100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting 'Economisch beleid' LWEO VWO 6 $5.39   Add to cart

Summary

Samenvatting 'Economisch beleid' LWEO VWO 6

 14 views  0 purchase
  • Course
  • Level

Samenvatting economie van het boekje 'Economisch beleid' van LWEO uit VWO 6. Onderwerp is de invloed van economisch beleid op verschillende factoren.

Preview 2 out of 10  pages

  • April 13, 2024
  • 10
  • 2022/2023
  • Summary
  • Secondary school
  • 6
avatar-seller
D6 - Economisch beleid
H1 - Monetair beleid
Directe ruil is het ruilen van goederen tegen andere goederen. Hierbij gelden hoge transactiekosten.
Geld wordt gebruikt om het ruilen efficiënter te maken, waardoor de transactiekosten lager worden.
De functies van geld zijn:

 Ruilmiddel: transacties
 Oppotmiddel: spaarmiddel
Hierbij is het van belang dat het geld zijn waarde over langere tijd behoudt. Anders dalende
koopkracht of reële waarde.
 Rekenmiddel: rekeneenheid/waardebepaling
Zo kunnen goederen en diensten die verschillend zijn met elkaar in waarde vergeleken
worden.

De centrale bank moet ervoor zorgen dat geld zijn waarde behoudt.

Het publiek bestaat uit gezinnen en bedrijven, niet banken. Om bestedingen te doen heeft het
publiek geld nodig. De maatschappelijke geldhoeveelheid is de geldhoeveelheid waarmee het publiek
direct bestedingen kan doen. Chartaal geld zijn munten en bankbiljetten. Giraal geld is het geld wat
direct opeisbaar is op betaalrekeningen bij banken.

f M 1=chartaal+ giraal geld

Als M1 stijgt is er sprake van geldschepping, als M1 daalt is er sprake van geldvernietiging. M1 kan
beïnvloed worden door banken (kredietverlening) en het publiek (spaargedrag).

De centrale bank houdt toezicht op banken, want mensen moeten het vertrouwen in de banken niet
verliezen, anders ontstaat er een run op chartaal geld. Banken profiteren van het verschil in
tijdsvoorkeur tussen spaarders en leners, want spaarders hebben een lage tijdsvoorkeur en leners
hebben een hoge tijdsvoorkeur. Bij lenen is er sprake van intertemporele ruil: de besteding wordt
naar voren gehaald (ruilen over tijd). De bank functioneert als intermediair.

Het debiteurenrisico is het risico dat spaarders lopen: het risico dat ze het geld op hun spaarrekening
niet terugkrijgen. Het inflatierisico is het risico dat de reële waarde van hun spaargeld daalt.

Het rentemarge is het rentepercentage dat de bank ontvangt van leners min het rentepercentage dat
de bank betaalt aan spaarders.

Op korte termijn is een bankrun niet mogelijk, want een bank heeft langlopende leningen aan het
publiek. Maar een bank kan wel failliet gaan, waardoor mensen banken niet meer vertrouwen. Om
dit vertrouwen te behouden bestaat het depositogarantiestelsel (garantie dat banktegoeden tot
€100.000 vergoed worden).

Interbancaire leningen zijn onderlinge leningen van banken die geld over hebben aan banken die geld
tekort hebben. Hierbij is de centrale bank het laatste redmiddel.

De ECB heeft een enkelvoudig mandaat en hoeft deze alleen te zorgen voor prijsstabiliteit. De FED
heeft een duaal mandaat: zorgen voor prijsstabiliteit en zorgen voor maximale werkgelegenheid
(economische groei).

Onder het monetair beleid in de Eurozone vallen alle maatregelen die de ECB neemt om de
koopkracht te stabiliseren.

, Een beetje inflatie (ongeveer 2%) is goed voor de economie, want:

 Het geeft centrale banken ruimte om in te grijpen als deflatieverwachtingen ontstaan.
 Het wakkert bestedingen aan en dit is goed voor het groeien van de economie.
 Het zorgt voor een daling van de reële waarden van schulden, waardoor mensen eerder
schulden aangaan om bestedingen mee te financieren.
 Het vergroot de overlevingskansen van bedrijven in tijden van crisis. Bij een lagere vraag
dalen de opbrengsten, maar de nominale lonen dalen sterker dan de inflatie. Dit kan door
geldillusie: er wordt alleen rekening gehouden met de nominale waarde van geld in plaats
van de reële waarde.

Inflatie moet stabiel en voorspelbaar zijn, waardoor er minder risico voor het publiek is en het
rentepercentage laag blijft. Dit zorgt ervoor dat de onzekerheid vermindert en de kapitaalmarkt
efficiënter kan functioneren.

Bij onzekere inflatie zal een hoger rentepercentage vastgesteld worden dan het inflatiepercentage,
wat lenen onaantrekkelijk maakt. Zo kunnen de bestedingen afnemen.

Inflatie wordt veroorzaakt door:

 Kosteninflatie
De productiekosten stijgen, waardoor de verkoopprijzen stijgen omdat de productiekosten
doorberekend worden.
 Bestedingsinflatie
De bestedingen stijgen, waardoor de prijzen stijgen omdat producten willen profiteren.
Hierdoor loopt de bezettingsgraad (percentage van de productiecapaciteit wat gebruikt
wordt) op en worden de prijzen nog hoger.

De centrale bank kan productiekosten niet beïnvloeden dus richt zij zich vooral op het beïnvloeden
van de bestedingsinflatie. Dit wordt gedaan door middel van de rente. Bij een hoge rente gaan
mensen sparen, wat een negatief effect heeft op M1 (verkrappend monetair beleid). Bij een lage
rente gaan mensen lenen, wat een positief effect heeft op M1 (verruimend monetair beleid).

De ECB heeft een monopolie op het creëren van basisgeld (chartaal geld en bankreserves). Zo bepaalt
de ECB ook de rente.

Banken hebben bankreserves nodig om:

 Aan de vraag van het publiek naar chartaal geld te voldoen.
 Interbancaire betalingen mee te doen.
 Aan de reserveverplichtingen bij de ECB te voldoen.
Banken moeten een kasreserve (minimumreserve) hebben.

De vraag van publiek naar geld daalt als de rente stijgt en het publiek gaat zowel chartaal als giraal
geld omzetten in spaargeld of obligaties. Hierdoor hebben banken minder basisgeld nodig.

De verhoging van het aanbod van basisgeld wordt via openmarkttransacties (tussen ECB en banken)
geregeld. Als bijvoorbeeld de ECB obligaties koopt van banken, krijgen deze banken in ruil hiervoor
basisgeld. Als het aanbod van basisgeld stijgt, daalt het rentepercentage.

Omdat banken verplicht zijn een kasreserve bij de ECB aan te houden, komen ze structureel geld
tekort. Dit tekort wordt gefinancierd bij de ECB (herfinanciering/refinance). De herfinancieringsrente
wordt refi-rente genoemd.

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller roosbreedveld. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $5.39. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

67096 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$5.39
  • (0)
  Add to cart