100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting Neurowetenschappen Zelfstudies Tentamen 1 $4.28
Add to cart

Summary

Samenvatting Neurowetenschappen Zelfstudies Tentamen 1

 12 views  0 purchase
  • Course
  • Institution

Dit document bevat uitgebreide en gedetaileerde uitwerkingen van de zelfstudies van Tentamen 1 Neurowetenschappen.

Preview 4 out of 46  pages

  • April 11, 2024
  • 46
  • 2021/2022
  • Summary
avatar-seller
NEUROWETENSCHAPPEN – ZS & WC TENTAMEN 1
ZS1 ALGEMENE ORGANISATIE VAN HET ZENUWSTELSEL
Gliacellen
Gliacellen in het zenuwstelsel zijn vele malen talrijker dan neuronen. Gliacellen vormen een
structurele steun voor het zenuwstelsel, maar ze vormen geen verbindend element




• Satellietcellen komen voor in perifere ganglia (sensibel en autonome). Zij omgeven alzijdig het
cellichaam van de daar gelegen neuronen. Ze ontstaan uit neurale lijstcellen.
• Cellen van Schwann vormen myelinescheden rond perifere zenuwuitlopers en zijn van belang
voor de saltatoire zenuwimpulsgeleiding. Ze ontstaan uit neurale lijstcellen.
• Oligodendrocyten vormen myelinescheden rondom centrale zenuwuitlopers. De
Schwanncellen vormen slechts één internodium rond één uitloper, terwijl een oligodendrocyt
meerdere uitlopers heeft die dus meerdere zenuwuitlopers van een internodium voorzien. Ze
ontstaan uit neuroepitheel, de glioblasten (die ontstaan uit de spongioblasten).
• Astrocyten zijn de meest voorkomende cellen in het CZS. Ze zijn onregelmatig van vorm en
kunnen lange uitlopers hebben. Ze worden ingedeeld in vezelige astrocyten (in witte stof) en
protoplasmatische astrocyten (in grijze stof). Ze ontstaan uit neuro-epitheel: de glioblasten
• Ependymcellen zijn de cellen die in het volwassen zenuwstelsel alzijdig, als kubische tot
cylindrische cellen, het lumen van de oorspronkelijke neurale buis (hersenventrikels en centraal
kanaal) bekleden. Ze ontstaan uit neuro-epitheel.
• Microgliacellen zijn van mesodermale oorsprong; vermoedelijk van oorsprong monocyten die
gedurende de vroege ontwikkeling vanuit de bloedbaan het zenuwweefsel binnendringen en
zich daar ontwikkelen tot fagocyterende cellen. Vooral actief bij verwondingen en
ontstekingen.

Astrocyten
• Met name de astrocyten zorgen voor structurele steun voor het zenuwstelsel
• Astrocyten hebben een functie bij de ontwikkeling van het zenuwstelsel. Neuroblasten vormen
door deling neuronen. De plaats van deling en de uiteindelijke bestemming is vaak niet hetzelfde.
Migratie van jonge neuronen naar hun uiteindelijke plaats geschiedt langs radiaal gelegen
gliacellen
• Astrocyten ondersteunen de neuronen in hun activiteit. Ze nemen de kaliumionen die de
neuronen tijdens activiteit uitstoten op om te voorkomen dat naastgelegen neuronen ook
spontaan depolariseren en ze zijn in staat om in synaptische gebieden neurotransmitter op te
nemen. De neurotransmitters worden dan vermetaboliseerd en de hierbij gevormde
componenten worden aan de zenuwcellen teruggegeven.
• Veel astrocyten vormen met lange uitlopers en hun verbrede eindvoetjes gliamembranen op
bloedvaten (membrana limitans perivascularis) of aan de buitenzijde van de hersenen
(membrana limitans superficialis). De membrana limitans is betrokken bij de vorming en
instandhouding van de bloedhersen-barriere (Blood-Brain-Barrier (BBB)), die voorkomt dat

, ongewenste stoffen vanuit de bloedbaan in het zenuwstelsel terecht komen. De membrana
limitans is niet zelf de BBB maar induceert de ondoorlaatbaarheid van de onderliggende
endotheelcellen
• Astrocyten kunnen ook fagocyteren. Ze zijn vooral betrokken bij het opruimen van afgestorven
neuronen. Ook bij beschadigingen worden astrocyten actief. Ze ruimen de dode neuronen op en
vullen als het ware de vrijgekomen ruimte op (=glia littekenweefsel).

Neuronen
Zenuwcellen kunnen op grond van hun functie in 3 typen worden ingedeeld: afferente (sensibele)
neuronen, efferente (motorische) neuronen en inter- of schakelneuronen.

