 year ago

review-writer-avatar

By: Roosdenise • 4 year ago

review-writer-avatar

By: chantallyrosini • 5 year ago

review-writer-avatar

By: annevannoppen • 5 year ago

review-writer-avatar

By: esmezuur • 5 year ago

review-writer-avatar

By: akrupsych • 5 year ago

Show more reviews  
avatar-seller
BLOK 3.4 Depression & Psychosis
Probleem 1

1. What is schizophrenia?
Walker, E., Kestler, L., Bollini, A., & Hochman, K. M. (2004). Schizophrenia: Etoloog ann oorse.
Intronocte
Tot op heden is er nog geen enkele factor geïdenticeerd waaraan alle patinten met schizofrenie
voldoen. Het is een van de meest verzwakkende (debilitating) mentale stoornissen, daarom proberen
onderzoekers een verklaring te vinden. De stoornis wordt meestal gediagnostseerd ttssen de 20 en
25 jaar, een levensfase waarin mensen zelfstandig van htn otders worden, romantsche relates
ontwikkelen en/of carrièredoelen nastreven. De ziekte kan een erg negateve impact hebben op het
verkrijgen van sociaal en carrière stccessen. Verder komt de ziekte voor in alle ctlttren en etnische
groepen. Schatngen van de lifetme prevaalente zitten op ongeveer 1%. In dit artkel worden drie
algemene thema’s benadrtkt:
1. De etologie van schizofrenie omvat een wisselwerking ttssen breinkkwetsbaarheiden en
omgevingsfactoren.
2. De stoornis komt niet voort tit een fott in een speciiek hersengebied maar eerder tit een
dysftncte van de hersencirctits van meerdere hersengebieden.
3. Breinverotderingsprocessen spelen een belangrijke rol in etologische processen.

Historg ann phenomenoloog
Emil Kraepelin (1856-1926) was de eerste die schizofrenie (hij noemde dit nementa praeco4 =
demeita of the youing) onderscheidde van manischkdepressieve psychose. Hij classiiceerde
hebephrenia, paranoia en catatonia als stbtypes van dementa praecox, omdat ze een gelijke ange of
oiset en prognose hadden. Hij geloofde niet dat één symptoom diagnostsch was maar baseerde de
diagnose op het totale klinische beeld, incltsief een degeneratef (verslechterend) proces. Er wordt
nog steeds aangenomen dat schizofrenie over het algemeen een slechte prognose heef en
onderzoek bevestgd dit. Wel is er veel variate binnen patinten, en deze verschillen weerspiegelen
mogelijk verschillende etologische processen.

Eooen Bleoler (1857-1939) introdtceerde de term schizofrenie in het begin van de 20e eetw. Het
woord is afgeleid van twee Griekse woorden en het betekent spliting or teariing of the miid aid
emotoial stability of the pateit.
 Fonnamental sgmptoms: ambivalente, onderbreking van associate, onderbreking afect,
een voorketr voor fantasie over realiteit  aanwezig bij alle patinten volgens Bletler.
 Accessorg sgmptoms: wanen, halltcinates, movement disttrbances, somatsche
symptomen, manische en melancholische staten  komen ook voor in andere ziektes en
niet aanwezig bij alle schizofrenen volgens Bletler.
Bletler noemde het de oroop of schizophrenias: reflecteert de kijk op schizofrenie als heterogene
groep stoornissen met verschillende etologiein maar gelijke klinische presentates.

In 1959 kwam Kort Schneiner met een stbstanteve verandering in de diagnostsche concepttalisate
van schizofrenie. Hij stelde dat sommige symptomen first-rank sgmptoms waren. Dit zijn soorten
halltcinates en wanen die de tekenen van psychose karakteriseren. Een aantal voorbeelden zijn:
k Thoooht echoino: gedachten worden hardop gehoord
k Thoooht broancastno: de overttiging dat anderen je ktnnen horen
k Thoooht introston: het gevoel dat gedachten niet vantit jezelf komen
k Thoooht withnrawal: het gevoel dat gedachten weggenomen worden

