100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting Uitwerking leerdoelen Blok 2B voor Kennistoets 5 $8.11   Add to cart

Summary

Samenvatting Uitwerking leerdoelen Blok 2B voor Kennistoets 5

5 reviews
 202 views  10 purchases
  • Course
  • Institution
  • Book

Uitwerkingen van de leerdoelen uit blok B van het tweede jaar, inclusief AFPF!

Preview 7 out of 135  pages

  • No
  • Afpf is voornamelijk hierop gebaseerd.
  • January 15, 2019
  • 135
  • 2018/2019
  • Summary

5  reviews

review-writer-avatar

By: rubyfresh79 • 5 year ago

review-writer-avatar

By: JackyWesterhout • 5 year ago

review-writer-avatar

By: jolah_h • 4 year ago

review-writer-avatar

By: ahmvdmoosdijk • 5 year ago

review-writer-avatar

By: marlizbunnik • 5 year ago

avatar-seller
Casus 1: Anne.
Casus gestuurd onderwijs.
De student kan uitleggen wat het SAFE-model inhoudt en hoe
deze werkwijze gerelateerd is aan het methodisch verpleegkundig
handelen.
De DSM bestaat uit 5-assen.
1. Klinische syndromen.
2. Persoonlijkheidsstoornissen.
3. Somatische aandoeningen.
4. Psychosociale factoren.
5. Algeheel functioneren.
Door binnen een as te komen is een anamnese van belang hierin wordt vastgesteld:
Specifieke anamnese.
- Aard, ernst en chronologie van psychiatrische klachten.
- Ervaren lijden van cliënt.
- Oordeel van de cliënt over gevolgen en betekenis van klachten.
- Maatregelen die al genomen zijn.
Hetero anamnese.
- Familiehistorie en migratiehistorie.
- Essentieel bij de bepaling of klachten door stoornis of cultuur komen.

Er wordt onderzoek gedaan binnen drie dimensies.
- Cognitief.
het bewustzijn, concentratievermogen, geheugen, ziekte-inzicht, enz.
- Affectief.
Stemming en gevoelens, somatische klachten en verschijnselen.
- Conatief.
Mimiek, gebaren, spraak, wilskracht, gedrag.

SAFE model.
Voor gebruikt om structuur te creëren bij rapportages. Dit is helpend om de rapportages zo
systematisch mogelijk te maken.
Situatie. Observatie van de cliënt.
Actie. Interventie, uitgevoerde handelingen.
Follow up. Vervolg acties.
Evaluatie. Uitkomst bespreken met cliënt.


De student kan uitleggen wat veel voorkomende oorzaken en
gevolgen zijn van een borderline persoonlijkheidsstoornis.
Oorzaken en verklaringsmodellen.
Aangeboren aspecten.
Deels aangeboren, zoals temperament en stressgevoeligheid. Echter bepaald de omgeving
of dit versterkt wordt of niet.

Vroege hechting, affectregulatie en mentaliseren.
Een baby leert in de hechtingrelatie het reguleren van de eigen affectiviteit, dit door
wederzijdse beïnvloeding.
- Veilige hechting  positief zelfbeeld, vertrouwd andere, durft kwetsbaar op
te stellen, kan nadenken over zichzelf en anderen.
- Onveilige hechting  vastklampen aan andere, negatief zelfbeeld, chronisch
onzeker, geen poging tot nieuwe relaties aangaan.

,Mensen met een persoonlijkheidsstoornis hebben vaker een onveilige hechting.

Mentaliseren, beeld vormen van eigen gedachten en die van anderen, weten dat hij kan
liegen, leert zich inleven. Kan hierdoor intimiteit en nabijheid ervaren.
- Goed mentaliseren.
Mensen kunnen relaties aangaan, aanvoelen wat er in een ander omgaat, hanteren
van verschillende conflicten.
- Slecht mentaliseren.
Persoon begrijpt anderen niet, of voelt zich niet begrepen.

Ontwikkeling van het zelf.
In eerste levensjaren ontwikkel je beeld van jezelf en anderen. Dit wordt bepaald door
wisselwerkingen tussen jezelf en andere, en ervaringen.
Positieve ervaringen leiden tot een positief beeld, negatieve ervaringen leiden tot een
negatief beeld.

