Algemeen
Heffingen die aansluiten bij de overgang van vermogen bij overlijden komen reeds voor in de 7 e eeuw voor
Christus. ook in de vroegste geschiedenis van NL zijn er heffingen als een vorm van successierecht.
De erfbelasting wordt door velen als een onrechtvaardige heffing beschouwd. Veelal wordt daarbij als argument
naar voren gebracht dat het onrechtvaardig zou zijn dat het vermogen van de erflater dat al meerdere malen
tijdens zijn leven aan verschillende heffingen onderworpen is geweest, bij zijn heffing nogmaals in de heffing
wordt betrokken.
De Nederlandse erfbelasting is een verkrijgingsbelasting (persoonlijke belasting voor verkrijger). In dat licht
bezien is het niet vreemd dat de draagkrachtvermeerdering die optreedt bij de verkrijger in de heffing van
erfbelasting wordt betrokken.
Verkrijgingsbelasting verschilt van een boedelbelasting. Bij een boedelbelasting wordt geheven over de gehele
nalatenschap, niet de verkrijging.
Rechtsgronden: ‘wat de rechtsgrond betreft is vooral de gedachte doorslaggevend dat het gerechtvaardigd is
belasting te heffen over vermogen dat iemand zomaar, zonder het leveren van inspanning is toegevallen. Daarin
kunnen zowel vermeerdering van de draagkracht als de bevoorrechte verkrijging als rechtvaardigingsgronden
worden onderscheiden’
o Draagkrachtbeginsel – vermogensvermeerdering is vermeerdering van draagkracht
o Buitenkansbeginsel – beginsel van de bevoorrechte verkrijging
o Sluisgedachte – Rechtsgrond uit de parlementaire geschiedenis, waarin een verband wordt gelegd
tussen een vermogenstoename krachtens erfrecht en een vermogenstoename uit inkomen. De
sluisgedachte houdt in dat de vermogensaanwas hetzij de sluis van de IB passeert, hetzij de sluis van de
erfbelasting.
o Daarnaast heb je nog het beginsel van de minste pijn dat als uitgangspunt hanteert de heffing van
erfbelasting op weinig weerstand stuit en het argument dat de heffing van erfbelasting een bijdrage zou
moeten leveren aan het wegnemen van ongelijkheden in de vermogensverdeling.
Ondanks het draagkrachtbeginsel niet aansluiten bij de woonplaats van de verkrijger, maar de woonplaats van
de erflater, omdat er anders praktische problemen zouden ontstaan. Aanknoping bij de verkrijger leidt
daarnaast tot een achterstandspositie in het internationale kader.
2
,HOOFDSTUK 2 – HET BELASTBARE FEIT
Belastbaar feit (art. 1)
Krachtens deze wet worden de volgende belastingen geheven:
1°.erfbelasting over de waarde van al wat krachtens erfrecht wordt verkregen door het overlijden van iemand
die ten tijde van het overlijden in Nederland woonde;
o Erfdeel
o Legaat
o Lastbevoordeling
o Vergunningen en aanspraken
o Rentevergoedingsovereenkomst (4:13 lid 4 BW)
o Fictiebepalingen (art. 6-17a en 33 onder 12 SW)
2°.schenkbelasting over de waarde van al wat krachtens schenking wordt verkregen van iemand die ten tijde van
de schenking in Nederland woonde.
o Gift (7:186 BW)
o Natuurlijke verbintenis (lid 7)
o NB: bevoordeling als gevolg van verwerping is geen schenking (lid 8)
‘in Nederland woonde’ = ingezetene
Woonplaats erflater / schenker
Begrip NL art. 2 lid 3d onder 3 AWR (alleen NL)
Omstandigheden bepalen waar iemand woont (art. 4 AWR)
o Duurzame band van persoonlijke aard
o Bijv. kijken waar je gezin/familie verblijft / waar je een woning heeft / waar je werkzaamheden verricht /
waar je bankrekening aanhoudt / waar onderhoudt je je sociale contacten / nationaliteit / verzekering
etc.
o Waar je in de BRP staat ingeschreven is niet van doorslaggevend belang.
