100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting klinische psychologie 1a $3.21
Add to cart

Summary

Samenvatting klinische psychologie 1a

 120 views  10 purchases
  • Course
  • Institution
  • Book

Een samenvatting waar alle leerdoelen van het vak in verwerkt zijn. Ook de losse artikelen zijn samengevat in deze samenvatting. Deze samenvatting is een goed hulpmiddel tijdens het leren voor het tentamen.

Preview 4 out of 38  pages

  • No
  • Hoofdstuk 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9 en 10
  • April 15, 2024
  • 38
  • 2023/2024
  • Summary
avatar-seller
Samenvatting klinische psychologie

HS 1: over klinische psychologie en ‘abnormaal’ gedrag
Volgens Duijker dient er een onderscheid te worden gemaakt tussen basisdisciplines en toepassingsgerichte
disciplines.
Basisdisciplines en toepassingsgerichte disciplines binnen de psychologie volgens Duijker.
Basisdisciplines Toepassingsgerichte disciplines
Functieleer (cognitieve psychologie) Klinische en gezondheidspsychologie
Ontwikkelingspsychologie Arbeids- en organisatiepsychologie
Sociale psychologie onderwijspsychologie
Persoonlijkheidspsychologie
methodenleer

Het vakgebied houdt zich vooral bezig met gedrag dat afwijkt van een bepaalde norm. Het gaat daarbij dan met
name om afwijkingen die lastig zijn voor de persoon zelf of voor zijn omgeving. Met afwijkingen van de norm in
gunstige zin houden klinisch psychologen zich doorgaans niet bezig.
Afwijkingen van de norm kunnen betrekking hebben op verschillende aspecten van het menselijk functioneren.
In de eerste plaats kan het gaan om aspecten van de individuele persoon. Er kan daarbij sprake zijn van
afwijkend gedrag, van afwijkende gedachten en van afwijkende belevingen. Die afwijkingen kunnen afzonderlijk
optreden, maar in veel gevallen is er sprake van een combinatie van afwijkingen op deze drie gebieden.
Mensen kunnen ook afwijken van de norm in hun relatie met andere mensen. Deze afwijkingen van wat
normaal is binnen sociale relaties, hebben vaak weer invloed op het gedrag, de gedachten en belevingen
binnen het individu.
Essentieel is dat ‘abnormale’ gedragingen, gedachten en gevoelens alleen kunnen worden verklaard tegen de
achtergrond van normale processen. Kennis van de normale psychologische functies, normale ontwikkeling,
sociale psychologie en persoonlijkheidspsychologie is nodig om afwijkingen van de norm te kunnen vaststellen
en begrijpen.