, k Delosional perceptons: een plotseling, ixed, valse overttiging over een bepaalde dagelijkse
gebetrtenis of percepte
 Symptomen van Schneider meer gedetailleerd en speciiekkk

In het begin van de jaren 80 kwam de nadrtk meer te liggen op het onderscheid ttssen positevae en
neoatevae sgmptomen van schizofrenie. De positevae symptomen zijn die die een overmaat aan
ideein, sensorische ervaringen of gedrag omvatten. Halltcinates, wanen en bizar gedrag valt in deze
categorie. Veel van de irstkrank symptomen van Schneider vallen in de positeve categorie. De
neoatevae symptomen daarentegen omvatten een daling in gedrag, zoals weinig afect, anhedonia en
een gebrek aan motvate. Deze symptomen werden benadrtkt door Bletler.

DSM-V- RITERIA
A. Twee (of meer) van de volgende kenmerken, waarvan elk
in een periode van één maand een signiicant deel van de
tjd aanwezig is (of korter indien stccesvol behandeld).
Minstens één van deze kenmerken moet (1), (2), of (3) zijn:
1. Wanen
2. Halltcinates
3. Gedesorganiseerd spreken (bijv. freqtente
derailment of incoherente)
4. Ernstg gedesorganiseerd of catatonisch gedrag
5. Negateve symptomen (bijv. verminderde
emotonele expressie of avoliton)
B. Voor een signiicant deel van de tjd sinds het begin van
de stoornis ligt het ftnctoneren op één of meer belangrijke
levensgebieden, zoals werk, interpersoonlijke relates, of
zelfverzorging, dtidelijk onder het niveat van voor het
begin van de stoornis (of, als het begin tjdens de
kinderjaren of adolescente ligt, het niet is geltkt om het
verwachte niveat van ftnctoneren op interpersoonlijk,
academisch en werkgebied te bereiken.
. Symptomen van de stoornis zijn gedtrende ten minste 6 maanden ononderbroken aanwezig. In
deze periode van 6 maanden moet er ten minste één maand (of korter, indien stccesvol behandeld)
sprake zijn van symptomen die voldoen aan criteritm A (actvekphase symptomen) en mogelijk ook
van prodromale of residtal symptomen. Tijdens deze prodromale of residtal fase ktnnen de
symptomen van de stoornis bestaan tit alleen negateve symptomen of tit een afgezwakte vorm van
twee of meer van de in criteritm A genoemde symptomen.
D. Een schizoafecteve stoornis en een depressieve of bipolaire stoornis met psychotsche
kenmerken zijn titgesloten, omdat ofwel 1) er zich geen depressieve of manische episodes tegelijk
met de actvekphase symptomen hebben voorgedaan, ofwel 2) als er wel stemmingsepisoden zijn
geweest tegelijk met de actvekphase symptomen, deze minder dan de helf van de totale periode
van de acteve en de residtal fase van de ziekte aanwezig waren.
E. De stoornis kan niet worden toegeschreven aan de fysiologische efecten van een middel (zoals
een drtg of medicate) of een andere medische condite.
F. Als er een voorgeschiedenis is van een attsmespectrtmstoornis of een commtnicate stoornis
met begin tjdens de kindertjd, wordt de aanvtllende classiicate schizofrenie alleen toegekend
indien er, afgezien van de overige vereiste symptomen voor schizofrenie, ook gedtrende ten minste
één maand (of korter indien stccesvol behandeld) prominente wanen of halltcinates zijn.

(??) Ondanks de voortitgang in de diagnose kennen we nog steeds de diagnostsche grenzen van
schizofrenie niet en blijven de grenzen ttssen schizofrenie en stemmingsstoornissen ondtidelijk.
Veel mensen die voldoen aan criteria voor schizofrenie vertonen ook tekenen van depressie

, (comorbiditeit). Deze symptomen zijn soms aanwezig voor het begin van schizofrenie en komen vaak
voor in combinate met psychotsche symptomen. Daarom bevat de DSMkIV een diagnostsche
categorie met de naam “schizoafecteve stoornis”, wat kan worden opgevat als een hybride ttssen
de stemmingsstoornissen (bipolaire stoornis of ernstge depressie met psychotsche kenmerken) en
schizofrenie. Er zijn twee stbtypes: iemand hoort bij het nepressievae sobtgpe als de
stemmingsstoornis alleen depressieve episodes omvat en bij het bipolaire sobtgpe als de
symptomen een manische of gemengde episode hebben. De prognose voor patinten met een
schizoafecteve stoornis bevindt zich gemiddeld ergens ttssen die van schizofrenie en de
stemmingsstoornissen in.

