Bij deze de 111 oefenvragen voor de toets van ADD jaar 3 MET 20 VRAGEN UIT DE TOETS VAN VORIG JAAR!
De vragen zijn gebaseerd op de kennisdoelen uit de modulehandleiding en de extra artikelen zijn erin verwerkt.
Tentamenvragen ADD jaar 3 uit tentamens van meerdere jaren
Flashcards46 Flashcards
$3.741 sales
Flashcards46 Flashcards
$3.741 sales
Some examples from this set of practice questions
1.
Wanneer kan gewerkt worden aan functionele therapie?
Answer: In alle stadia van de afasie
2.
Iemand die op de ANTAT in het 20e percentiel scoort kan talig nauwelijks een boodschap overbrengen. Juist of onjuist?
Answer: Juist
3.
Je weet dat iemand taalbegripsproblemen heeft en wil een communicatie advies opstellen. Welke test gebruik je hiervoor?
Answer: Scenario Test
4.
Bij een herseninfarct gaat er bloed (buiten de vaten) in de hersenen. Juist of onjuist?
Answer: Onjuist, want het is een propje (infarct) bloed dat in het bloedvat zit wat ervoor zorgt dat een bepaald deel van de hersenen geen bloedtoevoer meer krijgt.
5.
Visuoconstructie heeft te maken met ruimtelijke waarneming. Juist of onjuist?
Answer: Onjuist, visuocontructie is een stoornis in de ruimtelijke uitvoering bij activiteiten, zoals bouwen, tekenen, of iets in elkaar zetten.
6.
Een voorbeeld van visuoconstructie is hemianopsie. Juist of onjuist?
Answer: Onjuist
7.
Bij het SS hoort:
Answer: Voorstelbaarheidseffect
8.
Iemand maakt veel fouten bij naspreken en benoemen. Welke module is / welke modules zijn verstoord?
Answer: FOL en FB
9.
Bij het FOL horen….
Answer: frequentie effect onregelmatigheidseffect
10.
De definitie van spraakapraxie heeft te maken met sensibiliteit, motoriek en aandacht. Juist of onjuist?
Answer: Onjuist
Content preview
Bij deze de 111 oefenvragen voor de toets van ADD jaar 3.
Deze vragen zijn gebaseerd op de kennisdoelen uit de modulehandleiding en de extra artkelen zijn
erin verwerkt.
De vragen met ‘kennistoets’ ervoor zaten vorig jaar leterlijk zo in de toets.
Je moet ook op een plaatje de juist hersenhelfen aangeven.
1. Als de patent moeite heef met het verdelen van zijn aandacht, wat voor invloed heef dat op je
behandeling en op de communicatee
• Logopedie: heef invloed op behandeling, je moet langzamer werken, op testen krijg je afrek
omdat patint langzaam is
• Communicate met omgeving: als info te snel gaat volgt patint het niet
2. Dat is het doel en de doelgroep van de DIASe
• Doel: het vaststellen of uitsluiten van een spraakapraxie, dit instrument wordt voor de diagnose
gebruikt. Afneembaar aan het eind van de acture fase, aanvang revalisatefase.
• Doelgroep: patinten bij wie een vermoeden bestaat dat er sprake is van spraakapraxie of waarbij
al is vastgesteld dat er sprake is van spraakapraxie.
Betrouwbaar, gestandaardiseerd.
3. Kennistoets: Een Duitse man die ook vloeiend Nederlands spreekt, in NL woont en met zijn NLe
vrouw en Duitse les geef krijgt een CVA. Wat ga je doen?
werken aan inhibite, als je aan Duits gaat werken gaat NL waarschijnlijk ook vooruit.
4. Hoe beslis je bij iemand met afasie die meertalig is in welke taal je gaat behandelene
• Welke taal is nou belangrijk voor iemande / wat heef diegene nodig: moedertaal of taal die de
omgeving spreekte
• Wat gebruikt diegene in welke situate, dus wat moet er getraind worden • Wat sprak iemand voor
zijn beroertee
• Wat waren de eisen die aan de taal gesteld werdene (bijv verschil tussen thuis praten en op het
werk)
• Mate van vaardigheide -> op welke leefijd heef iemand het geleerd en hoe vaardig is diegene
daarin.
Er is niks mee om voor 1 taal te kiezen, je kan best een keuze maken. Aangezien die talen elkaar vaak
beinvloeden zou het goed kunnen dat je de andere taal meetrekt. Het neurale netwerk zou ook in de
andere taal kunnen verbeteren omdat je de ene taal traint.
Mits je in staat bent om iemand in de andere taal te revalideren (denk aan Turks etc.)
Wees je ervan bewust hoe iemand dat vroeger deed. Het kan goed zijn dat iemand sowieso al talen
husselde (code-switching) Ga ook na wat de patent zelf wil (als dit kan)
, 5. Wat is de defnite van apraxie volgens de DIASe
Spraakapraxie is een puur artculatorisch-motorische programmeer stoornis, die niet veroorzaakt
wordt door een linguïstsche stoornis en/of een motorische planningsstoornis. Bucofaciale apraxie en
een spraakapraxie zijn twee onafankelijke stoornissen, met verschillende onderliggende oorzaken.
Verder zien we de motorische planning als een proces dat de wijze waarop de symptomen van de
spraakapraxie tot uitng komen beïnvloedt.'
6. In welke 3 categoriein kunnen de symptomen van spraakapraxie worden onderverdeelte
1 - initateproblemen,
- zoekend mondgedrag, herhaling van beginklanken en herstarts
- bemoeilijkte spraak, lager spreektempo
2 - vervorming van klanken en
- distorsies, artculate incorrect maar doelklank wel herkenbaar en substtutes.
- slechte spraakverstaanbaarheid
3 - mogelijk volgorde problemen
- volgorde fouten op klankniveau met artculatecomplexiteitsefect. (vocalen zijn makkelijker dan
consonanten, clusters zijn lastg, hoe langer het woord, hoe meer fouten)
7. Is SMARTER een vervanging van SMARTe
Nee. Het is toevoeging om samen met de patent behandeldoelen op te stellen.
8. Kennistoets: Welke hersenkwab zit waar? Wijs aan Frontaalkwab, Occipitaalkwab,
Temporaalkwab, Parietaalkwab, kleine hersenen.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller quizlet. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.82. You're not tied to anything after your purchase.