Cognitieve schema’s.
Zijn gedachten die mensen over zichzelf, anderen en de wereld hebben. Vaak ben je je hier
niet van bewust totdat zij disfunctioneel worden, ook wel disfunctionele cognitieve schema’s.
Deze worden gekenmerkt door:
- Zwart-wit denken.
- Generaliseren.
- Uitgaan van catastrofen.
- Emoties als basis van feiten nemen.
- Gedachten van andere invullen.
Worden door de persoon als echt ervaren, zijn daarom zo moeilijk te behandelen.

Life events en traumatisering.
Traumatisering, gebeurtenis raakt niet verwerkt, krijgt geen plek. Hierdoor zal het
stresssysteem geprikkeld blijven. De kans op een negatieve spiraal zal dan groter zijn.

Diagnose persoonlijkheidsstoornis.
Algemene criteria voor persoonlijkheidsstoornissen volgens de DSM-5:
- Duurzaam patroon van gedragingen en gedachten die afwijkt van de betrokken
cultuur. Komt tot uiting bij tenminste twee van de volgende punten:
o Cognities.
o Affectiviteit.
o Interpersoonlijk functioneren.
o Impulsbeheersing.
- Patroon is inflexibel en komt voor bij een breed spectrum aan persoonlijke en sociale
situaties.
- Veroorzaakt beperkingen in functioneren.
- Patroon is stabiel en van lange duur.
- Kan niet worden verklaar als een psychische stoornis, of als gevolg van een
somatische aandoening.

Daarna zijn er drie clusters van persoonlijkheidsstoornissen:
Cluster A (vreemd of excentriek gedrag).
- Paranoïde
Karakter, hebben het idee de overheid achter ze aanzit, nog geen wanen.
- Schizoïde
Kluizenaar, zitten liever op een hutje zo ver mogelijk van andere mensen vandaan.
- Schizotypische
Mensen met apart taalgebruik, eigen ding wereldje.

,Cluster B (theatraal, emotioneel of grillig gedrag). Meest in het nieuws, hangt meest samen
met criminaliteit.
- Antisociale
weinig empathie naar medemens, kan andere mensen pijn doen. Geen geweten, om
hier zelf beter uit te komen.
- Borderline
- Theatrale (histrionisch)
Mensen willen in middelpunt van de belangstelling
- Narcistische
Persoon zet iemand boven anderen.
Cluster C (gespannen of angstig gedrag).
- Ontwijkende
Mensen gaan problemen uit de weg.
- Afhankelijke
Mensen kunnen niet zonder andere, verlagen zichzelf naar een ander niveau en
hopen zo op waardering te krijgen van andere.
- Obsessieve-compulsieve
Dingen moeten netjes zijn. Nog geen OCD.

Reward dependece =
afhankelijk van beloning.

Novelty seeking = uitdaging en
ervaring zoeken.

Harm avoidance = vermijden
van gevaren.



Borderlinepersoonlijkheidsstoornis (BPS).
Kern is de instabiliteit in interpersoonlijke relaties, zelfbeeld en affecten. Sprake van erfelijke
factor, en traumatisering. Gaat vaak in combinatie met verslaving, depressie en ADHD.

Borderline volgens DSM-5.
Beginnend op jongvolwassen leeftijd, met 5 of meer van de volgende kenmerken:
- Verlating proberen te voorkomen.
- Afwisselingen tussen extreem idealiseren en kleineren.
- Identiteitsstoornis: instabiel zelfbeeld of zelfgevoel.
- Impulsiviteit in ten minste twee gebieden:
o Geld.
o Seks.
o Middelengebruik.
o Roekeloos autorijden.
o Eetbuien.
- Suïcidale gedragingen, automutilatie.
- Reactiviteit van de stemming, duurt uren.
- Chronisch gevoel van leegte.
- Intense woede, of moeite met beheersen van woede.
- Stress gerelateerde paranoïde ideeën.

Beloop:
- Adolescentie.
Impulsief, schadelijk gedrag.

, - Vroege volwassenheid.
Heftige en chronische instabiliteit, emotioneel als sociaal. Grootste risico op suïcide,
en gezondheidsrisico door automutilatie en impulsief gedrag.
- Rond 40e jaar.
Stabiliteit neemt weer toe, functioneren redelijk en voldoen niet meer aan criteria.
Vaak zijn deze mensen ongelukkig, somber en eenzaam.

