- Energie is afkomstig van koolhydraten, vetten en eiwitten. Dit zijn organische stoffen
- Energie uit brandstoffen komt vrij door dissimilatie. Als er genoeg zuurstof in een cel zit dan
komt er nog meer energie vrij. Door de mitochondriën. Deel van de energie in de vorm
warmte. De overige energie slaan de cellen op in moleculen ATP.
- Voor de aanmaak van extra spiervezels zijn bouwstoffen nodig. Bijvoorbeeld eiwitten,
mineralen of water.
- Voorraden van koolhydraten bewaar je in je spier- en levercellen in de vorm van glycogeen.
Glycogeen is een vertakt molecuul opgebouwd uit aan elkaar gekoppelde glucosemoleculen.
De voorraad is genoeg voor 20 minuten sporten
- De voorraad van vet zit onder je huid, in het merg van de holle beenderen en rond de
organen.
- Je lichaam gebruikt altijd energie. In rust is dit afkomstig van ruststofwisselingen.
Bijvoorbeeld je hartslag
- Met de schijf van vijf kun je duidelijk zien wat je elke dag nodig hebt qua stoffen.
- Belang van verschillende voedingsstoffen:
1. Vetten: belangrijke brandstof maar ook bouwstof voor membraan of hormonen
2. Eiwitten: zowel brand als bouwstof voor cellen en enzymen. Stoffen die chemische
reacties sneller laten gaan
3. Koolhydraten: brandstof voor je cellen
4. Water: Een groot bestandsdeel van je lichaam. Het dient als bouwstof en
transportmiddel. Het is ook oplosmiddel, warmtebuffer en koolvloeistof
5. Vitaminen, mineralen en voedingsvezels: beschermende stoffen om ziektes te
voorkomen. Vitaminen zijn organische stoffen. Mineralen kunnen bouwstoffen,
zenuwcellen of onderdeel van enzymen en hormonen zijn. Van een aantal mineralen
heb je maar een kleine hoeveelheid nodig. Dit zijn spoorelementen. Voedingsvezels
stimuleren een goed transport van voedsel door de darmen.
- ADH-waarde is aanbevolen dagelijks hoeveelheid.
Paragraaf 2 Bladzijde 169 en 170 goed doorlezen. Staat niet volledig in de samenvatting
- ATP is een bron van energie voor je cellen. Dit is een molecuul met drie fosfaatgroepen
- ATP ontstaat door ADP
- ADP is ‘leeg’ doordat die maar 2 fosfaatgroepen heeft. Door een 3 e fosfaatgroep te krijgen
wordt die ‘opgeladen’. Als ATP is gebruikt wordt het weer ADP.
- CP (creatinefosfaat) is een ‘powerbank’. Een noodaccu die een heel even kunt gebruiken.
- ATP en CP samen vormt de ‘fosfaataccu’
- De fosfaataccu bevat hooguit energie voor 10 seconden op vol vermogen.
- Bij het begin van een inspanning beginnen spierencellen extra veel energie vrij te geven in
de vorm van glucose. Glucose levert veel energie op. Omdat je niet genoeg O2 binnen krijgt
breken enzymen in het grondplasma glucosemoleculen af zonder O2 af tot 2 melkzuur
moleculen. Melkzuurgisting. Dit levert 2 ATP op. Omdat deze afbraak gebeurt zonder O2 dus
anaerobe dissimilatie krijg je hier spierpijn van. Door de lage PH.
- Doordat je na een tijdje genoeg O2 binnen krijgt gaan de mitochondriën in de cellen de
glucoseafbraak overnemen. Hierdoor ontstaan er aerobe dissimilatie. Dit levert 38 ATP op.
, - Door goede training kun je je inspanning steeds langer volhouden. Door de inspanning
maken de spiervezels extra mitochondriën aan. Er ontstaan meer bloedvaten in de spieren
en er ontstaat meer longcapaciteit. Aerobe systeem kan daardoor meer ATP produceren in
de zelfde tijd.
- Vetten en eiwitten dissimileren ook, maar wel alleen aeroob. In het grondplasma ontstaan
glycerol en vetzuren uit vetmoleculen. Enzymen in het grondplasma zetten glycerol om in
pyrodruivenzuur. Samen met vetzuren gaan ze naar de mitochondriën om ATP te maken.
- Eiwitten kunnen niet opgeslagen worden. Je lever breekt het af en dat levert ATP op. In de
levercellen breken enzymen die eiwitten eerst af tot losse aminozuren.
- Bij het afbreken van je voedsel komen ook afvalstoffen vrij. CO2 gaat via je adem uit je
lichaam en H2O via urine en zweet.
- Energie komt vrij in warmte en in de vorm van ATP.
Paragraaf 3
- Vitamine B12 speelt een rol bij de vorming van rode bloedcellen. Als er een tekort is aan
rode bloedcellen ontstaat er een vermindert O2 verminderd. Dit zorgt voor vermoeidheid.
- Hoogwaardige eiwitten zijn eiwitten van goede kwaliteit bijvoorbeeld eiwit/eigeel
- Eiwitmolecuul is een lange keten van aminozuren.
- Als er een tekort is aan aminozuren dan springt de lever bij. 11 van de 20 aminozuren kan de
lever maken dit zijn niet-essentiële aminozuren. De ander 9 zijn essentiële aminozuren die
kun je uitsluitend via voedsel binnen krijgen.
- Het opbouwen van meer complexe stoffen uit eenvoudige organische moleculen is een
assimilatieproces. Je cellen zijn er voortdurend mee bezig, ook als je niet ziek bent geweest.
- Bouwstenen van vetten zijn glycerol en vetzuren.
- Vetzuren kunnen verzadigd en onverzadigd zijn.
- Verzadigde vetten vind je in vaste vetten bijvoorbeeld roomboter, spek en kokosvet.
Onverzadigde vetten vind je in zonnebloemolie of olijfolie.
- Vetten met veel onverzadigde vetzuren zijn beter voor hart en bloedvaten dan verzadigde
vetzuren. Ze gaan atherosclerose tegen.
- Ook voor vetzuren geldt dat de lever alleen niet essentiële verzuren zelf kan maken.
Essentiële vetzuren krijg je uitsluitend binnen via voedsel.
- Er zijn twee groepen essentiële vetzuren. Omega-3 en Omega -6. Deze moet je in een juiste
verhouding binnenkrijgen. Door pillen of bijvoorbeeld vette vis.
- Niet alle moleculen kun je verteren bijvoorbeeld cellulose van een appel. Dit zijn
voedingsvezels. Ze houden water vast en zorgen voor een soepele ontlasting.
- Cellulose is de bouwstof van de celwand van plantencellen. Cellen in de schil van de appel
hebben extra dikke celwanden die ook lignine bevatten. Plantencellen zijn aan elkaar geplakt
met een tussencelstof: een middenlamel van pectine.
- Vaatbundels bevatten houtvaten en bastvaten. Via de houtvaten gaat water met mineralen
omhoog. Water met suiker gaat omlaag via de bastvaten.
Paragraaf 4
- Groene planten zijn autotroof. Met hun pigment vangen ze zonlicht op. Dat licht levert de
energie om uit de anorganische stoffen koolstofdioxide en water de energierijke organische
stof glucose of te bouwen.
- Fotosynthese vindt plaats in de chloroplasten. Glucose is de grondstof voor de assimilatie
van andere organische stoffen. Dit heet voortgezette assimilatie.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller mariannehol2007. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $9.52. You're not tied to anything after your purchase.