Kennistoets Blok 1B Samenleving
Themaweek: Zelfmanagement en shared decision making.
CGO (Casus Gestuurd Onderwijs)
- Zelfmanagement
Patiënt heeft zelf een rol in de behandeling, een verpleegkundigen ondersteunt.
Behandeling gericht op vergroten van zelfsturend vermogen.
Zelfmanagement: “Het individuele vermogen om goed om te gaan met symptomen, de behandeling,
lichamelijke en sociale consequenties van de chronische aandoening en de daarbij behorende
aanpassingen in leefstijl, zodat men in staat is om zelf de eigen gezondheidstoestand te monitoren en de
cognitieve, gedragsmatige en emotionele reacties te vertonen die bijdragen aan een bevredigende
kwaliteit van leven.”
Zelfmanagement bevordering: “Interventies gericht op het vergroten van de vaardigheid van de cliënt om,
in samenwerking met zorgprofessionals, zelf in actie te komen, oplossingen te zoeken en regie te hebben
over het eigen leven”.
RUMBA
Relevant Understandable Measurable Behaviour Attendable (haalbaar)
NANDA
Opstellen diagnose.
→ Zorgvrager is medebehandelaar en regisseur.
→ Zorgverlener is behandelaar en coach.
Zorgverlener bepaalt met de patiënt hoe de zelfmanagementondersteuning eruit komt te zien: wensen en
verwachtingen van de patiënt staan centraal.
Patiënt stelt persoonlijke doelen en de zorgverlener deelt zijn kennis over de ziekte en de patiënt over zijn
leven.
5A-model:
- Achterhalen (wat weet iemand, wat wil iemand: vragen stellen)
- Adviseren (welke keuzes zijn er, wat voor consequenties)
- Afspreken (interventies, wat kan iemand zelf en wat doet de zorgverlener, wat voor soort kwaliteit van
leven)
- Assisteren (ondersteuning in lastige dingen, ondersteunen voor zelfmanagement).
- Arrangeren
Zorgvrager reageert op elke verandering door:
→ Openstaan Eraan toe zijn, bereid zijn om na te denken en in gesprek te gaan over wat leven
met ziekte vraagt)
→ Begrijpen Weten wat er aan de hand is, wat eraan te doen valt of wat hij zelf kan doen.
→ Willen Afwegingen maken tussen mogelijkheden en tot een besluit komen (intentie)
om zelf aan de slag te gaan.
→ Kunnen Hulpmiddelen en technieken leren hanteren, vaardigheden beheersen.
→ Doen Zelf in actie komen en de voorgenomen veranderingen doorvoeren.
→ Blijven doen Volhouden, successen vieren, leren wat er nóg beter kan, opnieuw beginnen
als het niet gelukt is.
- Shared decision making
Gezamenlijke besluitvorming, gaat om uitwisseling van informatie en ideeën tussen de zorgvrager en de
zorgverlener.
Definitie: “Zorgverleners en zorgvragers werken samen om duidelijkheid te krijgen over de behandeling,
het omgaan met de ziekte en de zelfmanagement doelstellingen. Waarbij ze informatie delen over
behandelmogelijkheden en voorkeuren van de zorgvrager over wenselijke uitkomsten. Met als doel het
bereiken van wederzijdse overeenstemming over de te volgen weg.”
1
,Modellen van besluitvorming:
1. Paternalistische besluitvorming
Arts/verpleegkundige zegt wat de patiënt moet doen.
2. Informed Consent
Arts/verpleegkundige informeert patiënt en vraagt toestemming.
3. Gezamenlijke besluitvorming
Arts/verpleegkundige informeert, patiënt deelt zorgen en geeft preferenties. Samen wordt de
behandeling bepaald.
4. Geïnformeerde besluitvorming
Arts/verpleegkundige informeert patiënt en patiënt neemt alleen beslissing.
- Zelfredzaamheid
Veel chronische aandoeningen hebben direct of op termijn gevolgen voor de zelfredzaamheid. Er kunnen
problemen ontstaan met de persoonlijke verzorging, het voeren van een eigen huishouding of zelfstandig
wonen.
Pushfactoren zijn slechte omstandigheden die zorgen dat iemand weg wil (oorlog, slechte
omstandigheden)
Pullfactoren zijn aantrekkelijke omstandigheden die zorgen dat iemand wil blijven (welvaart etc.)
- Eigen regie
In de WGBO staat dat elke patiënt recht heeft om betrokken te worden in de besluitvorming.
Vormen van preventie:
1. Universele, primaire preventie.
- Gericht op een bepaald deel, algehele bevolking die nog geen symptomen hebben.
- Het doel is voorkomen.
- Hulpmiddel is vaccineren, nudging (duwtje in de rug: gezond eten op school
etc./voorlichting.), risicogedrag aanpassen.
2. Selectieve en geïndiceerde secundaire preventie
- Gericht op hoog-risico groepen of mensen met beperkte symptomen.
- Doel is opsporen.
- Hulpmiddel is screening, case-finding.
3. Zorg gerelateerde tertiaire preventie.
- Gericht op mensen met een aandoening.
- Doel is gezondheidssituatie bij aandoening te optimaliseren.
- Hulpmiddel is revalidatie, zelfmanagement.
2
,Casus 1: Zuigeling met hartafwijking.
Hoorcollege
- Hartstilstand
Het stilstaan van het hart, ofwel het van slag raken van het hart “kamerfibrilleren”/”boezemfibrilleren”.