Gevolgen.
Emotieregulatie.
Mensen met BPS zijn zeer gevoelig voor emotionele stress, het duurt hierna ook lang
voordat iemand zich niet meer gestrest voelt.
Ook kunnen de buien van cliënten binnen minuten omslaan, en leiden tot schadelijk gedrag.
Dit geeft verlichting op korte termijn maar op lange termijn leidt dit tot meer problemen.

,Verlatingsangst.
Een kenmerk van BPS mensen is dat zij moeilijk alleen kunnen zijn, begaan ook fanatieke
pogingen om dierbare te weerhouden om hen te verlaten.
Verlaten worden wordt gezien als niets waard zijn.

Manipulatief gedrag.
Gebruiken dit gedrag vaan onbewust, is een schreeuw om aandacht, verzorging en
erkenning. Door te manipuleren krijgt de cliënt het idee van controle weer terug.

Zwart-wit denken.
Het is alles of niets, dit zorgt ervoor dat cliënten te snel een oordeel hebben over mensen of
een situatie. Deze gedachten worden gezien als feiten, en leiden vaak tot negatieve
gevoelens.

Splitting.
Als gevolg op het zwart-wit denken, het gemis aan vertrouwen en liefde dat de cliënt ervaart
gaat hij zoeken bij verpleegkundige. Wanneer de verpleegkundige dit beantwoord wordt de
cliënt echter weer wantrouwend waardoor de verpleegkundige nog meer haar best zal gaan
doen. Collega’s zullen dit proces zien, dit geheel kan leiden tot een conflict.

De student kan belangrijke aandachtspunten formuleren voor de
zorgverlening aan mensen met een borderline
persoonlijkheidsstoornis.
Behandeling persoonlijkheidsstoornis.
Behandeling richt zich op:
- Reductie van symptomen.
- Reductie van persoonlijkheidspathologie.
- Verbetering van beroepsmatig, sociaal en relationeel functioneren.
Psychotherapie heeft de voorkeur waarbij medicatie en psychosociale behandelingen
kunnen ondersteunen.

Psychotherapie.
Drie belangrijkste vormen zijn:

Psychodynamisch model.
Problemen in het heden worden teruggekoppeld naar de opvoeding. Het hier-en-nu contact
wordt gebruikt bij het verbanden leggen.
- Metalisation-based treatment (MBT).
Onvermogen tot mentaliseren, nadruk wordt gelegd op eigen referentiekader van
cliënt. Oefenen met inleven.

Cognitief gedragstherapeutisch model.
- Dialectische gedragstherapie (DGT).
gestructureerde behandeling gericht op emotieregulatie.
o Zoeken naar balans tussen kwetsbaarheid en accepteren van werkelijkheid.
o Oplossen van problemen door andere patronen van denken.
- Schematherapie.
aandacht ligt op disfunctionele cognitieve schema’s. Het doel is om cliënt vaker de
positie van de ‘gezonde’ volwassen in te laten nemen.

Cliëntgericht model.
Passend bij mensen met persoonlijkheidsstoornissen. Therapeut heeft een accepterende,
niet-veroordelende houding, wat helpt om vertrouwen te herstellen.

,Klinische behandeling.
Mensen worden opgenomen, en leven samen in een huis of afdeling voordelen hiervan zijn:
- Ze leven in een groep die hetzelfde doormaakt, en zien de mensen niet alleen bij de
behandeling maar ook in vrije tijd.
- Mensen zijn weg uit de thuisomgeving die de stoornis kan verergeren.
Nadelen zijn hospitalisatie en regressie, mensen wennen aan het therapeutisch met elkaar
omgaan.

Medicatie.
Wordt alleen gegeven bij bestrijding van symptomen.
Psychotische symptomen  antipsychotica.
Impulsiviteit  stemmingsstabilisatoren, antidepressiva.
Depressieve klachten  antidepressiva, stemmingsstabilisatoren.

Factoren van invloed op de werkrelatie.
Overdracht vs. tegenoverdracht.
- Overdracht.
Het meenemen van ervaringen, emoties en verwachtingen door patiënten in de
relatie met de zorgverlener. Deze zullen de relatie met de zorgverlener kleuren, deze
gevoelens zijn niet te sturen. Ze kunnen negatief of positief zijn.
Deze overdracht gevoelens zeggen iets over het verleden van de cliënt.
- Tegenoverdracht.
Vind bij de zorgverlener plaats, ook hij kleurt de relatie door zijn gevoelens en
eerdere ervaringen.
Tegenoverdracht is het gele scala van emoties die een zorgverlener ervaart in de
relatie met zijn cliënt.