Vestigingsplaats rechtspersoon is daar waar de feitelijke leiding zich bevindt (1:10 BW)
Woonplaatsficties
o Art. 2 lid 1 SW – Dit artikel regelt de woonplaats voor buiten Nederland verblijvende natuurlijke
personen die in dienst staan tot de Staat der Nederlanden. De woonplaatsfictie is niet van toepassing op
Nederlanders die werkzaam zijn in het land waar zij zijn aangeworven, tenzij het om militairen gaat.
o Art. 3 lid 1 SW – Het regelt de woonplaats van Nederlanders die uit Nederland zijn vertrokken en binnen
een periode van tien jaar na hun vertrek overlijden of een schenking doen. Rechtvaardiging is het
tegengaan van belastingvlucht en de band met NL. Bij verlies van de nationaliteit is de 10-jaarstermijn
niet langer van toepassing. Termijn vangt aan wanneer een Nederlander NL metterwoon heeft verlaten,
m.a.w. er dient sprake te zijn van emigratie.
Een schenking door een gehuwde schenker wordt behandeld als een schenking die is gedaan
door de schenker en zijn echtgenoot samen (art. 26 SW). De termijn van 10 jaar is dan ook van
toepassing als één van de echtgenoten de Nederlandse nationaliteit bezit. De Nederlandse
echtgenoot mag worden gezien als schenker van de helft van de totale schenking, alleen de helft
is onderworpen aan de heffing.
Uit de jurisprudentie blijkt dat deze termijn niet in strijd is met het gelijkheidsbeginsel van art. 26
IVBPR, het discriminatie verbod in het EVRM en het EG-Verdrag. De bijzondere band tussen een
staat en zijn onderdanen is een objectieve en redelijke rechtvaardiging.
3
, o Art. 3 lid 2 SW - Dit artikel geldt alleen voor de schenkbelasting. De nationaliteitseis geldt hier niet.
Eenieder die binnen Nederland heeft gewoond en binnen één jaar na het verlaten van Nederland een
schenking doet, wordt geacht op dat tijdstip in Nederland te wonen. Uitvoerbaarheid niet eenvoudig.
Tijdstip van verkrijging
Als regel wordt gehanteerd dat de belastingschuld ontstaat op het moment waarop de erflater overlijdt c.q. het
tijdstip waarop een schenking tot stand komt (art. 7:175 BW).
Uitzonderingen opschortende en ontbindende voorwaarden.
Art. 1 lid 9 SW: een gift onder opschortende voorwaarde wordt geacht tot stand te komen op het moment dat
de voorwaarde wordt vervuld. Hiermee wordt voor de schenking onder opschortende voorwaarde afstand
genomen van het civielrechtelijke uitgangspunt dat deze schenking tot stand komt op het moment dat de
overeenkomst is gesloten. Er heeft derhalve fiscaal gezien nog geen belastbare schenking plaatsgevonden.
Het tijdstip van in vervulling gaan van de opschortende voorwaarde is derhalve bepalend voor het moment
waarop de belastingschuld ontstaat en derhalve voor de formele bepalingen, zoals de aanvang van termijnen
voor het indienen van aangiften, het opleggen van aanslagen en de mogelijkheid van bezwaar en beroep, maar
ook voor de waardering van hetgeen wordt verkregen, alsmede de hoogte van de vrijstellingen en de tarieven.
Probleem bij verkrijging onder:
Opschortende of ontbindende tijdsbepaling
Opschortende of ontbindende voorwaarde
Tijdsbepaling:
o Gebeurtenis is zeker, tijdstip kan onzeker zijn.
o Schenking onder tijdsbepaling: Overeenkomst komt meteen tot stand, maar uitvoering wordt
opgeschort.
o Altijd meteen heffen, rekening houden in waardering
Opschortend: verkrijging onder last vruchtgebruik
Ontbindend: verkrijging van vruchtgebruik voor bepaalde tijd
Voorwaarde:
o Voorwaarde is onzekere gebeurtenis
o Opschortende voorwaarde: heffing bij intreden voorwaarde, waardering naar moment verkrijging (art. 1
lid 9 SW) / voorwaarde van overleving > fictiebepaling art. 11 lid 3 SW.
o Ontbindende voorwaarde: directe heffing over volle waarde, eventueel herrekening bij intreding. Wordt
de voorwaarde vervuld, dan kan met een beroep op art. 53 lid 1 SW de betaalde belasting worden
teruggevraagd, verminderd met het bedrag aan belasting dat verschuldigd zou zijn geweest indien dat
was berekend over het voordeel dat tijdens de bezitsperiode is genoten.
4
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller marianneb1995. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $7.25. You're not tied to anything after your purchase.