Deze samenvatting bevat een inleiding met theorie en daarna kort alle onderdelen die op de preparaten te zien zijn. Hiernaast zijn er foto's van de preparaten en illustraties aanwezig. Als je deze samenvatting leert zou je alles voor het examen moeten kennen.
practicum samenvatting
dag 1: typering van bedekkende epithelen
epithelen
buitenwereld = alles waar dingen naartoe gaan en vandaan komen
= lumen
➔ zone zoeken waar cellen dicht op elkaar zitten = epitheel
➔ zoeken naar basaalmembraan = grens vh epitheel en lamina propria
(bindweefsel)
o disfunctie basaal membraan = blaren
Zoek het bedekkende epitheel:
A. Zoek in je orgaan(stukje) de buitenwereld
B. Zoek een zone waar dicht opeengepakte kernen (dus cellen) te zien zijn.
C. Bepaal de ligging van de basaalmembraan door op zoek te gaan naar het onderliggende
bindweefsel.
Bepaal het aantal cellagen:
A. Kijk of de celkernen in één laag (éénlagig) of op meerdere niveaus zitten.
B. Indien op meerdere niveaus, oordeel of je een meerlagig of pseudomeerlagigepitheel hebt.
Bepaal de vorm van de cellen:
A. Zoek een plaats waar de kernen (dus cellen) netjes in een rij naast elkaar liggen.
B. Bepaal de vorm van de cellen (plaveisel-kubisch-cilindrisch).
a. plaveisel = opp // basaal membraan + afgeplatte kern
b. kubisch = ronde kern
c. cilindrisch = zijde op basaal membraan < zijden ꓕ BM
Geef enkele typische kenmerken:
1. Verdere karakteristieken:
Eénlagige epithelen:
1) Kijk na of er slijmbekercellen zijn.
i. slijmprop langs de apicale kant
ii. haalt organellen weg van het lumen door ze naar het BH te duwen
2) Ga na of er apicale celdifferentiaties zijn
i. staafjeszoom (= microvilli) = uitsteeksel op de cel omgeven door
celmembraan -> oppvergroting
ii. trilharen
iii. stereocilia
Meerlagige epithelen (vooral plaveiselepithelen)
1) Kijk na of er kernen in de bovenste cellagen zitten
a. verhoornd-onverhoornd (levend – celkern)
1
,De meest voorkomende bedekkende epithelen zijn:
1. Eénlagig kubisch epitheel nier
2. Eénlagig cilindrisch epitheel darm
3. Eénlagig plaveiselepitheel longen
4. Pseudomeerlagig epitheel trachea
5. Meerlagig (meestal tweelagig) kubisch/cilindrisch afvoergangen
6. Meerlagig plaveiselepitheel (verschil tussen onverhoornd en verhoornd) huid, oesophagus
7. Meerlagig overgangsepitheel (enkel bij de urinewegen) met paraplucellen urinewegen
meerdere strat: stratum corneum meest voorkomende
hanteren van microscoop
• oculairen hebben een vergrotingsfactor van 10x
• gezichtsveld = 20mm
• 4 verschillende objectieven
o hoe hoger numerieke apertuur, hoe beter de lens
o droog = zonder immersie-olie
o bij 100X objectief 40x diafragma gebruiken
maken van preparaten
kleurstoffen hebben altijd een tegengestelde werking
- hemotoxine = basisch en bindt aan zure bestanddelen (DNA…)
- eosine = zuur en bindt aan basische bestanddelen
kleuring is belangrijk om:
- contrast te creëren
- specifieke structuren herkennen
kleurmethoden (niet vanbuiten maar helpt tijdens practicum)
2
,bestuderen van weefsels, cellen en organen
Cellen zit vervat in weefsels en organen => van volledige organen preparaten maken
1. fixatie: op sterk water (formol)
2. inbedden: hardheid geven door parafine
3. snijden: dunne sneden (5-10μm)
4. kleuren: kleuringstabel
Organellen zijn enkel zichtbaar met de elektronenmicroscoop, met de lichtmicroscoop bepalen we de
functie van de cel.
naam => van grieks of latijn: bv nucleus – noot
bloeduitstrijkje
1. druppel bloed op een draagglaasje aanbrengen
2. met een tweede draagglaasje de druppel gelijkmatig uit te strijken
3. Na drogen en fixeren wordt het uitstrijkje gekleurd met een May-Grünwald-Giemsa kleuring
die in de klinische diagnostiek zeer vaak wordt gebruikt.
De ‘vloeistof’ (= bloedplasma) zie je niet met deze methode.
wel:
• RBC = rode binconcave schijfjes
• WBC/leukocyten = paarse cellen => verschillende subtypen met andere kleuren cytoplasma
• begrensd door celmembraan => niet zichtbaar
oefening
hemoglobine = basisch -> reageert met eosine -> roze
kern = zuur -> reageert met hematoxine -> paars
3
, preparaten
Plaveicellen van wangslijmvlies
Gemaakt
• cellen wegschrapen
• diff quick (may-grunwald kleruing)
soort
• sterk afgeplat – plaveicellen
• kleine ronde kern
• cytoplasma
• celmembraan
Spermatozoa
• hoofd
• hals
• staart
• grootte: 0,058 mm -> kan dus ongeveer 10? keer
in 40x vergroting (500μm)
4
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller noortjedelaet. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $11.29. You're not tied to anything after your purchase.