Pagina 1 van 58
PERCEPTION
College 1 Hoofdstuk 1 Sensation and Perception
Perceptie is fundamenteel voor ons leven. Protagoras: ‘Man is the Measure of all things: of things
which are, that they are, and of the things which are not, that they are not’. Plato’s allegory of the
cave; a complete reality consisting of the shadows on the wall. Belangrijk voor perceptie zijn onze
zintuigen, want zonder zien, horen, voelen, proeven of reuk leven we in totale stilte en duisternis.
Elk individu is een gevangene dat vertrouwd en afhangt op de informatie die zijn of haar zintuigen
doorgeven. Jouw wereld is wat je zintuigen je vertellen. De limitaties van je zintuigen zijn dus de
scheidingen voor jouw wereld. Het gemak waarmee we onze zintuigen gebruiken, toont dat
perceptie een extreem goed en ontwikkelde activiteit is in het brein. We zien zodra we onze ogen
open doen en we voelen iets zodra we onze handen ergens opleggen.
Perceptie vraagt verschillende geheugensystemen. Er zijn namelijk subtiele classificaties,
vergelijkingen en beslissingen nodig voordat iets doorkomt tot ons bewustzijn.
In tegenstelling tot wat je zou denken zien ogen niets. Oren horen niets. Deze zintuigen
kunnen prima functioneren en toch krijgen mensen geen sensorische impressies. Dit komt dan
doordat ze schade hebben opgelopen in bepaalde gebieden van het brein. Epicharmus: ‘The mind
sees and hears. The rest is blind and deaf.’
Is ons perceptueel systeem wel zo’n perfect meetsysteem zoals het lijkt te zijn?
Democritus: ‘Perception arises due to physical interaction between the world and the body
and is therefore to be trusted’. Dit is een autonome theorie.
Kant: ‘[..] the senses do not err - not because they always judge
rightly, but because they do not judge at all’.
Er zijn genoeg manipulerende afbeeldingen die ons aantonen dat
ons perceptueel systeem niet perfect is. We misinterpreteren deze
afbeeldingen. Maar is het misschien zo dat ons systeem het wel goed en
naar waarheid richting het brein projecteert, maar dat het daar
gemisinterpreteerd wordt. Neem als voorbeeld The Fraser Spiral: je ziet
hier duidelijk een spiraal. Toch is het echter zo dat in deze afbeelding een
set van cirkels verwerkt zijn, iets wat je niet waarneemt totdat je een cirkel
een kleurtje geeft. Hoe overtuigend onze perceptie ook kan zijn, het is
mogelijk dat deze fout is. Dit omdat het gebaseerd is op een hypothese of conclusie om de stimuli
te interpreteren. Er is geen sensorische impressie die directe kennis van de buitenwereld geeft.
Zulke kennis is het resultaat van vele processen. Sensorische stimulatie geeft ons data voor onze
hypotheses over de buitenwereld en deze hypotheses vormen onze percepties.
Een ander voorbeeld van perceptuele misleiding zijn Griekse gebouwen zoals het
Parthenon; deze is zo gebouwd om perceptueel recht over te komen.
We spreken over illusies als we het hebben over meningsverschillen tussen perceptie en realiteit.
Aspects of the Perceptual Process
Illusies kunnen ons helpen te begrijpen hoe ons perceptueel systeem werkt. De studie van
perceptie gaat over een breed veld van onderzoek of niveaus van verwerking:
1. Sensatie ‘’how bright is this stimulus?’’;
2. Perception ‘’what is that object?’’;
3. Cognitie ‘’Have you seen this object before?’’.
Het bestuderen van sensatie, sensorische processen, gaat over het eerste contact tussen een
organisme en zijn of haar omgeving. Dit zou dus kunnen zijn hoe we luide geluiden of helderheid
kunnen waarnemen. Het bestuderen van perceptie gaat dan om de bewuste ervaring van
objecten en de relaties hiermee. Kun je het identificeren? Waar is het? Hoe groot is het? etc.
Cognitie is een term dat gebruikt wordt om een actief veld in de psychologie te beschrijven.
Verder hebben we nog informatie verwerking (information processing); bedrukt het hele proces
dat leidt tot de identificatie en perceptie van een object. Dit hangt af van levels-of-processing
analyse. Deze verwerking van informatie omvat een registratie (sensorische) fase, een interpretatie
(perceptie) fase en een geheugen (cognitieve) fase.