Zenuwcellen zijn er in alle vormen en maten maar in het algemeen kunnen we vier, morfologisch te
onderscheiden, delen aanwijzen:
• Het cellichaam (= soma = nucleus + perikaryon) is het metabolische centrum van het neuron.
Hier bevindt zich bijvoorbeeld het ruw endoplasmatisch reticulum (RER). RER vinden we alleen in
het cellichaam, een beetje in de dendrieten, maar zeker niet in het axon. Dus alle eiwitten in een
neuron worden gesynthetiseerd in het cellichaam. Zijn deze eiwitten elders in het neuron nodig,
dan worden ze vervoerd via axoplasmatisch transport.
• De dendrieten vormen eigenlijk alleen een vergroting van het receptieve oppervlak van het
neuron. Naarmate meer axonen contact proberen te maken met een neuron zien we een
vergroting van dit oppervlak, dus meer, langere en sterker vertakte dendrieten. De dendrieten
zelf kunnen ook nog gespecialiseerde oppervlaktevergrotingen dragen, dendritic spines
• Het axon geleidt actiepotentialen en dat bij de mens een lengte kan hebben tot 1 meter. Bij
motorische cellen vinden we op de plek waar het axon aan het cellichaam ontspringt vaak een
gespecialiseerd gebied, een verdikking die axonheuvel wordt genoemd. Op deze plaats ontstaan
actiepotentalen, mits de locale depolarisatie een bepaalde grenswaarde overschrijdt. Bij
sensibele neuronen ontstaat de actiepotentaal perifeer, vaak bij de eerste insnoering van
Ranvier. Een axon kan, behalve aan zijn uiteinde, ook elders vertakt zijn. Deze vertakkingen,
collateralen genaamd, ontspringen bij de insnoeringen van Ranvier, staan loodrecht op het axon
waaruit ze ontspringen en maken synaptisch contact met nabijgelegen neuronen.
• Aan het uiteinde van een axon zien we vaak vertakkingen die eindigen in gespecialiseerde
verdikkingen, de présynaptische uiteinden. Hier vindt overdracht van informatie plaats van het
neuron naar de postsynaptische structuur. De gespecialiseerde contactplaats tussen pré- en
postsynaptisch element wordt synaps genoemd. Het postsynaptisch element kan een ander
neuron

Neuronen hebben zeer uiteenlopende vormen:
• Bipolaire neuronen zijn vrijwel altijd sensibel (afferent). Ze hoeven vaak slechts een korte
afstand te overbruggen. Vanwege de geringe lengte van hun uitlopers maken ze dan voor hun
functioneren geen gebruik maken van actiepotentialen, maar van synaptische potentialen of
receptorpotentialen.
• Een pseudo-unipolair neuron zijn gespecialiseerde (omgevormde) bipolaire cellen. Het
cellichaam komt buiten de route van de actiepotentiaal te liggen. De gehele uitloper van PZS tot
in hetCZS wordt axon genoemd. We kunnen bij deze neuronen niet echt van dendrieten spreken;
alleen de distale vertakking van de perifere uitloper zou in aanmerking kunnen komen. Pseudo-
unipolaire cellen zijn neuronen, die vrijwel zonder uitzondering informatie afkomstig van de
periferie in de vorm van actiepotentialen naar het CZS voeren. Die actiepotentiaal ontstaat in dit
geval niet aan een axonheuvel maar aan het perifere uiteinde van het axon op de plaats van de
1e insnoering van Ranvier. Het cellichaam van de pseudo-unipolaire cel ligt in een ganglion. Voor

, de sensibele vezels uit romp en ledematen zijn dat de spinale ganglia (dorsale
wortel ganglia) en voor de sensibele vezels uit het hoofd de ganglia van de
hersenzenuwen.
• Multipolaire neuronen. Ze hebben vaak een wijdvertakte dendrietboom.

Tracing methoden en axoplasmatisch transport
Veel neuroanatomische tracers maken van axonaal transport gebruik.
• Anterograad transport gaat van het cellichaam naar de terminalia. Het heeft met name
betrekking op de in het cellichaam gesynthetiseerde eiwitten. Eiwitsynthese vindt immers plaats
in het RER, dat in het axon en de terminalia volledig ontbreekt.
• Retrograad transport gaat van de terminalia in de richting van het cellichaam. Het transport
berust onder meer op pinocytose; door pinocytose worden stoffen aanwezig in de synaptische
spleet opgenomen in het axonuiteinde en via snel retrograad transport richting cellichaam
getransporteerd.

• Radioactieve tracers. Radioactieve aminozuren,
geïnjiceerd in een bepaald hersendeel worden
opgenomen door het cellichaam en gebruikt voor
eiwitsynthese. Een groot deel van deze eiwitten zal
zich via snel anterograad transport (400 mm/dag)
verspreiden richting het axon uiteinde. Met behulp
van autoradiografie kan de tracer zichtbaar worden
gemaakt
• Eiwitten zoals horseradish peroxidase (HRP). HRP
geïnjiceerd in een bepaald hersendeel wordt in de
synapsspleet opgenomen en via snel retrograde
transport vervoerd (200-300 mm/dag) naar het cellichaam. Het enzym HRP is eenvoudig
histochemisch aan te tonen
• Intracellulaire tracers. Met behulp van een micropipet kunnen stoffen in een neuron worden
gebracht. Men gebruikt dan bij voorkeur fluorescerende stoffen zichtbaar te maken met de
fluorescentiemicroscoop. Het inbrengen van die stoffen in een neuron gebeurt ofwel onder druk,
ofwel iontophoretisch, d.w.z. dat men de micropipet tevens gebruikt als microelectrode. Door
een spanningsverschil aan te brengen tussen electrode en buitenzijde neuron drijft men de in de
pipet (electrode) aanwezige kleurstof in het neuron.