Seligman et al onderscheiden zeven factoren om te bepalen of gedrag als abnormaal of pathologisch wordt
beschouwd. Zelden zullen de zeven aspecten van abnormaal gedrag allemaal aanwezig zijn. Maar ten minste
één van die aspecten moet zich voordoen om van abnormaliteit te spreken.
-persoonlijk lijden: Bij veel psychische stoornissen lijdt de persoon erg onder zijn problemen. Persoonlijk lijden is
echter geen voldoende voorwaarde oom van psychopathologie te kunnen spreken. Andersom hoeft een
psychische stoornis niet noodzakelijkerwijs met persoonlijk lijden gepaard te gaan.
- (dis)functionaliteit van het gedrag: De mate waarin gedrag het dagelijks functioneren en het welbevinden van
het individu ondermijnt, bepaalt in sterke mate de beoordeling van (ab)normaliteit. Het gaat dan vooral om de
vraag of iemand in staat is beroepsmatig te functioneren en bevredigende relaties met andere te onderhouden.
- irrationeel en onbegrijpelijk gedrag: Als mensen in het gedrag van een ander geen logica of zin kunnen
ontdekken, zijn zij geneigd die ander als abnormaal te zien.
- onvoorspelbaarheid en controleverlies: Mensen hebben de behoefte hun omgeving en eigen leven zo veel
mogelijk te beheersen. Een dergelijk gevoel van beheersing kan alleen ontstaan als het gedrag van anderen
enigszins voorspelbaar is. Of degenen in de omgeving dit gedrag als abnormaal zullen beoordelen, hangt mede
af van de situatie waarin het zich voordoet. Seligman et al onderscheiden twee typen situaties, waarin gedrag
dikwijls als controleverlies of verlies van zelfbeheersing zal worden geïnterpreteerd. In de eerste plaats zijn dat
situaties waarin de sociale regels die gewoonlijk het gedrag van een persoon sturen plotseling niet meer
werkzaam zijn. In de tweede plaats zijn er situaties waarin de toeschouwer de oorzaak of aanleiding van het
gedrag niet kent en op dat moment ook niet kan achterhalen.
- Opvallend en onconventioneel gedrag: Bij beoordeling van het handelen van anderen kiezen mensen vaak hun
eigen (potentiële) gedrag als maatstaf. Gedrag dat sterk afwijkt van de wijze waarop zijzelf zich gedragen, zullen
zij eerder abnormaal of op zijn minst ongebruikelijk vinden. Als dat gedrag ook nog eens opvallend is, is het
oordeel ‘abnormaal’ nog waarschijnlijker. Opvallend en conventioneel gedrag mag dan afwijkend of zeldzaam
zijn, het wordt dan door anderen meestal nog niet als ‘problematisch’ beoordeeld. Dit is vaak pas het geval als
het gedrag ook sociaal onwenselijk wordt geacht.
- Gedrag dat een ongemakkelijk gevoel bij anderen teweegbrengt: als iemand gedrag vertoont waarmee de
ongeschreven regels in een bepaalde cultuur wordt overschreden, kan dat bij anderen een gevoel van ongemak
teweegbrengen. Dit leidt er toe dat anderen dit gedrag abnormaal vinden. Het gaat hier om impliciete sociale


1

,verwachtingen. Van deze impliciete regels – door Scheff restregels genoemd – wordt men zich vaak pas bewust
als iemand ze overschrijdt.
- Het overtreden van morele normen: mensen beoordelen niet alleen of het gedrag van anderen gangbaar of
passend is in een specifieke situatie, maar vellen dikwijls ook een moreel oordeel over dat gedrag. Dit doen zij
op basis van hun opvattingen over hoe mensen zich zouden moeten gedragen. Vaak gaat dit in termen van goed
of kwaad, waarbij slechte gedragingen abnormaal worden gevonden.

Een aantal van de aspecten die Seligman beschrijft zijn ook terug te vinden in de definitie van psychische
stoornissen van de American Psychiatric Association (APA). Voor de definitie, zie pag. 22 van het boek. In de
definitie van psychische stoornissen van de APA ligt de nadruk op de specifieke symptomen en de nadelige
gevolgen ervan. APA erkent ook dat geen enkele definitie het begrip psychische stoornis volledig afbakent.

Er zijn verschillende modellen die uitspraken mogelijk maken over het onderscheid tussen normaal en
abnormaal gedrag. Hieronder een toelichting van deze modellen.
Het statistisch model
Uitgangspunt van dit model is dat menselijke eigenschappen min of meer normaal verdeeld zijn in de algemene
bevolking. Van abnormaliteit wordt dan gesproken bij extreem lage of extreem hoge scores op schalen
waarmee deze eigenschappen betrouwbaar en valide worden gemeten. Binnen dit model heeft ‘abnormaal’
uitsluitend een statistische betekenis. Als het gaat om eigenschappen die inderdaad ongeveer normaal verdeeld
zijn over de bevolking, biedt het statistisch model aanknopingspunten om de vraag naar (ab)normaliteit te
beantwoorden. Er zijn echter enkele problemen.
In de eerste plaats luidt de vraag bij dit model waar precies de grens tussen normaal en abnormaal getrokken
moet worden. Vaak wordt er niet een strakke grens getrokken tussen normaal en abnormaal, maar krijgen de
verschillende scores een betekenis in termen van zeer laag tot zeer hoog.
Een tweede en ernstiger probleem met dit model is volgens Oltmanns en Emery dat het niet specificeert hoe
ongewoon gedrag moet zijn om het abnormaal te kunnen noemen. Bij sommige stoornissen is er geen sprake
van een normaalverdeling.
Een derde bezwaar tegen het model is dat het geen onderscheid maakt tussen statistische afwijkingen die
gepaard gaan met individueel lijden en afwijkingen waarvoor dat niet geldt.