, Pagina 2 van 58
Theories of Perception
Er zijn verschillende theorieën van perceptie:
- Biological reductionism: hierbij gaat men uit van de gedachte dat voor elk aspect van
iemands sensatie er een bijbehorende psychologische gebeurtenis is. Het doel is om deze
onderliggende mechanismen te isoleren. De nieuwste variatie hiervan maakt ook gebruik van
modularity of perception. Onze mind bestaat uit gescheiden complete units met een
specifieke taak waardoor verwerking snel is, maar je je er niet bewust van hoeft te worden.
- Direct perception: stimulus bevat alle benodigde informatie en dit zorgt dus voor perceptie. De
stimulus heeft alles wat je nodig hebt voor de perceptie zodra het je receptoren bereikt. Hier
kan vervolgens verder mee gewerkt Woden via intergratie (Gibson) en computatie? (Marr).
Hierbij zijn ook de begrippen invariants; vaste eigenschappen van een stimulus (ondanks dat je
beweegt en er dus continu veranderde beelden je oog bereiken) en affordances; acties die
mogelijk zijn voor de observeerder (zoals eromheen draaien of het oppakken) van belang.
- Intelligente perceptie (Helmholtz) constructive theories: hierbij gaat het erom dat we, naast de
beschikbare informatie, informatie van eerdere gebeurtenissen erbij halen. Een visuele
perceptie kan andere bronnen nodig hebben. Deze soort perceptie wordt dus ook wel
constructieve theorie genoemd omdat onze uiteindelijke perceptie meerdere factoren nodig
heeft om het uiteindelijke te construeren.
Het is belangrijk om alle verschillende niveaus van verwerking erbij te betrekken.
Application box 1.1: Neem als voorbeeld het verwarren van intellectuele en perceptuele
afname met de leeftijd (decline). Oudere mensen doen het slechter op cognitieve taken. Als we
kijken naar perceptie, dan zien we dat er een afname is in het kunnen zien van details en in het
kunnen horen en onderscheiden van fijne geluiden. Zowel ons auditief als visueel systeem neemt
dus af. Het perceptuele systeem kan sterk afnemen, terwijl het intellectuele dit niet doet. Als je
hiervoor niet corrigeert, en dus geen rekening houdt met allerlei niveaus, zou je foute conclusies
kunnen trekken.
H2 Measuring Perception
Iemand die perceptie onderzoekt is vooral geïnteresseerd in wat er precies wordt waargenomen
en hoe lang het duurt voordat iemand hierop kan reageren. Hiervoor moeten er nauwkeurige
methoden en procedures worden bedacht. Het komt namelijk voor dat wanneer je samen met
iemand op dezelfde plek bent en dezelfde gebeurtenis meemaakt er toch twee verschillende
beschrijvingen kunnen ontstaan. Dit is een alledaags iets en dit willen we dus voorkomen.
Het meten van perceptie is moeilijk om twee redenen. De eerste is dat we geen fysieke
features hebben die corresponderen met de gebeurtenissen. Een blok hout kunnen we
bijvoorbeeld wegen in grammen of kilogrammen doormiddel van een weegschaal. Dit lukt echter
niet met perceptie. Het tweede probleem is dat er maar één enkele persoon toegang heeft tot een
specifieke perceptuele gebeurtenis; namelijk degene die het ondergaat. De observeerder.
Ondanks dat we denken dat we precies hetzelfde meemaken als iemand anders (in iemands
schoenen staan) of iemand die op datzelfde moment aanwezig is, kunnen we dat nooit precies
weten. Dit noemen we privileged information of first person data. Andere termen die hiervoor
gebruikt worden zijn nog: subjective experience, phenomenology en introspection.
Dit first person data staat compleet tegenover wat wetenschappers normaal gesproken
gebruiken, namelijk third person data. Dit is objectief; iedereen die dezelfde procedure doet komt
op hetzelfde resultaat. Dit is iets wat per definitie niet mogelijk is voor first person data.
Psychophysics: a Science of Experience
Percepties kunnen dus individueel verschillen. Hoe moeten we dan zorgen dat gebeurtenissen
identiek zijn voor verschillende mensen? De rijke en complexiteit van een onderwerp verdient een
goede methode. Dus dit doen we via The Black Gate of Psychophysics. Psychophysics is de
term die wordt gebruikt voor het bestuderen van de relatie tussen een fysieke stimulus in de
wereld en de sensatie die we vervolgens ervaren.
