Samenvatting van alle voorgeschreven stof uit Pitlo voor het vak Goederenrecht. Geschreven in 2018/2019. Ook een gedeelte van de verplichte arresten met rechtsregel opgenomen.
Verhaal op alle goederen
Op grond van art 3:276 BW kan de schuldeiser waarvan de vordering niet wordt
voldaan, zijn vordering verhalen op de goederen van zijn schuldenaar. Hierbij is van
belang dat het mogelijk is de vordering te verhalen op alle goederen van de schuldenaar:
op al zijn zaken en al zijn vermogensrechten. Er zijn vijf deelregels die voortvloeien uit
art 3:276 BW:
- Iedere schuldeiser kan verhaal nemen
- De schuldeiser is vrij in de keuze van het goed
- Alle goederen van de schuldenaar zijn uitwinbaar
- De schuldeiser heeft een verhaalsrecht en goederen van de schuldenaar zijn
uitwinbaar voor diens schulden
- Goederen zijn uitwinbaar als ze tot het vermogen van de schuldenaar behoren
Gelijkheid van schuldeisers
Op grond van art 3:277 lid 1 BW hebben schuldeisers een gelijk recht op voldoening uit
de opbrengst van de goederen van hun schuldenaar naar evenredigheid van hun
vordering. Het recht op uitkering betreft de netto-opbrengst van de geëxecuteerde
goederen (dit is na aftrek van de kosten van executie).
Verhaalsuitoefening buiten faillissement
Buiten faillissement is de eerste stap het leggen van executoriaal beslag (art 430 Rv).
Hiervoor moet men eerst een executoriale titel verkrijgen, bijvoorbeeld in de vorm van
een vonnis. Een schuldeiser kan, in afwachting van de executoriale titel, eerst
conservatoir beslag leggen (art 700 Rv). Na de beslagfase volgt executoriale verkoop.
Verhaalsuitoefening binnen faillissement
Faillissement is een beslag op het gehele vermogen van de schuldenaar. Een eerder
gelegd verhaalsbeslag door een individuele schuldeiser komt met uitspraak van het
faillissement te vervallen op grond van art 33 Fw. Nadat het faillissement is
uitgesproken, moet de schuldeiser zijn vordering indienen bij de curator.
Uitzonderingen
Bovenstaande regels hebben uitzonderingen. Niet alle goederen zijn voor uitwinning
vatbaar, daarnaast bestaan er regels met betrekking tot voorrang en executie zonder
executoriale titel te hoeven halen.
1. Niet voor uitwinning vatbare goederen: in art 447 en 448 Rv staan een aantal
goederen die niet vatbaar zijn voor beslaglegging. In art 475b-475 e staat het loon
en de uitkeringen waarvoor een beslagvrije voet is opgenomen. Art 436 Rv sluit
goederen bestemd voor openbare dienst van beslag uit. De wettelijke
uitzonderingen zijn van dwingend recht. Daarnaast is het ook mogelijk dat door
middel van overeenkomst tussen schuldenaar en schuldeiser de
verhaalsbevoegdheid van de schuldeiser beperkt wordt.
, 2. Voorrang: op grond van art 3:277 BW geldt de paritas creditorum slechts voor
zover er geen door de wet erkende redenen van voorrang bestaan. De wet kent
een gesloten systeem van voorrangsrechten (art 3:277/3:278 BW). Er wordt
onderscheid gemaakt tussen pand, hypotheek en voorrechten (art 3:279 BW).
Volgens art 3:279 BW gaan pand en hypotheek boven voorrecht. Uitzonderingen
staan in art 3:284 lid 2, art 3:285 lid 2 en 21 Inv.wet. Art 3:280 BW en 3:281 BW
regelen de rangorde tussen de verschillende voorrechten.
3. Achtergestelde vordering: op grond van art 3:277 lid 2 BW kunnen schuldeiser
en schuldenaar bij overeenkomst bepalen dat de vordering van de schuldeiser
tegenover alle of bepaalde schuldeisers een lagere rang inneemt dan de wet haar
toekent.