Het medisch of ziektemodel
Volgens de aanhangers van het medisch model zijn psychische stoornissen vergelijkbaar met somatische ziekten
en dus het beste te verhelpen door de onderliggende mechanismen te bestrijden. Ze gaan ervan uit dat die
mechanismen somatogeen zijn. Hiermee wordt bedoeld dat een lichamelijke aandoening aan de psychische
stoornis ten grondslag ligt. Behalve somatogeen kunnen mechanismen ook psychogeen zijn. Dit houdt in dat
aan een stoornis een psychologisch mechanisme ten grondslag ligt. Psychogene mechanismen zijn voor
aanhangers van het medisch model niet altijd toereikend. Voor hen dienen de mechanismen aantoonbaar te
zijn.
Het medisch model is ook heftig bekritiseerd. Het eerste kritische punt is dat er bij veel psychische stoornissen
(nog) niet een eenduidig onderliggend mechanisme is aangetoond, zodat het twijfelachtig is of er wel sprake is
van een ziekte. Het tweede punt van kritiek op het medisch model is dat het gebruik van begrippen als ziekte en
therapie stigmatisering in de hand werkt.

Het leer- of onderwijsmodel
Als alternatief voor het medisch model bepleiten verschillende auteurs een leer- of onderwijsmodel. Dit geldt
met name voor stoornissen waaraan geen duidelijke organische oorzaken ten grondslag liggen. Een plausibeler
verklaring is dan dat de stoornissen zijn ontstaan door verkeerd verlopen leerprocessen. In het onderwijsmodel
wordt de psychische problematiek van de cliënt niet beschreven als ziekte of abnormaliteit, maar als persoonlijk
probleem. Bovendien wordt niet gesproken van diagnose, maar van het bepalen van het leerdoel. Voor het
vaststellen van dat doel moet natuurlijk wel enige diagnostiek plaatsvinden, maar de uitkomsten daarvan
worden niet zozeer in termen van stoornissen geformuleerd als wel in termen van (vaardigheids)tekorten.
Waarom prefereren de aanhangers het onderwijsmodel boven het medisch model? Hiervoor bestaan drie
hoofdredenen.
De eerste is dat in alle fasen van het model de nadelige bijbetekenis van het medisch model worden vermeden.
Hiermee is de kans op stigmatisering veel geringer. De tweede reden is dat het onderwijsmodel meer echt doet
aan de eigen verantwoordelijkheid van mensen met een persoonlijk probleem. In de derde plaats doet het


2

,gebruik van de onderwijsterminologie meer recht aan datgene wat daadwerkelijk plaatsvindt bij psychologische
hulpverlening.

Thema 2: persoonlijkheid
Een persoonlijkheidstrek verwijst naar patronen van gevoelens, gedachten en gedrag van individuen. Twee
termen zijn hierbij van belang: consistentie en onderscheid. Met consistentie wordt bedoeld dat de trek een
bepaalde regelmatigheid beschrijft in iemands gedrag. Met onderscheid wordt bedoeld dat de trek niet bij
iedereen (in dezelfde mate) aanwezig is.
Er zijn verschillende functies van persoonlijkheidstrekken.
De eerste functie is beschrijvend. Een persoonlijkheidstrek is een samenvatting van gedrag en biedt zo de
mogelijkheid om een persoon te beschrijven. Een tweede functie is voorspellend. De persoonlijkheidstrek geeft
een indicatie van hoe iemand zich in de toekomst zal gedragen. De derde functie is verklarend.
Persoonlijkheidstrekken kunnen een biologische grondslag hebben. Deze biologische grondslag biedt dan een
verklaring voor de trek en voor trekgerelateerd gedrag.

Gordon Allport
Allports visie stond in contrast met contemporaine opvattingen die de nadruk legden op de meer primitieve en
neurotische aspecten van het menselijk gedrag. Allport bekritiseerde met name de psychoanalyse.
Allport beschouwde eigenschappen als de basiseenheden van de persoonlijkheid, werkelijk bestaand en
verankerd in het zenuwstelsel. Hij definieerde eigenschappen met behulp van drie kenmerken: frequentie,
intensiteit en de reikwijdte van situaties. Hij maakte onderscheid tussen hoofdkenmerken, centrale kenmerken
en secundaire kenmerken. Hoofdkenmerken zijn alomtegenwoordig en bepalend voor iemands leven. Centrale
kenmerken bestrijken een beperkter scala aan situaties. Secundaire disposities zijn minder opvallend en stabiel.

