Inhoud
Neurologie anatomie en fysiologie.........................................................................................................2
Functionele indeling zenuwstelsel......................................................................................................2
Neuronen en gliacellen.......................................................................................................................2
Verloop actiepotentiaal......................................................................................................................4
Neurotransmitters..............................................................................................................................5
Anatomie en globale functie van:.......................................................................................................6
Bewustzijn AVPU en EMV...................................................................................................................8
Limbisch systeem..............................................................................................................................11
Autonoom zenuwstelsel...................................................................................................................11
Motoriek/sensoriek..........................................................................................................................12
Verloop van reflexen........................................................................................................................14
Opbouw hersenvliezen.....................................................................................................................14
Aanmaak en functie hersenvocht.....................................................................................................14
Cerebrale bloedvoorziening..............................................................................................................15
Neurologie pathologie..........................................................................................................................16
Afwijkingen in de cerebrale bloedvoorziening..................................................................................16
Cerebro vasculair accident (CVA)......................................................................................................17
Epilepsie...........................................................................................................................................19
Meningitis/hersenvliesontsteking....................................................................................................20
Traumatisch schedel-/ hersenletsel..................................................................................................22
Dwarslaesie......................................................................................................................................24
Parkinson..........................................................................................................................................26
Geriatrie en farmacologie.....................................................................................................................28
Fysiologische veroudering................................................................................................................28
Geriatrische uitdagingen..................................................................................................................33
Farmacokinetiek en farmacodynamiek.............................................................................................33
Veroudering en medicatie................................................................................................................33
Polyfarmacie.....................................................................................................................................33
Delier en dementie...............................................................................................................................34
Delier................................................................................................................................................34
Dementie..........................................................................................................................................35
Dementie vormen.............................................................................................................................35
4-fasen van de ik-beleving................................................................................................................35
1
,Neurologie anatomie en fysiologie
Functionele indeling zenuwstelsel
Prefrontale schors:
Persoonlijkheid
Planningsvaardigheden
Intelligentie
Sociaal bewustzijn
Stemming, emotie limbisch systeem
Binnen een hemisfeer hebben neuronen contact met banen. Banen die binnen een
hemisfeer neuronen met elkaar verbinden zijn associatiebanen.
Tussen de hemisferen hebben neuronen ook contact met elkaar, met name via het corpus
callosum (oftewel de hersenbalk). De banen die de hemisferen en dus de neuronen daarvan
met elkaar verbinden heten de commissuurbanen.
Motorische banen, efferente banen; vanuit de grote hersenen via het ruggenmerg naar
beneden.
Sensorische banen, afferente banen; van ruggenmerg naar de grote hersenen.
Neuronen en gliacellen
Bouw neuron: cellichaam
Cellichaam of perikaryon met
nucleus of kern (geen deling)
- Het cytoplasma heeft een
ruw korrelig uiterlijk
(lichaampjes van Nissl)
grijze kleur
Bouw neuron: dendriet
Grote aantallen
Nemen prikkels op en geven
door aan de kern
Prikkel transport na overschrijding drempelwaarde
Bouw neuron: axon
Geeft signaal door naar de volgende cel of einddoel (van cel af)
Gemyeliniseerde/ongemyeliniseerde
- Omgeven door myelineschede, isolatielaag rijk aan vetten witte kleur
- Op regelmatige afstand insnoeringen (van Ranvier)
Verschillende neuronen:
Unipolair, hierbij lopen de dendrieten en het axon in elkaar over en het cellichaam
ligt aan 1 zijde. Het actiepotentiaal begint bij het uiteinde van de dendrieten en de
2
, rest van de uitloper wordt als een axon beschouwd. De meeste sensibele neuronen
van het perifere zenuwstelsel zijn unipolair
Multipolair heeft twee of meer dendrieten en 1 axon. Deze komen het meest voor in
het CZS. Alle motorische zenuwcellen, die skeletspieren aansturen, zijn multipolair.
Bipolaire neuronen hebben 1 dendriet en 1 axon met het cellichaam daar tussen in.
Bipolaire neuronen zijn klein en zeldzaam. Ze komen voor in speciale zintuigen, waar
ze informatie omtrent het zien, ruiken of horen vanaf zintuigcellen naar andere
neuronen doorgeven.
Witte stof:
Ligt in de hersenen aan de binnenkant.
Ligt in het ruggenmerg aan de buitenkant (ezelsbruggetje: het ruggenmerg in ook wit aan de
buitenkant).
Hier liggen de uitlopers van de zenuwcellen.
Grijze stof:
Ligt in de hersenen aan de buitenkant (ezelsbruggetje: hersenen worden ook wel de grijze
massa genoemd).
Ligt in het ruggenmerg aan de binnenkant.
Hierin liggen de cellichamen van de zenuwcellen.
Gliacel: cellen van het CZS.
Astrocyten: bedekken bloedvaten,
beschermen de bloed-hersenbarrière
Ependymocyt: maakt het hersenvocht
Oligodendrocyt: maakt myeline aan in het
CZS.
3
, Microglia: zorgen voor fagocytose en ontstaan uit witte bloedcellen
Cellen van schwann maken myeline aan in het perifere zenuwstelsel.
Myeline is een isolerende laag van de zenuwen
Verloop actiepotentiaal
Prikkelbare cellen:
Zintuigcellen
Kliercellen
Spiercellen
Zenuwcellen
- bij de ongemyeliniseerde zenuwcel, stroomt het langzaam door, omdat het natrium
en kalium makkelijker wisselt.
- bij de gemyeliniseerde zenuwcel, kan natrium alleen de cel in bij de insnoeringen
van Ranvier, zo wordt de prikkel sprongsgewijs voorgeleid. Deze geleiden de prikkel
dus veel sneller. Er is hier sprake van saltatorische impulsgeleiding.
Membraan poorten gaan open wanneer er een prikkel binnenstroomt, natrium stroomt de
cel in, dus de binnenkant van de cel wordt positief geladen. Later gaan de membraan
poorten weer open en stroom kalium de cel uit, dan is hij weer negatief geladen.
Transmissie – synaps:
Neurotransmitter wordt overgedragen via de synaps door de synapsspleet naar de volgende
synaps waar hij werkzaam wordt.
De neurotransmitter acetylcholine (ACh) wordt vrijgemaakt bij cholinerge synapsen. Deze
synapsen komen veel voor in en buiten het CZS.
Stap 1: een actiepotentiaal komt aan en depolariseert de synapsknoop
4
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller vanmoorselisabel. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.00. You're not tied to anything after your purchase.