Persoonlijke zekerheid, oneigenlijke of feitelijke voorrang
Een recht van voorrang geldt in de situatie dat er een samenloop van verhaalsrechten is
tegenover de schuldeisers die geen/een langer recht van voorrang hebben. Soms bestaat
er, door de bijzondere verhaalspositie van de schuldeiser, echter geen samenloop van
verhaalsrechten. Dit is bijvoorbeeld het geval indien een ander met zijn vermogen
verhaalsaansprakelijk is doordat deze persoonlijke zekerheid heeft gesteld. Ook kan het
zo zijn dat een schuldeiser zich kan verhalen op een afgescheiden vermogen, dit wordt
feitelijke/oneigenlijke voorrang genoemd.
Derdenrekening of kwaliteitsrekening
Betaling op een bankrekening van een tussenpersoon, leidt ertoe dat dit geld onderdeel
wordt van zijn vermogen. Verhaal op dat bedrag kan dan worden uitgeoefend door
schuldeisers van de tussenpersoon. Een belangrijke oplossing hiervoor werd in het
arrest Slis-Stroom aangedragen: notarissen/andere tussenpersonen moeten een
kwaliteits-/derdenrekening aanhouden die dergelijke bijschrijvingen afgescheiden
houdt van het eigen vermogen. De wetgever heeft twee specifieke gevallen geregeld:
- Kwaliteitsrekening notarissen, art 25 Wna
- Kwaliteitsrekening deurwaarders, art 19 GDW
In het arrest Procall heeft de HR dit van overeenkomstige toepassing verklaard op de
situatie van advocaten en accountants.
Voorrechten
Karakter en werking van een voorrecht
Een voorrecht zorgt voor een voorrang bij de verdeling van de netto-executieopbrengst.
Een bijzonder voorrecht geeft voorrang op een bepaald goed, een algemeen voorrecht
geeft voorrang op alle goederen. Voorrechten ontstaan enkel uit de wet (art 3:278 lid 2
BW).
Het voorrecht zit vast aan een vordering. Als een vordering op een derde overgaat, gaat
het voorrecht als nevenrecht mee (art 6:142 BW). Het voorrecht is echter geen beperkt
recht en kent derhalve geen zaaksgevolg, dus de rechthebbende kan vrij over het goed
beschikken. Als het goed wordt overgedragen, vervalt met het verhaalsrecht ook het
voorrecht.
,Uitoefenen van een voorrecht
De bevoorrechte schuldeiser heeft niet het recht van parate executie, dus heeft buiten
faillissement een executoriale titel nodig en moet beslag leggen (art 430 Rv).
Binnen het faillissement geeft het voorrecht ook geen separatistpositie. De schuldeiser
moet de vordering indienen bij de curator onder vermelding van haar rang. Bij
erkenning van de vordering en het voorrecht, heeft de schuldeiser voorrang bij
verdeling. Is er onvoldoende opbrengst, dan houdt de schuldeiser voor het restant een
concurrente vordering over.
Rangorde van voorrechten
De rangorde van voorrechten geldt als volgt:
- Pand- en hypotheekrechten gaan boven voorrecht (art 3:279 BW).
- Bijzondere voorrechten hebben voorrang op algemene voorrechten (art 3:280
BW).
- De rangorde tussen voorrechten op alle goederen wordt bepaald door de wet (art
3:281 lid 2 jo 3:288 BW).
- Verschillende voorrechten die op hetzelfde goed rusten, hebben gelijke rang (art
3:281 BW). Onstaansmoment speelt hier geel rol.