De factor-analytische eigenschapstheorie van Raymond B. Cattell
Een cruciaal aspect van Cattells werk was zijn gebruik van factoranalyse om een taxonomie van
persoonlijkheidskenmerken te ontwikkelen. Hij beschouwde factoranalyse als een techniek om basiselementen
van persoonlijkheid te identificeren, vergelijkbaar met het periodiek systeem der elementen in de
natuurwetenschappen. Cattell introduceerde twee conceptuele onderscheidingen in zijn
persoonlijkheidstheorie: oppervlakte- en bronkenmerken. Oppervlaktekenmerken zijn waarneembare
gedragstendensen die letterlijk oppervlakkig zijn, terwijl bronkenmerken interne psychologische structuren
vertegenwoordigen die de onderliggende oorzaak zijn van waargenomen gedragstendensen.
Factoranalyse was de sleutel tot het begrijpen van het samen voorkomen van eigenschappen. Cattell
identificeerde 16 bronkenmerken gegroepeerd in drie categorieën: vaardigheidskenmerken,
temperamentkenmerken en dynamische kenmerken. Vaardigheidskenmerken hebben betrekking op
capaciteiten, temperamentkenmerken op emotioneel leven en gedragsstijl, en dynamische kenmerken op
motivatie.
Cattell benaderde persoonlijkheid als dynamisch en afhankelijk van staten, rollen en eigenschappen. Cattell zag
individuen niet als statische entiteiten, maar erkende dat sociale actie niet alleen afhangt van eigenschappen,
maar ook van andere factoren zoals toestanden en rollen. Cattell introduceerde het concept van rollen, waarbij
hij opmerkte dat bepaald gedrag nauwer verband houdt met de sociale rollen die iemand speelt dan met
persoonlijkheidskenmerken. Mensen gedragen zich anders afhankelijk van de rollen die ze in verschillende
situaties aannemen.

De driefactorentheorie van Hans J. Eysenck
Er wordt opgemerkt dat Cattells 16-factorentheorie praktisch omslachtig kan zijn en mogelijk een te complexe
structuur van persoonlijkheidskenmerken vertegenwoordigt. Dit opent de deur naar de benadering van
Eysenck, die probeerde een eenvoudigere en fundamentelere structuur van persoonlijkheidskenmerken te
identificeren.
Eysenck voerde factoranalyses uit, maar ging verder met secundaire factoranalyses om onafhankelijke
superfactoren te identificeren die de basis vormden voor zijn persoonlijkheidstheorie. Hij identificeerde
uiteindelijk drie superfactoren: Extraversie (E), Neuroticisme (N) en Psychoticisme (P). Extraversie en
Neuroticisme weerspiegelen normale variaties in persoonlijkheid, terwijl Psychoticisme kenmerken omvat die
we als ‘abnormaal’ zouden beschouwen. De drie factoren P, E en N vormen samen Eysencks volledige model van
persoonlijkheidsstructuur.




3

, HS 3: moderne kijk op persoonlijkheid
Er zijn veel eigenschappen die mensen kunnen gebruiken om zichzelf of anderen te beschrijven. De kunst is om
al die eigenschappen in een overzichtelijk systeem bij elkaar te brengen. Dat maakt het mogelijk om
vragenlijsten te ontwikkelen waarmee de belangrijkste persoonlijkheidseigenschappen van mensen gemeten
kunnen worden. In dit hoofdstuk wordt besproken wat volgens moderne modellen van persoonlijkheid de
belangrijkste persoonlijkheidseigenschappen zijn. Deze modellen zijn gebaseerd op zogeheten psycholexicaal
onderzoek.
Lexicale hypothese gaat ervan uit dat persoonlijkheidstrekken zo belangrijk zijn dat zij worden uitgedrukt in de
taal die mensen gebruiken om zichzelf en anderen te beschrijven. Onderzoekers die vanuit de lexicale
hypothese werken, gebruiken het woordenboek als startpunt voor het bestuderen van individuele verschillen in
persoonlijkheidstrekken. De lexicale hypothese heeft grote invloed gehad op hoe persoonlijkheidstrekken
worden onderzocht. Zo zijn de factoren van het Big Five-model ten dele geïdentificeerd op basis van lexicaal
onderzoek.
Volgens schatting door lexicografen telt het aantal Nederlandse woorden meer dan een miljoen. De taalbank
van het Nederlands-Vlaamse instituut voor Nederlandse Lexicologie bevat meer dan 60 miljoen woorden. Je
kunt een grote hoeveelheid woorden proberen te ordenen door ze in groepen in te delen. Zo’n ordening heet
een ‘taxonomie’.