oonitevae en sociaalemotonele aspecten vaan schizofrenie
Patinten met schizofrenie hebben gebreken in vrijwel alle domeinen van cognitef ftnctoneren. De
restltaten zijn consistent: schizofreniepatinten tonen prestateverslechteringen op cogniteve taken
die simpel en complex zijn. Dit is niet alleen maar te wijten aan behandeling, want het komt ook voor
bij mensen die nog geen medicate hebben gehad. Hieronder een paar voorbeelden van neficits:
k Schizofreniepatinten zijn trager in het verwerken van vistele stmtli. Wanneer
hersenactviteit gemeten werd tjdens de presentate van vistele of atditeve stmtli was er
minder actviteit in verschillende hersengebieden (o.a. de thalamts, prefrontale cortex en
pariitale kwab).
k Patinten tonen een daling in prepolse inhibiton (= een schrikreacte wordt normaal
gesproken geremd als de prestmtlts zwak is). Ze reageren op een sensorische stmtlts alsof
hier geen prestmtlts aan vooraf ging.
k Er is ook een verstoring in reactes op stmtli. Dit lijkt te komen door zowel een tekort in de
snelheid van reacteselecte als de titvoering van motorische reactes. Patinten hebben vaak
moeite met handmatge motorsnelheid en coördinate.
k Verslechtering in verbaal en rtimtelijk gehetgen, aandacht, exectteve ftnctes (abstract
redeneren en plannen)
k Ook zijn er tekortkomingen in het denken over sociale fenomenen. Patinten hebben vooral
moeite met het begrijpen en oplossen van sociale problemen. Dit kan deels te wijten zijn aan
beperkingen in de meer basale cogniteve processen zoals gehetgen en redenering, ook al
verklaart dit het niet helemaal.
k Ze vertonen abnormaliteiten in het tonen van emote in zowel htn gezichtstitdrtkking en
htn verbale commtnicate. Ze vertonen vooral minder intense gezichtsemotes, en minder
positeve en meer negateve titdrtkkingen. Ook zijn patinten minder natwketrig in het
labelen van gezichtstitdrtkkingen.
Het is nog niet dtidelijk of er een afname is in cognitef ftnctoneren na het begin van de stoornis.
Recente sttdies tonen aan dat er een cogniteve daling plaatsvindt bij sommige patinten. Op
cognitef gebied blijkt dat de achtertitgang gegeneraliseerd (algemeen) is, al is er wel bewijs dat
bepaalde domeinen, zoals werkgehetgen, meer aangetast worden dan andere domeinen.

The orioins of vaolnerabilitg
Bletler en Kraepelin stggereerden dat er een biologische basis moest zijn voor tenminste sommige
gevallen. We gaan er tegenwoordig van tit dat er een aanoeboren biolooische kwetsbaarhein is.
Hiervoor zijn twee bronnen: oenetc factors en prenatal or nelivaerg (geboorte) complicatons.

The ngeietis of sihizophreiia
Tweelingk, adoptek en familiegeschiedenisonderzoeken leveren allemaal bewijs dat het risico voor
schizofrenie groter is bij mensen die een familielid hebben met de stoornis: hoe groter het niveat
van genetsche relatedness, hoe groter de kans dat diegene ook aan schizofrenie zal lijden. Uit
tweelingsttdies blijkt dat MZktweelingen de grootste overeenstemming hebben. Als een van de twee
schizofreen is, is de kans 25k50% dat de ander de stoornis ook zal ontwikkelen. Bij DZktweelingen is
dit 10k15%. Hoe verder weg het genetsche verwantschap, hoe lager het lifetme risico.

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller psychologiestudent1. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $5.89. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

67474 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$5.89  19x  sold
  • (12)
  Add to cart