Een bijzonder voorrecht
Deze staan in afdeling 3.10.2., art 3:282 e.v. BW. Er wordt onderscheid gemaakt tussen
vier bijzondere voorrechten:
1. Kosten tot behoud
Wordt geregeld in art 3:284 BW. Enkel kosten die worden gemaakt om het fysiek
tenietgaan van een zaak tegen te gaan. Het voorrecht van kosten tot behoud
wordt volgens art 3:284 lid 3 gerangschikt boven alle andere voorrechten, met
uitzondering van de vorderingen waaraan laatstgenoemde voorrechten zijn
verbonden later zijn ontstaan dan het voorrecht met betrekking tot kosten tot
behoud. Er bestaat dan volgens art 3:281 lid 1 BW dezelfde rang. Is er sprake van
het ontstaan van een algemeen voorrecht nadat er al een bijzonder voorrecht
bestaat, dan gaat het bijzondere voorrecht (natuurlijk) voor. De vordering op
grond van art 3:284 BW kan worden verhaald zonder dat de schuldeiser rechten
van derden op het goed kunnen worden tegengeworpen. Een uitzondering hierop
is de situatie dat de rechten van derden zijn ontstaan nadat de kosten tot behoud
zijn gemaakt. Het voorrecht van kosten tot behoud gaat dus ook voor een eerder
gevestigd beperkt recht/een ouder pand- of hypotheekrecht (art 3:279 BW). In
afwijking van art 3:279 BW gaat het voorrecht ook boven een na het maken van
de kosten tot behoud gevestigd stil pandrecht, als de zaak niet in de macht van de
pandhouder of een derde is gebracht. Het pandrecht gaat dus boven het
voorrecht als het later is ontstaan en de zaak in de macht van de
pandhouder/een derde is gekomen. De pandhouder hoeft niet te goeder trouw
te zijn. De rangwisseling kan worden voorkomen door beslag te leggen. Is een
later gevestigd recht geleverd door constituto possessorio, dan kan dit niet aan
de schuldeiser met het voorrecht wegens kosten tot behoud worden
tegengeworpen, zolang de zaak niet in handen van de verkrijger is gekomen (art
3:284 lid 2 BW).
, 2. Aanneming van werk
Art 3:285 BW. Hieronder vallen loon en kosten van materiaal en dit geldt voor zowel
roerende als onroerende zaken. Schuldeiser moet persoonlijk aan de uitvoering van het
aangenomen werk deelnemen. Het voorrecht komt toe aan degene die met de
opdrachtgever heeft gecontracteerd en vervalt na verloop van twee jaren na het
ontstaan van de vordering. Het strekt zich uit over de opbrengst van de gehele zaak
(maar, zie art 3:286 lid 2 BW). De schuldeiser moet een verhaalsrecht hebben. Het
voorrecht heeft geen absolute werking, dus de schuldenaar moet eigenaar van de zaak
zijn. Is de zaak nog in de macht van de schuldeiser, dan kan hij het retentierecht
uitoefenen. Pand en hypotheek gaan boven het voorrecht van aanneming van werk (art
3:279 BW), met uitzondering van de situatie genoemd in art 3:285 lid 2 BW: samenloop
met een door een stil pandrecht gedekte vordering. Voorrecht heeft dan voorrang, tenzij
pandrecht is ontstaan na het ontstaan van bevoorrechte vordering en de zaak in
macht van de pandhouder/een derde is gekomen.
3. Appartemensbijdragen
Art 3:286 BW verbindt aan de vordering van de bijdragen die appartementseigenaars of
vruchtgebruikers van een appartement verschuldigd zijn, een voorrecht op het
appartementsrecht. Het gaat hier om de vorderingen genoemd in art 5:112, 5:113 en
5:122 BW. Het voorrecht komt na het recht van hypotheek. Bij samenloop van dit
voorrecht en het voorrecht van aanneming van werk, gaat het voorrecht van aanneming
van werk voor (art 3:286 lid 3 BW).
4. Vergoeding van schade
Art 3:287 BW versterkt de positie van een benadeelde bij een vordering van een
schadeveroorzaker op zijn verzekeraar. Volgens art 3:287 BW gaat een vordering tot
vergoeding van de schade voor op de vordering die de schuldenaar op de verzekeraar
heeft, voor zover de vordering de verplichting tot vergoeding van de schade betreft.
Benadeelde kan zich op de vordering verhalen, zonder dat hem rechten van derden op
deze vordering kunnen worden tegengeworpen (art 3:287 lid 2 BW). Gaat voor op een
gevestigd stil pandrecht.
Zaaksvervanging
Gaat het goed van een voorrecht teniet, dan strekt het voorrecht zich door
zaaksvervanging uit over vorderingen tot vergoeding die in de plaats van het goed zijn
getreden (art 3:283 BW).
Algemeen voorrecht
Geeft voorrang bij de verdeling van de opbrengst van alle goederen en neemt rang na
pand, hypotheek en bijzondere voorrechten. Er zijn vier algemene voorrechten te
onderscheiden in de volgende rangorde (art 3:288 BW):
1. Kosten faillissementsaanvraag
Alleen als faillissement ook is uitgesproken.
2. Kosten lijkbezorging
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller amberklaver. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.89. You're not tied to anything after your purchase.