De taxonomie van Cattell
In de jaren dertig van de twintigste eeuw kamden Allport en Odbert heel nauwkeurig een groot Amerikaans
woordenboek uit om alle woorden te vinden die gebruikt konden worden voor de beschrijving van
persoonlijkheid. Ze vonden bijna 18.000 woorden, welke in vier groepen werden verdeeld. De eerste groep
omvat de ‘echte’ eigenschappen: het zijn tendensen of geneigdheden, consistente manieren van reageren op
een situatie. De tweede groep omvat tijdelijke gemoedstoestanden of activiteiten. Een derde groep omvat
woorden waarin het evaluatie element op de voorgrond staat. De vierde groep omvat woorden die niet goed te
plaatsen zijn in de eerste drie groepen, die dubbelzinnig zijn of vaag.
De woorden in de eerste groep lijken de ‘echte’ persoonlijkheidseigenschappen te zijn: het betreft hier stabiele
individuele verschillen. Over de andere woorden en categorieën valt te discussiëren.

De eerste categorie woorden van Allport en Odbert dikte Cattell in tot een lijst van 171 eigenschappen. Deze
eigenschappen werden door Cattell beschouwd als een goede weergave van het complete
persoonlijkheidsdomein. Hij liet honderd volwassenen beoordelen door goede bekenden aan de hand van deze
lijst met 171 eigenschappen. Op basis van de resultaten reduceerde hij de lijst met behulp van statistische
analyses nog verder, tot 35 eigenschappen. Verder onderzoek met deze 35 eigenschappen toonde aan dat die
weer konden worden ingedeeld in 12 factoren (12 clusters van persoonlijkheidseigenschappen, als het ware).
Cattell was daarmee zelf niet tevreden en voegde nog een viertal begrippen toe. Dit resulteerde in een
persoonlijkheidsvragenlijst, waarin vragen gesteld werden die betrekking hadden op een totaal van 16 factoren,
de zogeheten sixteen-personality-factors-vragenlijst.

Het Big-Five-model van persoonlijkheidseigenschappen
Het vijf-factor model (FFM) van persoonlijkheidskenmerken, geïntroduceerd door Robert R. McCrae, is een
prominente en invloedrijke theorie in het veld van de psychologie. Het model, ook wel bekend als de ‘Big Five’,
identificeert vijf fundamentele dimensies die de verscheidenheid aan menselijke persoonlijkheidstrekken
omvatten.
1. Extraversie (E): verwijst naar het spectrum van sociaal gedrag, variërend van introversie tot extraversie.
2. Openheid voor ervaring (O): deze dimensie meet de mate waarin mensen openstaan voor nieuwe ideeën,
ervaringen en creativiteit.
3. Neuroticisme (N): neuroticisme heeft betrekking op emotionele stabiliteit versus instabiliteit.
4. Vriendelijkheid (A): meet de mate van altruïsme, medeleven en vriendelijkheid van een persoon.
5. Consciëntieusheid (C): consiëntieusheid meet de mate van organisatie, doelgerichtheid en
verantwoordelijkheid.

Onderzoek naar het FFM heef genderverschillen blootgelegd, waarbij vrouwen vaak hoger scoren op
Neuroticisme en Vriendelijkheid, terwijl mannen doorgaans hoger scoren op Extraversie. De FFM heeft de
universaliteit van persoonlijkheidskenmerken over verschillende culturen aangetoond. Het vijf-factor model
biedt een diepgaand raamwerk voor het begrijpen van menselijke diversiteit en gedrag.


4

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller roosheeringa34. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $3.21. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

52355 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$3.21  10x  sold
  • (0)
Add to cart
Added