Dit document betreft een samenvatting van het boek volledige boek Praktijkgericht Onderzoek welke in diverse HBO Bachelor opleidingen wordt toegepast. Deze samenvatting is gebaseerd op de 3de druk uit 2018/2019).
Dit document pas je de gehele opleiding toe (tijdens de moduleopdrachten tot en met ...
,1 Onderzoeksperspectieven en -methoden
1.1 Criteria van goed onderzoek
Wat kenmerkt (goed) onderzoek? Men spreekt van wetenschappelijk of academisch onderzoek als er
sprake is van (een hoge score op) de volgende vijf voorwaarden of kenmerken (o.a. Butter &
Verhagen, 2014):
1. Betrouwbaarheid
Dit is de mate waarin een onderzoek precies en nauwkeurig is, wat wordt gekenmerkt door
meetfouten. Hoe preciezer er in een studie gemeten wordt en hoe minder meetfouten er zijn,
des te betrouwbaarder de studie is.
2. Validiteit
Dit is de mate waarin de resultaten van een studie geldig zijn en er daadwerkelijk gemeten
wordt wat men wilde meten. Meet men met de gebruikte vragenlijst bijvoorbeeld echt de
tevredenheid van medewerkers met hun werk of toch iets anders (bijvoorbeeld hun
commitment of betrokkenheid bij de organisatie)?
3. Repliceerbaarheid
In welke mate is een studie herhaalbaar? Is alles zo helder geschreven en bijgehouden dat
andere onderzoekers de studie opnieuw kunnen uitvoeren?
4. Objectiviteit
Dit houdt in dat de studie onafhankelijk van de opvattingen van de onderzoeker is uitgevoerd.
5. Ethisch verantwoord
Dit betekent dat de uitvoering van het onderzoek zelf en de resultaten daarvan noch direct
noch indirect schadelijk mogen zijn voor de betrokkenen bij het onderzoek.
1.2 Soorten onderzoeken
De volgende soorten onderzoek zijn vast te stellen:
1. Fundamenteel onderzoek (theoretisch inzicht)
Fundamenteel onderzoek is in eerste instantie gericht op het verkrijgen van (meer) theoretisch
inzicht, rekening houdend met de criteria, om op die manier meer kennis te verkrijgen en/of
theorievorming te verbeteren rond een bepaald thema (bv. de motivatie van medewerkers).
2. Praktijkgericht onderzoek (verbeteren praktijk)
Voor prakrijk gelden deze voorwaarden ook, maar hiernaast heeft praktijkgericht onderzoek tot
doel de praktijk te verbeteren. Het gaat erom een probleem op te lossen.
1.3 Wetenschapsfilosofische perspectieven
Historisch gezien zijn er twee brede wetenschapsfilosofische perspectieven op onderzoek te
onderscheiden (Van den Bersselaar, 2003):
1. Inductie (obv specifieke waarnemingen)
Op grond van specifieke waarnemingen komt men tot een algemene theorie. Ik ga
bijvoorbeeld een maand meelopen in organisatie X om alle medewerkers te observeren. Alle
medewerkers die ik in die periode zie zijn gemotiveerd, daarom is mijn theorie dat alle
medewerkers van organisatie X gemotiveerd zijn. Die theorie zou daarna weer toegepast
kunnen worden in deductief onderzoek.
2. Deductie (hypothese -> veronderstelling)
Haast omgekeerd komt men hier op grond van een algemene theorie tot een specifieke
verwachting of veronderstelling (hypothese). De redenering neemt een ‘als ... dan ...’ vorm
aan. Bijvoorbeeld:
Theorie: ‘Alle medewerkers bij organisatie X zijn gemotiveerd.’
Observatie: ‘Peter werkt bij organisatie X.’
Verwachting/hypothese: ‘Peter is gemotiveerd.’
In deductief onderzoek wordt de theorie getoetst door deze hypothese te toetsen; als deze
niet ondersteund wordt, moet de theorie worden verworpen.
Pagina 5 van 29
, 1.4 Wetenschapsfilosofische stromingen
Ook kunnen er twee wetenschapsfilosofische stromingen onderscheiden worden die wat specifieker
zijn dan de twee hoofdperspectieven (inductie, deductie) die hiervoor zijn gepresenteerd (Van den
Bersselaar, 2003):
1. Empirisch-analytische (positivistische) stroming:
Deze methode, die haar oorsprong heeft in de natuurwetenschappen, wil feiten verzamelen op
basis van de zintuiglijke waarnemingen van de onderzoeker(s). Deze methode wordt vaak
toegepast in deductief onderzoek.
2. Interpretatieve (fenomenologische en hermeneutische) stroming:
Deze stroming wil niet afgaan op de feiten zoals de vorige stroming, maar bestudeert eerder
de ervaringen van mensen; de beleefde waarheid en het duiden hiervan door de onderzoeker
staan hier centraal. Deze methode komt vooral voor in inductieve studies.
1.5 Onderzoeksmethoden
In de onderzoeksliteratuur wordt – deels vanuit de hiervoor genoemde brede filosofische
perspectieven en stromingen – vaak een onderscheid gemaakt tussen twee centrale
onderzoeksmethoden (Blumberg et al., 2011):
1. Kwalitatieve onderzoeksmethode.
Dit is vaker exploratief onderzoek, dat niet in meetbare eenheden uitgedrukt wordt, maar
waarin rijke, diepgaande informatie verzameld wordt. Het onderzoeksmateriaal bestaat
bijvoorbeeld uit taal: op papier of reallife in de zin van gesprekken. Werktevredenheid kan hier
gemeten worden in een lang interview waarin een medewerker uitgebreid vertelt over zijn
werk.
2. Kwantitatieve onderzoeksmethode.
Dit is kwantificeerbaar onderzoek gericht op beschrijven of toetsen, dat in meetbare eenheden
of getallen is uit te drukken. Het onderzoeksmateriaal bestaat bijvoorbeeld uit
vragenlijstscores of gegevens vanuit technische meetinstrumenten. Werktevredenheid kan
worden gemeten als de score op een vijfpuntsschaal. De gemiddelde tevredenheid is
bijvoorbeeld M = 4.0 op een schaal van 1 (zeer ontevreden) t/m 5 (zeer tevreden).
Vaak kiezen empirisch-analytisch (positivistisch) opgeleide onderzoekers voor een kwantitatieve
onderzoeksaanpak, terwijl interpretatief opgeleide onderzoekers vaker voor een kwalitatieve
onderzoeksaanpak kiezen. De keuze voor een bepaald(e) ontwerp/methode moet echter afhangen
van de onderzoeksvraag en (hiermee samenhangend) welke data men wil gaan verzamelen.
1.6 Keuze van een perspectief
Maar welk perspectief en welke methode of techniek moeten we nu kiezen voor onze studie? Dit zal
verschillen per situatie. Edmondson en McManus (2007) zijn enkele van de vele auteurs die ervoor
pleiten dat de gekozen methode consistent moet zijn met de onderzoeksvraag.
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Munited. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $10.86. You're not tied to anything after your purchase.