Fechner kwam met vier onderdelen van psychophysics:
1. Detectie: een manier vinden om de minimum intensiteit, die we kunnen waarnemen, van een
stimulus te meten;
2. Discriminatie: een manier om het minimale verschil duidelijk te kunnen maken;
, Pagina 3 van 58
3. Scaling: een manier om intensiteit van de sensatie te meten. Dus de relatie duidelijk te maken
tussen sensatie en de intensiteit;
4. Identification: het kunnen labellen en categoriseren van een stimulus.
Detection
Detectie gaat over het vinden van een absolute drempelwaarde
‘absolute threshold’. Dit kan worden weergegeven in een
psychometrische functie. Hierbij wordt er gemeten wanneer
iemand een stimulus waarneemt (dus bij welke intensiteit). De
arbitrary absolute threshold vind je bij 50% die de stimulus wel
waarneemt en 50% die deze niet waarneemt. Er kunnen
afwijkingen ontstaan door ‘noise’. Hierdoor ontstaat de S-curve.
Dit is achtergrond geruis dat zowel extern als intern kan
voorkomen en als dit intern is dan hebben we hier geen controle
over.
Om de drempelwaarde te vinden zijn er verschillende manieren:
1. Constante stimuli is het minst efficiënt, maar zorgt wel voor een geloofwaardige S-curve: dus
plot de volledige psychometrische functie. Hierbij wordt er een set van tonen geselecteerd die
verschillen in intensiteit. Deze worden toon voor toon gepresenteerd en er wordt vervolgens
gekeken wanneer deze wel of niet gehoord (ontvangen) wordt;
2. De method of limits is efficiënter en deze plot ook de complete curve. Ook hier heb je dus
reacties op alle niveaus, maar er worden minder trials gebruikt. Het kost dus minder tijd en is
efficiënter dan de methode met constante stimuli. Hierbij wordt gebruik gemaakt van a
descending series en an ascending series. Bij de eerste krijg je als eerste trial bijvoorbeeld
een toon die heel duidelijk te horen is totdat de ontvanger zegt dat hij hem niet meer hoort en
bij de tweede andersom;
3. Adaptive testing methode is het meest efficiënt, maar je kunt met deze methode geen
volledige plot maken. Zodra er een verandering optreedt, dan verander je de richting van
stimulus. En dit herhaald zich. Deze methode zorgt ervoor dat je stimulus continu dicht bij de
drempelwaarde blijft en past deze hier dus ook op aan. Hierbij zijn
de reacties op hoge intensiteit niet bekend, maar ook trivial? Een
voorbeeld van deze methode is the staircase method: hier zou je
bijvoorbeeld kunnen beginnen met een descending series waarbij
je net zolang werkt tot het moment dat iemand zegt: ‘nee ik hoor
het niet meer’. In plaats van te stoppen veranderen we nu van
richting, dus wordt het een ascending series. Net zolang tot
iemand het weer hoort. Dit proces herhaal je een paar keer
waardoor de stimulus continu rond de drempelwaarde hangt.
Wat kunnen we hiermee?
48 km weg kunnen we een licht zien in de nacht. 6 m weg in een stille kamer horen we een klokje.
7,6 cm hoogte op onze kin voelen we een vlieg?
Signal Detection Theory (SDT)
Hoe komt het tot stand dat mensen ja of nee zeggen op de vraag of ze een stimulus hebben
gezien? Dit zou zomaar kunnen door de manier waarop mensen in de studie staan. Sommige
zeggen alleen maar ja om het onderzoek te bevredigen of juist alleen maar nee om snel hun geld
te krijgen. Om dit tegen te gaan wordt er gebruik gemaakt van catch trials; geen échte stimulus
geven maar toch om een reactie vragen. Een eerlijke reactie zou dan een ‘nee’ zijn. Hoe de
responsen zijn verdeeld onthult noise en bias. Een bias zou kunnen komen doordat mensen
verwachtingen krijgen. Ze verwachten bijvoorbeeld dat een stimulus continu aanwezig is of niet.
Als de verdeling niet ‘gelijk’ is dan toont dit een vooroordeel aan in het onderzoek, in de reacties
op de stimuli. In signaal detectie is er geen absolute drempelwaarde; er is alleen een serie van
observaties (wel of geen signaal aanwezig).
SDT wordt dus gebruikt om ‘noise’ en ‘bias’ te controleren.
