H17 t/m h20, h22.3, h24 en h25
January 17, 2019
19
2018/2019
Summary
Subjects
algemene economie
economie
algemeen
opleiding
bedrijfseconomie
finance
control
bedrijfsomgeving
samenvatting
Connected book
Book Title:
Author(s):
Edition:
ISBN:
Edition:
Written for
Hogeschool Windesheim (HW)
Bedrijfseconomie
Algemene Economie (BEVM3.AE.1819)
All documents for this subject (16)
1
review
By: louwhoorn2001 • 2 year ago
Seller
Follow
nicolevdberg
Reviews received
Content preview
Hoofdstuk 17 – Aanbod van geld
Hoofdstuk 17.1 – Functies van geld
Geld is een algemeen aanvaard ruilmiddel waarmee betalingen kunnen worden verricht.
Geld heef verschillende uunctess namelijk als ruilmiddels rekenmiddel en oppotmiddel.
Geld als ruilmiddel
De primaire uuncte van geld is die van ruilmiddel. Geld maakt het mogelijk de ruil van de producten
op te splitsen in twee delen. Zo ontstaat er ook tjdsverschil tussen de verkoop van het ene product
en de aankoop van het andere product.
Bij een hoge infate uunctoneert geld niet meer goed als ruilmiddel. De koopkracht van het geld
daalt dan heel snel en mensen geven geld snel uit nadat zij het ontvangen hebben.
Bij een hyperinfate gaan mensen weer over tot een goederenruil aangezien het geld de volgende
dag niets meer waard is.
Geld als rekenmiddel
We drukken de waarde van goederen en diensten uit in geld. Geld is de rekeneenheid van de
moderne markteconomie. Het gebruik van geld vermindert het aantal prijzen in de economie.
Een hoge infate maakt geld als rekeneenheid totaal ongeschikt. Ondernemers moeten prijzen
voortdurend aanpassen om de geldontwaarding bij te houden.
Geld als oppotmiddel
De derde uuncte van geld is die van oppotmiddel ou vermogensobject. Je kan geld bewaren en het in
de toekomst weer gebruiken. Je kunt dan bestedingen uitstellen.
Bij hoge infate verliest geld zijn uuncte als vermogensbestanddeel. Mensen die kasgeld aanhoudens
merken dat de koopkracht ervan snel auneemt. Ze zullen daarom hun liquide middelen beleggen in
bijvoorbeeld onroerend goeds goud ou vreemde valuta’s.
Het gebruik van geld zorgt ervoor dat mensen veel minder tjd kwijt zijn aan de ruil van producten.
De transactekosten van de ruil zijn in een economie met geld veel lager dan in een economie zonder
geld.
Hoofdstuk 17.2 – Geldsoorten
Intrinsieke waarde = de marktwaarde van het materiaal
Nominale waarde = de waarde die op de munt staat
Nadeel geld: munten zijn zwaar en productee en transportkosten zijn hoog e> biljeten
Fiduciair geld = de waarde ontleent aan het vertrouwen van de consument (biljetenn.
Rente is de beloning voor het austaan van liquide middelen. Geldlener betaalt aan de
geldverstrekker.
Wederzijdse schuldaanvaarding = kredietverlening door primaire banken waarbij de bank een
kortlopende schuld erkent aan de kredietnemer.
,Hoofdstuk 17.3 – Geldhoeveelheid en binnenlandse
liquiditeitenmassa
Chartaal geld is geld dat je in je handen kan pakkens zoals munten en biljeten.
Giraal geld is geld dat op de bankrekening staat. Je kunt het niet in je handen houdens maar je hebt
het wel.
Primaire liquiditeitenmassa is al het chartale en girale geld. Met dit geld kan je direct betalen/
Geldhoeveelheid (M1) = al de primaire liquiditeiten in handen van het publiek.
Secundaire liquiditeitenmassa zijn gelden waarvan de looptjd van spaartegoeden van het publiek
korter is dan 2 jaar. e> direct opeisbare spaartegoeden en termijndeposito’s.
Kortlopend spaargeld is ‘bijna geld.’ Je kan het snel omzeten in geld
Binnenlandse liquiditeitenmassa (M3) is het primaire en secundaire liquiditeitenmassa. Men noemt
dit ook wel geldhoeveelheid in ruime zin.
Hoofdstuk 17.4 – Banken en toezicht
Financiële instellingen maken deel uit van het fnanciële systeem van de economie. Het fnanciële
systeem vervult uunctes voor een gezonde groei van de economie:
- Geldschepping via wederzijdse schuldaanvaarding. Banken scheppen geld en hiervoor
ontvangen zij rente over het geld dat ze uitlenen.
- Doorgifte van geld van mensen die geld over hebben aan mensen die geld tekort hebben.
- Efficiënt betalingsverkeerc Snel en goedkoop kunnen betalen e> diensten via internet.
- Aanbieden van andere fnanciële diensten, zoals verzekeringen.
Monetaire fnanciële instellingen, ofewel geldscheppende instellingens mogen primaire
liquiditeiten scheppen door uitgife van bankbiljeten en munten en door wederzijdse
schuldaanvaarding (crediteuren in rekeningecourantn.
Niet geldscheppende instellingen mogen alleen krediet verlenen uit het toevertrouwde spaargeld.
Zij geven geld alleen door.
Liquiditeit van een bank geef aan ou zij kan voldoen aan haar kortlopende verplichtngen. De
vereiste liquiditeit is de verwachte betalingsverplichtngen van een bank in een bepaalde periode.
Rentabiliteit meet de verhouding tussen de winst en het eigen vermogen.
Solvabiliteit is de mate waarin zij met haar kapitaal onverwachte verliezen op debiteuren kan
opvangen.
De bank uor internatonal setlements in Bazel is de belangrijkste overlegplatorm tussen landen over
een wereldwijde standaard voor solvabiliteitseisen.
Bazel l-akkoord e> de verhouding tussen het totale kapitaal en de naar risico gewogen
debiteuren minimaal 8% moet bedragen.
Bazel lleakkoord e> risicovolle kredietverlening duurder en dus minder aantrekkelijk maken.
Bazel lleakkoord e> meer kapitaal met aandelenkapitaal en ingehouden winsten.
Banken die te groot zijn om uailliet te gaan (too big to failn worden ook wel systeembanken genoemd.
Deze banken vormen samen de Europese bankenunie. Deze unie rust op 4 pijlers:
- Centraal toezicht. Banken moeten volgens het Bazel llleakkoord aan strengere eisen op het
gebied van liquiditeit en solvabiliteit voldoen. Het toezicht op de systeembanken ligt bij de
Europese Centrale Bank.
- Centrale sanering van falende banken. Natonale overheden houden hun systeembanken
overeind door ze van extra kapitaal te voorzien (bail-outn.
, - Centrale bankfonds. Banken vullen een geldpotje met geld voor ualende banken.
- Geharmoniseerd depositogarantestelsel. Garante van spaardeposito’s.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller nicolevdberg. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.28. You're not tied to anything after your purchase.