Dit is een samenvatting op VWO niveau. Het is van het vak Nederlands, het onderdeel literatuur. Deze uitgebreide samenvatting bevatten de Hoofdstukken 1 tm 7, inclusief boeken die je erbij kunt lezen.
H1 Middeleeuwen (500-1500)
Historische achtergrond
● Feodale/Leenstelsel = de koning, ‘leenheer’, gaf delen van zijn rijk ‘in leen’ aan leden
van de adel, de ‘leenmannen’.
○ Tegenprestatie: ze beloofden hem trouw en hielpen met het rijk te verdedigen
● Frankische rijk was geen centraal geregeerde staat, maar een verzameling van min of
meer onafhankelijke staatjes, die slechts door het persoonlijke gezag van de koning
bijeengehouden werden.
● Vroege Middeleeuwen (500-1000) = Germanen bouwden op restanten van een veel
hoger ontwikkeld Romeinse Rijk een nieuwe beschaving op. Daarbij speelde hun
bekering tot het christendom een belangrijke rol
○ Theocentrisch = middeleeuws cultuur vanwege de enorme invloed van het geloof
■ Priesters ‘1e stand’ - vormden de ‘geestelijke’ macht
■ Adel ‘2e stand’ - vormden ‘wereldlijke’ macht
○ Ridderlijk = vanwege de macht van de adel en kerk
● Hoge Middeleeuwen (1000-1300) = eerste steden ontstonden
○ ontstond 3e stand: de burgerij, hield zich bezig met handel
○ Begin literatuurgeschiedenis
● Late Middeleeuwen (1300-1500) =
○ Burgerlijke = 3e hoofdkenmerk, ontstond doordat de burgerij steeds machtiger
werd
● Mens en zijn leven is ondergeschikt aan God en het bestaan in het hiernamaals
Literatuur en Taal
● Tot einde van 11e eeuw alleen Latijn, taal van geleerden (priesters)
● Vanaf eind 11e eeuw teksten in volkstalen opschrijven => West-Europese
literatuurgeschiedenis begint rond 1100
● Literatuur 12e + 13e eeuw ridderlijk en theocentrisch => ridderroman en heiligenleven
● Vanaf eind 13e eeuw meer didactische literatuur, gericht op adel en burgerij
● Letterkunde bedoeld om te beluisteren
● Troubadours = schrijvers/componisten waarvan hun teksten ten hore werden gebracht
door rondtrekkende jongleurs/ministrelen.
● Handschrift/Codex = handgeschreven boek op perkament en vaak versierd met
miniaturen => op einde tamelijk goedkoop, poëzievorm overbodig geworden
● Boekdrukkunst 1450
● Wiegendrukken/Incunabelen = boeken gedrukt tussen 1450 en 1500, lijken nog veel op
handschriften; drukletter was een nabootsing van schrijfletter en initialen tekende men er
met de hand bij
○ in deze tijd naam in boeken vermelden
○ in M.E teksten behoorden teksten tot de hele gemeenschap en men beschouwde
ze niet als geestelijke eigendom van individu; ‘gemeenschapskunst’
○ schrijvers konden van elkaars werk gebruik maken en overschrijven
● Geen eenheidstaal, schrijft in eigen dialect
○ Diets = term als overkoepelende term voor de verschillende dialecten die men in
de Nederlanden sprak => Middelnederlands is de wetenschappelijke benaming
ervoor
1
, ○ Probleem is dat er geen uniforme spelling was
Ridderroman
● Berijmde verhalen die zich afspeelde in adellijke kringen
● Roelantslied => bewerking van La chanson de Roland
● Karel ende Elegast
● Frankische/Karelroman = spelen zich allemaal af in de kringen rond Karel de Grote
○ Ridderidealen: kracht en moed
○ Onderwerpen te maken met oorlogen en feodale (on)trouw
● Hoofse roman = ridder is een meer verfijnd, ‘hoffelijk’ figuur die zich niet uitsluitend
bezighoudt met vechten
○ De jeeste van Walewein en het schaakbord
Het lied in de middeleeuwen
● Antwerps liedboek
● ‘Heer Halewijn’ => Ballade =
○ verhaal wordt sprongsgewijs verteld (bijzaken worden overgeslagen)
○ beschrijving van de gebeurtenis wordt afgewisseld met dialogen en er zitten tal
van herhalingen in
○ sfeer is vrijwel altijd ernstig/somber
○ onderwerpen ontleend aan oude sprookjes en sagen of ridderverhalen
● Elegie/Klaagzang = een lyrisch gedicht naar aanleiding van de dood van een geliefd
persoon; een gedicht waarin gevoelens van smart en wanhoop worden uitgesproken
○ ‘Egidiuslied
Beatrijs
2
,H2 De 16e en 17e eeuw (1500-1700)
Historische achtergrond
● Centraal geregeerde staten
● Burgerij steeds rijker en machtiger; adel en Kerk verloren deel van hun gezag
● In 16e eeuw viel de Kerk uiteen in katholieken en protestanten => economische malaise
● 2e helft 17e eeuw kwamen Europese staten weer in rustiger vaarwater; in sommige
landen ontstond de ‘absolute monarchie’ met aan de macht een koning
● In 16e eeuw Nederland probeerde koning van Spanje de gewestelijke autonomie in te
perken en trad fel op tegen ‘ketters’; later Republiek der Verenigde Nederlanden
○ Vertegenwoordigers van elk gewest kwamen bijeen om te vergaderen
○ Machtigste man was ‘landsadvocaat’ van Holland, een soort voorzitter-secretaris
○ ‘Stadhouder’ uit huis van Oranje, aanvoerder van leger en vloot
● In Republiek bloeide economie, kunsten en wetenschappen.
