Een complete samenvatting van het vak Finance and Accounting 1 (FA1). Met dank aan mijn samenvatting en de oefentoets, FA1 afgerond met een 7,7. Hierin zijn de desbetreffende hoofdstukken van het basisboek samengevat (H1, H3, H5, H6, H7, H8 & H9). Hiernaast zijn de aantekeningen gemaakt tijdens de ...
Hoofdstuk 1.1 – Consumenten en producenten
Algemene economie: bestudeert relaties tussen consumenten en producten
Micro-economie: gaat over prijsvorming op markten.
Macro-economie: gaat over de welvaart van het hele land.
Bedrijfseconomie: bestudeert het economisch handelen binnen organisaties die producten of diensten
leveren.
Mission statement: samenvatting van de doelstelling die een organisatie nastreeft.
Onderneming: een productie-organisatie die goederen of diensten produceert en streeft naar winst.
- Productie: omzetting van productiemiddelen in producten
- Organisatie: samenwerkingsverband van arbeid en kapitaal
- Winst: opbrengst producten moet groter zijn dan kosten productiemiddelen.
Kenmerken:
1. Zijn economisch zelfstandig. Voorzien op eigen kracht in de behoeften van een consument.
2. Wat de onderneming aanbiedt, ligt niet voor het ‘oprapen’, maar ze maken zelf een bijzonder
product of dienst of handelen daarin.
3. Er zijn productiemiddelen nodig: grondstoffen, arbeid, kapitaal etc.
4. Er worden met de productiemiddelen een eindproduct gemaakt
Productieproces / transformatieproces.
Productieproces: grondstoffen ingekocht geproduceerd tot eindproducten verkocht voor geld van
dit geld nieuwe grondstoffen gekocht.
De winst van een onderneming zegt zowel iets over de effectiviteit als de efficiency.
WANT: beide moeten goed zijn om de winst te laten stijgen.
Efficiency: heeft invloed op de kostprijs (het transformatieproces)
Gaat over de doelmatigheid van het productieproces. Met zo weinig mogelijk middelen het doel
proberen te bereiken.
Effectiviteit: heeft invloed op de verkoopopbrengst (de doelrealisatie)
Gaat over de doelgerichtheid van het productieproces. Met de gegeven middelen zoveel
mogelijk proberen te bereiken (in de behoefte van de klanten voorzien).
Winst: het verschil tussen opbrengsten en kosten. Is noodzakelijk voor een onderneming.
Continuïteit: gaat over het voortbestaan op de lange termijn. Hiernaar streven door alsmaar te vernieuwen
en mee te gaan in veranderende behoeftes.
Maximale winst op korte termijn kan in strijd zijn met continuïteit op de lange duur.
,WANT: als een onderneming het minder goed gaat doen kan je jouw investeerders gaan verliezen als je
streeft naar maximale winst.
Hoofdstuk 1.2 – Profit- en non profitorganisaties
Onderneming Non-profit organisatie
Marktmechanisme (vraag en aanbod) Overheid: budgetmechanisme (belastingen,
gedwongen bijdragen)
Particulier: donaties etc.
Activiteiten zijn middel Activiteiten zijn doel
Efficiency en effectiviteit zijn af te lezen uit de winst Effectiviteit slechts te benaderen door niet-
financiële maatstaven
Overheid: collectieve goederen via budgetmechanisme = iets betalen m.b.v. gedwongen betalingen door
de overheid)
Privatisering: activiteiten die losgemaakt worden van de overheidsorganisaties en zich op de markt moeten
bewijzen. Bv. openbaar vervoer, telefonie, post etc.
Non-profit sector: voorzieningen van maatschappelijk belang; economisch niet zelfstandig.
Profit sector: producten en diensten via marktmechanisme (vraag en aanbod); economisch zelfstandig.
Hoofdstuk 1.3 – Ondernemingsactiviteiten
Ondernemingsactiviteiten per sector
Historische ontwikkeling van 1 naar 4, bestaan nu naast elkaar.
1. Landbouw (en extractie)
2. Industrie
3. Handel (groothandel, detailhandel)
4. Dienstverlening (welvarende landen, dienstverlening grootste sector)
Industrie 4 productievormen:
1. Stukproductie: productiewijze waarbij elk product is afgestemd op de specifieke wensen va de klant.
Maatwerk, bestemd voor één bepaalde klant, op bestelling
o Komt veel voor bij dienstverlening voor. Bv. belastingadviezen die op maat zijn.
2. Massaproductie: productiewijze waarbij één soort product in grote hoeveelheden gemaakt wordt.
Voor de markt, consument, standaardproduct, op voorraad
3. Seriestukproductie: meer van hetzelfde, maar neigt naar stukproductie. Men krijgt uniek product,
maar componenten zijn identiek (bv. droomboter, wel vaak dezelfde onderdelen).
4. Seriemassaproductie: varianten of modellen van het standaardproduct geproduceerd door af en toe
de machine anders in te stellen.
Hoofdstuk 1.4 – Rechtsvormen van ondernemingen
Overwegingen keuze van een rechtsvorm. 6 Overwegingen:
- Leiding en eigendom
- Financieringsmogelijkheden
- Continuïteit
- Aansprakelijkheid
- Fiscale consequenties
- Publicatieplicht
, Soorten rechtsvormen:
Natuurlijke personen
- Eenmanszaak
- VOF: Vennootschap onder Firma
- Maatschap
- Commanditaire vennootschap
Rechtspersonen
- Besloten vennootschap (BV)
- Naamloze vennootschap (NV)
Eenmanszaak Vennootschap onder firma / Commanditaire vennootschap / Maatschap
Besloten Vennootschap / Naamloze Vennootschap Coöperatie.
Verschillen tussen BV en NV
1. BV: aandelen op naam
NV: aandelen aan toonder
2. BV: aandelen hebben beperkte overdraagbaarheid.
NV: aandelen zijn overdraagbaar op een aandelenbeurs.
3. BV: oprichtingsstatuten kunnen een blokkeringclausule bevatten voor aandelenoverdracht.
Legt beperking op aan de aandeelhouder bij het verkoop van zijn aandelen.
Aandeelhouders:
1. Zij zijn eigenaren van de onderneming.
2. Zij zijn investeerders.
3. Zij benomen de directie.
4. Zij ontvangen een uitkeringen uit de winst; dit heet dividend.
Rechtspersoon: zelfstandig lichaam met een eigen vermogen en eigen rechten en verplichtingen.
Boekhoudverplichting: verplichting om een administratie bij te houden.
Commanditaire vennootschap: samenwerkingsverband tussen twee of meer personen waarbij een of
meer personen uitsluitend als geldverschaffer optreden.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller evabarnouw. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.90. You're not tied to anything after your purchase.