HOOFDSTUK 1
PARAGRAAF 1, STANDPUNTEN
Door een standpunt geef je je mening.
Signaalwoorden: ik vind, volgens mij, ik denk dat, mijn conclusie is dat, dus, daarom en
kortom
• Positief standpunt
• Negatief standpunt
• Standpunt van twijfel
PARAGRAAF 2, SOORTEN ARGUMENTEN
à eigen standpunt verdedigen
à standpunt van een ander aanvallen
Signaalwoorden: want, omdat, namelijk, aangezien en immers
Objectief argument = argument is een feitelijke uitspraak
Subjectief argument = argument is een niet-feitelijke uitspraak
Een argument wordt gebaseerd op:
• Feiten
à het standpunt wordt ondersteund door een argument met feiten (controleerbaar
• Onderzoek of wetenschap
à verwezen naar resultaten van wetenschappelijk onderzoek
• Normen en waarden
à beroep op algemeen gedeelde norm of waarde
• Vermoedens
à het standpunt wordt ondersteund door een vermoeden (intuïtie, gevoel of
veronderstelling)
• Geloof of overtuiging
à beroep op geloof of levensbeschouwelijke overtuiging
• Gezag of autoriteit
à beroep op deskundige of autoriteit op een bepaald (vak)gebied
• Nut
à een uitspraak voor of tegen een bepaalde maatregel (nut of onnut van maatregel)