Hierbij trekken de hartkamers niet samen maar trillen alleen nog → gevolg: patiënt valt neer.
Wat te doen?
→ Controleren bewustzijn/ademhaling patiënt.
→ 112 bellen.
→ Haal een AED (Automatische Externe Defibrillator).
→ Start de reanimatie (als je geen pols meer voelt).
- Hartinfarct
Een hartinfarct (myocardinfarct = hartaanval) is een acute medische toestand waarbij een deel van de
bloedtoevoer naar de hartspier plotseling grotendeels (of geheel) wordt afgesneden, waardoor het
getroffen deel van de hartspier (het myocard) door zuurstofgebrek afsterft.
Verschijnselen?
→ Hevige, drukkende pijn op de borst.
→ Pijn houdt in rust aan.
→ Pijn kan uitstralen naar keel, kaak en schouders (vooral linkerschouder).
→ Transpireren.
→ Misselijkheid.
Gevolgen?
→ Het aangetaste deel werkt niet mee waardoor ook op andere plaatsen in het lichaam schade
ontstaat.
→ Vrouwen hebben vaker onduidelijkere signalen dan mannen (hartstichting).
Wat gebeurd er?
→ Ambulance bellen.
→ Hartbewakingsapparaat wordt aangesloten, hartfilmpje maken (ECG).
→ Hartritme, bloeddruk worden in de gaten gehouden.
→ Medicatie kan worden toegediend (middelen om de bloedvaten te verwijden).
→ Eventueel zuurstof toedienen.
Behandeling:
→ Medicatie.
→ Dotterbehandeling: gesloten kransslagader kan worden geopend door middel van deze
behandeling. Bloedpropje wordt dan verwijderd en er wordt eventueel een ‘stent’ geplaatst.
→ Bypassoperatie: er wordt een extra bloedvat aangelegd, bijvoorbeeld uit het been.
Na de behandeling bloedverdunners om eventuele verstopping te voorkomen.
- Hartfalen (decompensatio cordis)
Chronische variant van hartinfarct.
Door schade aan het hart kan het hart minder krachtig pompen en door de verminderde functie van het
hart kunnen er een aantal klachten ontstaan.
, CGO (Casus Gestuurd Onderwijs)
- Verpleegkundig proces
Balansmodel Bakker:
= evenwicht tussen draaglast & draagkracht.
Draaglast: alle dingen die je in je leven moet doen. Alledaagse zaken zoals: boodschappen doen,
huishouden, kamer opruimen, opvoeden, zorg verlenen.
Draagkracht: mate waarin iemand geacht wordt in zijn zelfzorgvermogen te voorzien
= Dat wat je aan kan.
Van invloed zijn:
• Opvoedingstaken
• Risicofactoren
• Beschermende factoren
• Veranderende omstandigheden
• Opvoedingsvaardigheden
Resultaat: kwaliteit van opvoeding en welzijn van kinderen en ouders.
Micro-niveau: factoren die dichtbij staan (persoonsniveau)
Bv. Kindfactoren, ouderfactoren, gezinsfactoren.
Macro-niveau: factoren die iets verder weg staan (omgevingsfactoren)
Bv. Sociale (gezins) factoren, sociale (buurt) factoren
Meso-niveau: factoren die ver weg staan (maatschappelijke factoren)
Bv. Sociaaleconomsiche gezinsfactoren, culturele factoren, maatschappelijke factoren.
Wanneer de draaglast groter wordt dan de draagkracht ontstaan problemen: de eisen die gesteld worden
zijn groter zijn.
Binnen en buiten de JGZ zijn er veel mogelijkheden voor opvoedingsondersteuning:
1. Doelgroepgerichte opvoedingsondersteuning
Doelgroep: Subgroepen binnen de populatie, zoals risicogroepen en gezinnen waar risico’s of
problemen geconstateerd zijn.
Doel: Voorkomen van problemen bij risicogroepen en problemen verminderen en erger
voorkomen (preventie).
2. Universele opvoedingsondersteuning
Doelgroep: Alle ouders van alle kinderen.
Doel: Bevorderen van competent ouderschap en een gezonde opvoedingssituatie.
3. Universele informatie en advies over opvoeding
Doelgroep: Alle ouders van alle kinderen.
Doel: Informeren over opvoeding, bevorderen van competent ouderschap, een gezonde
opvoedingssituatie en het aanbieden van informele steun.
4. Informele steun bij opvoeding
Doelgroep: Alle ouders die behoefte hebben aan informele steun.
Doel: Bevorderen van onderlinge steun en ouders informeren.
- Zorgaspect zuigelingen/richtlijn JGZ
Leefstijl: Manier hoe iemand zijn leven indeelt. Zoals eten, slapen, vrije tijd, godsdienst, sociaal
gedrag, land van herkomst en woonomgeving. In de zuigelingenperiode wordt de leefstijl van de baby
vooral bepaald door de ouders.
JGZ stimuleert het geven van borstvoeding omdat het zowel voor de moeder als voor het kind
aantoonbare gunstige effecten heeft.
Bij de beoordeling van een kind wordt gekeken naar:
1. De eerste indruk.
2. De beleving van de ouders.
3. De familieanamnese.
4. De kwaliteit van bewegingen.
4
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller sophykevankouterik. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $9.26. You're not tied to anything after your purchase.