Dramadriehoek.
Wanneer het contact met de patiënt moeizaam verloopt kan dit zich in de dramadriehoek
bevinden. Dit beschrijft interacties waarbij mensen teveel of te weinig verantwoordelijkheid
nemen. Het model geeft aan dat mensen 3 rollen op zich kunnen nemen:
- Redder.
Biedt veel (ongevraagd) hulp, neemt teveel verantwoordelijkheid, hierdoor wordt de
ander afhankelijk.
- Slachtoffer.
Gedraagt zich hulpeloos, reageert vanuit onmacht. Voelt zich zielig, redder voelt zich
aangesproken, aanklager raakt geïrriteerd.
- Aanklager.
Wijst naar anderen om eigen zwakte te verbergen, deze zullen zich schuldig gaan
voelen. Aanklager zelf geeft dit een gevoel van eigenwaarde.

Wat draagt bij aan opbouwen van werkrelatie.
Authenticiteit en openheid.
De patiënt moet het gevoel hebben een persoon voor zich te hebben en niet alleen een
hulpverlener. Vertel informatie op een natuurlijke manier tegen de cliënt, ook zoals je tegen
vrienden zou doen.

Validering.
Probeer je in te leven, of laat merken dat je dit in ieder geval probeert. Begrip tonen is niet
gelijk aan iemand altijd gelijk geven, het gaat erom dat iemand voelt dat hij begrepen wordt
en hij ertoe doet.

Open en onbevooroordeelde houding.
Positieve aandacht en respect, de centrale aspecten van de basishouding. Hierbij horen:

, - Geef bij begroeting een hand en een glimlach.
- Praat op warme toon.
- Gepast oogcontact maken.
- Humor waar mogelijk en gepast.
- Oprecht interesse.
- Blijf hoopvol.

Voorspelbaarheid en betrouwbaarheid.
Het maken van duidelijke afspraken, deze zijn in overleg besloten. Reageer in alle
omstandigheden hetzelfde, en benadruk dezelfde essentiële punten.

Geef wanneer je als hulpverlener een fout maakt, deze ook toe naar de patiënt. Ook
hulpverleners blijven mensen.

Gespreksvoering technieken.
- Oplossingsgerichte gespreksvoering.
Kern ligt bij waarde van probleem ipv bij het probleem zelf. Laat de cliënt zelf na
denken over oplossingen, en initiatief nemen.
- Motiverende gespreksvoering.
- Relatiemanagement.
Verpleegkundige neemt een begeleidende en luisterende rol, maar laat
verantwoordelijkheid zoveel mogelijk bij cliënt. Van belang is het vast houden van
deze rol en cliënt als volwassene te behandelen.

Dialectische gedragstherapie.
- Vorm van cognitieve gedragstherapie.
- Uitrgangspunt is nieuwe vaardigheden aanleren waardoor een constructief leven
opgebouwd en gehandhaafd kan worden.
- Leren om op een andere manier te denken en hun sterke kanten te ontdekken.
Mentalization based treatment (MBT).
- Het MBT model gaat ervan uit dat de klachten te maken hebben met vermogen tot
mentaliseren.
Schema Focused Therapy (SFT).
- Problemen vaak te maken hebben met de manier waaraop iemand geleerd heeft om
over zichzelf anderen en de wereld te denken. Met gerichte oefeningen wordt
gewerkt aan verandering in deze patronen (schema’s).
- Hierdoor verandert niet alleen de manier van denken en voelen maar ook het gedrag.


Interventies.
- Verstoord slaappatroon.
o In kaart brengen slaappatroon  slaapdagboek.
o Psycho-educatie van slaaphygiëne.
o Tijdelijk slaapmedicatie.
- Sociaal isolement.
o Balans zoeken tussen sociale activiteiten en alleen zijn.
- Somatiek en leefstijl.
o Serieus nemen van lichamelijke klachten.
o Bij twijfel arts raadplegen.
o Verzamelen van klachten en leefstijlgewoonten.
o Signaleren van de medicatie.
o Voorlichting en psycho-educatie invloed van leefstijl.
- Daginvulling.
o Respect tonen voor energie niveau van de cliënt.

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller marissaschogt. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $8.11. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

67096 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$8.11  10x  sold
  • (5)
  Add to cart