Een Signal Absent trial is een klassiek voorbeeld van een catch
trial. Er wordt geen stimulus gepresenteerd en de ontvanger
observeert alleen de noise dat wordt geproduceerd door hun
, Pagina 4 van 58
sensorische systeem of door de onderzoeker. Er is altijd een beetje interne shit waardoor er een
reactie optreedt in de afwezigheid van een stimulus. Bij een Signal Present wordt de stimulus
natuurlijk wel gegeven. Er zijn vier mogelijke uitkomsten. We spreken van een hit als er ja wordt
gegeven als het signaal aanwezig is en van een miss als er een nee
wordt gegeven terwijl het signaal wel aanwezig is. Een false alarm
vindt plaats zodra het signaal niet aanwezig is, maar deze wel wordt
‘ontvangen’ en een correct rejection is er wanneer iemand correct
nee zegt als de stimulus afwezig is.
De verdeling van de reacties tonen dus noise en bias aan. De
responses op de aanwezig- en afwezigheid van de stimulus
overlappen. De verschillen tussen hun gemiddelde noemen we
sensiviteit, d’. Sensiviteit refereert naar de hoeveelheid sensorische
activiteit van een signaal die bovenop, de sensorische activiteit dat al
aanwezig is wanneer het signaal afwezig is, komt. Deze neemt toe als er minder overlap is en de
verdelingen verder uit elkaar liggen dan wanneer er veel overlap is. Een criterion, ß, wordt gebruikt
om de trials tussen signal-absent en signal-present te scheiden. Hierbij zou je dus kunnen zeggen
dat alles rechts van de scheiding een hit was en alles
links een misser bij de aanwezigheid van een stimulus
(verdeling). Als we het hebben over de verdeling van
de afwezige stimulus dan is alles rechts van de
scheiding een vals alarm en alles links een correct
reject. Dit heeft altijd een kosten-baten plaatje. Een
hogere hitrate gaat gepaard met veel false alarms. Het
veranderen van de ß verandert niet de d’.
NIET IN HET BOEK: Receiver Operating Characteristics plot
Als je een beetje gevoelig bent en dus een lagere d’ hebt, dan krijgt je
lijn een curve naar links (omhoog); dit zegt dan dat als je 0,5 false
alarm hebt, je 0,7 hits. Als je d’ hoger wordt, dan schuift de curve
nog verder naar links en boven en dit komt dan overeen met; weinig
false alarms, veel hits, veel correct rejects en weinig misses.
d’ is dus een beetje het verschil tussen de verdeling
gemiddelden, maar deviatie doet ook mee. Een betere beschrijving
van d’ heeft te maken met seperation en spread. Bij een hogere noise
is er meer overlap.
Simple Reaction Time (RT) is het belang van de snelheid van een reactie. Het wordt gedefinieerd
als de tijd die verstrijkt tussen het moment van de stimulus en je reactie. Het beginnen van de
reactie geeft informatie dat de stimulus door het sensorisch systeem is verwerkt en voor een actie
in het motorische heeft gezorgd. Het is geïntroduceerd door Helmholtz om te meten welke
snelheid er hoort waarbij zenuwen informatie door konden geven. Het kost ons ongeveer 160 ms
om te reageren op een toon, 180 op licht, 120 om de stimulus te verwerken en 20-40 om de
spieren vervolgens te activeren. Als je in de auto zit met 130 km/h wordt deze 200 ms 7,2 m
voordat je reageert. Het vergroten van stimulus intensiteit zorgt voor het sneller detecteren van
stimuli. Deze tijd komt op een gegeven moment op zijn maximum en kan niet sneller worden.
Discrimination
Wanneer worden twee stimuli gezien als verschillend? Er wordt vaak
gekeken naar één dimensie, bijvoorbeeld de dikte, lengte, kleur,
oriëntatie etc. Men mag vaak niet zeggen dat de objecten of stimuli
hetzelfde zijn, waardoor men gestuurd wordt naar het juiste antwoord
dat er dus verschil is en welk verschil want hierdoor gaan ze beter
kijken.
Een intensiteit van een stimulus dat we standard noemen is de
stimulus waarmee we vergelijken. Deze komt bij elke trial naar voren.
Deze wordt dan vergeleken met een set van andere stimuli, comparison
stimuli (dit is ook wel een variant op de methode met constante stimuli).
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller pienchristiaanse. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.94. You're not tied to anything after your purchase.