● Zelfstandige Noorden beleefde ‘gouden eeuw’, zuidelijke gewesten in verval
● Renaissance = kunst- en culturele stroming
● Maniërisme + Barok = nieuwe kunststroming
De renaissance
● Streefde naar wedergeboorte van Klassieke Oudheid
● Men zette zich af tegen de middeleeuwse cultuur en keek terug naar het glorierijke
verleden: de Romeinse tijd en de Griekse cultuur
● ‘Humanisten’ = 1e onderzoekers van de klassieke cultuur; op grond van de klassieke
teksten kwamen zij tot een nieuwe visie op de rol van de mens in de wereld
● Antropocentrische = opvatting dat de mens en aarde even belangrijk is als het goddelijke
en het hiernamaals
○ wat de mens presteerde, werd niet langer gezien als een gave van god maar als
iets wat uit hemzelf voortkwam
● Individualisme = de mens was niet langer allereerst deel van een groter geheel, maar
een unieke, individuele persoonlijkheid, die tot grootse dingen in staat was door zijn
eigen verstand en wilskracht
○ kunstenaars signeren schilderijen en zetten hun naam op boeken
● Hoogste ideaal van de renaissancisten was een ‘homo universalis’ te worden: een
‘universeel’ mens die op alle gebieden van de menselijke cultuur uitblonk => Leonardo
da Vinci
● Empirisme = zelf uitvinden hoe de wereld in elkaar zit
○ men ging de natuur onderzoeken door experimenten te doen en men trachtte
theorieën door middel van experimenten te bewijzen
○ men wilde niet langer ondergeschikt zijn aan de theologie en evenmin blindelings
aanvaarden wat gedurende eeuwen overgeleverd was
● Wetenschappelijke opbloei => basis gelegd voor meeste moderne wetenschappen
○ de aarde draait om de zon (Copernicus)
○ Isaac Newton: opsteller van zwaartekracht, grondlegger van mechanica en
schepper van differentiaalrekening
● Geografische kennis groter => aarde is bol ipv plat
3
, ● Opbloei taalkunde en geschiedschrijving => woordenboeken en grammatica’s van
Grieks en Latijn + eigen taal bestuderen
● In geloof empirisme en individualisme => basis van geloof bestuderen en nam niet
langer zonder meer aan wat de Kerk beweerde; sommigen verliezen om het ware geloof
buiten de Kerk in ere te herstellen
○ Hervorming, Reformatie of Protestantisme
● Meeste mensen analfabeet => bleef met verouderde denkbeelden, zoals heksen
Literatuur en taal
● Door middel van het maken van vertalingen uit het Grieks en Latijn (translatio) en het
daarna zelfstandig navolgen van de klassieke schrijvers (imitatio) hoopte men uiteindelijk
de hoogste trap te bereiken: de oude literatuur overtreffen (aemulatio).
● Imitatio vooral betrekking op het zelf weer in het Latijn schrijven en op herleving van
klassieke genres
● Men probeerde West-Europese talen gelijkwaardig te maken aan het Latijn door
woorden, zinsconstructies en uitdrukkingen over te nemen.
● Er is ook ‘purisme’ (taalzuivering) = men trachtte Latijnse woorden te vervangen door
nieuw bedachte woorden in het landstaal (‘neologismen’)
● Epigram/Puntdicht = een kort gedicht van meestal 2/4 regels met een spitse, geestige
inhoud en een verrassend slot, heel vaak gebaseerd op een woordspeling.
○ voortgekomen uit opschriften op tempels in de Oudheid
● Aemulatio bestond o.a. in het ontwikkelen van nieuwe genres
○ Aforisme/Spreuk = een korte, krachtige zin waarin een levensles wordt
verkondigd; een korte geestige uitspraak
○ Essay = een korte prozatekst waarin de auteur zijn persoonlijke mening over een
onderwerp geeft, sterk moralistisch
○ Sonnet = lyrisch gedicht, dat bestaat uit 2 strofen van 4 regels en 2 strofen van 3
regels
■ Rijmschema is meestal abba/abba/cdc/dcd
■ Opgebouwd uit 2 gedachten: de overgang tussen de octaaf en sextet
heet ‘volta/wending’ en kan worden weergegeven met termen als
‘tegenstelling/overeenkomst’
● Literatuur vertoont ook realisme en estheticisme
○ laatste uitte zich op regelgeving
■ literair werk moest tot een bepaald genre behoren en de regels van dat
genre nauwkeurig volgen
■ taal moest verfijnd, elegant en ‘genot voor het oor’ zijn => wilde laten zien
wat ze allemaal konden doen met de taal: woordspelingen, metrum en
ingewikkelde verstypen als het sonnet
○ realisme: eis dat literair werk geloofwaardig was
■ personages behoorden zich te gedragen zoals mensen zich in
betreffende situaties gedragen
● In Nederland geconcentreerd in A’dam (Bredero, Hooft, Vondel) en Den Haag (Huygens)
● De standaardtaal, Hollandse dialect, door heel Nederland geaccepteerd voor
omschreven literatuur
○ invloed uitgeoefend door de Statenbijbel, nieuwe bijbelvertaling
4
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller fleurv1. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.15. You're not tied to anything after your purchase.