1. Je doet onderzoek naar de aansturing van de verschillende oogspieren. Beschrijf de stappen die je
moet nemen om langs experimentele weg de plaats aan te tonen waar de cellichamen van de
motorneuronen zijn gelegen die de verschillende spieren innerveren.
Een retrograde tracer inspuiten in de oogspieren. De tracer zal naar het soma worden
getransporteerd. We vinden de tracer in de hersenstam doordat hier de meeste hersenzenuwen
ontspringen (het gaat hier specifiek om de motorneuronen). In het diencephalon ligt ook een zenuw
(2) die te maken heeft met zien; het gaat hierbij echter niet om de oogspieren.

2. Beschrijf de stappen die je moet nemen om langs experimentele weg aan te tonen waar in het
centrale zenuwstelsel de neuronen liggen die de bovengenoemde motorneuronen innerveren.
Je spuit nu weer een retrograde tracer in (in het gebied waar de cellichamen van de gevonden
motorneuronen liggen), in een oogspierkern. De retrogade tracer zal worden opgenomen door de
axonen van cellen die contact maken met het cellichaam van de gevonden motorneuronen. De
aansturing zal vanaf meerdere kanten komen. Dit is bijna altijd; een neuron wordt bijna nooit vanaf
één kant geïnnerveerd. Als je een anterograde tracer inspuit bij de cellichamen van bepaalde
neuronen (venstibulaire kernen), vind je de tracer ook op verschillende plaatsen terug. Een neuron

, heeft initieel één axon, maar die vertakt zich in verschillende takken die naar verschillende
hersendelen gaan!




De hersenvliezen
Het centrale zenuwstelsel (hersenen en ruggenmerg) zijn omgeven door een drietal hersenvliezen
(meningen). In de subarachnoidale ruimte, tussen arachnoidea en pia mater bevindt zich
hersenvloeistof (liquor cerebrospinalis), welke geproduceerd wordt door de plexus choroideus van
de beide laterale ventrikels, de derde en vierde ventrikel. Er is een constante aanmaak van liquor
cerebrospinalis, er moet dus ook een constante afvoer zijn. Hierin wordt voorzien middels
uitpuilingen van de arachnoidea, de arachnoidale villi, in de veneuze bloedsinus. Deze villi zijn met
name goed te zien in de sinus sagittalis superior, welke zich bevindt in de dura mater op de plaats
waar linker en rechterhersenhelft samenkomen. De subarachnoidale ruimte is niet overal even
breed.

3. Noem 3 functies van de liquor cerebrospinalis.
Schokdeming, transport/aanvoer voedingsstoffen en de afvoer van metabolieten

4. Beschrijf de weg die de liquor aflegt vanaf de productie in het laterale ventrikel tot aan de
resorbtie in het veneuze systeem (de sinus saggitalis superior).
Lateraal ventrikel (1e en 2e) -> 3e ventrikel -> aquaductus cerebri -> 4e ventrikel -> foramina -> komt
rondom de hersenen/ruggenmerg in de subarachnoidale ruimte
(Liquor geproduceerd door plexus choroideus, lateraal ventrikel, derde ventrikel en vierde ventrikel)

5. Verklaar waarom de subarachnoidale ruimte niet overal even groot is.
De pia mater volgt alle contouren van de hersenen en het ruggenmerg. Het arachnoid ligt tegen de
dura mater aan, dus volgt diens contouren en niet de groeven van de hersenen. De subarachnoidale
ruimte ligt tussen het arachnoid en de pia mater en door het verschil in de contouren die ze volgen
ontstaat er een verschil in groottte van de subarachnoidale ruimtes. Een vergrote ruimte noemen we
een cisterne.

Het ruggenmerg is korter dan het wervelkanaal. Bij foeten wordt nog vrijwel het gehele wervelkanaal
door het ruggenmerg gevuld. Tussen het caudale einde van het ruggenmerg (t.h.v. wervel L1/L2) en
het caudale einde van de dura zak bevindt zich de met liquor gevulde cisterna /lumbalis. Dit is de
plaats waar de ruggenprik genomen kan worden.

Vascularisatie
6. Bekijk langs welke wegen zuurstofrijk bloed de hersenen bereikt.
Via het a. vertebralis systeem en het a.carotis interna systeem. (Externa niks met hersenen te maken,
maar doet wel de dura)

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller fleurheling. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $4.28. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

50843 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$4.28
  • (0)
Add to cart
Added