ADAPTATIE EN WELZIJN
HOORCOLLEGES
DIERGENEESKUNDE
EVA RUS
,HOORCOLLEGE 1 & 2: MOTIVATIONELE SYSTEMEN
BELANG VAN GEDRAG VOOR DE VETERINAIR
Gedrag is van groot belang voor het herkennen van onder andere:
• Ziekte- en pijngedrag
• Mens-dier relatie
o Reproductiefases herkennen
o Hanteertechnieken
• Eerste signalen van aan- of afwezigheid van aanpassingsproblemen → gedragsafwijkingen en/of
welzijnsproblemen
VIER ETHOLOGISCHE HOOFDVRAGEN GEFORMULEERD DOOR TINBERGEN
De WAAROM vraag wordt opgesplitst in:
• WAARDOOR → vraag naar directe veroorzaking
• WAARTOE → vraag naar functie van gedrag
• ONTWIKKELING → van gedrag tijdens het leven
• ONTSTAAN → van gedrag tijdens evolutie
Speciaal bij diergeneeskunde: pathologie van abnormaal gedrag
Ultimate en proximate veroorzaking van gedrag:
• Proximate veroorzaking: WAARDOOR?
o Welke factoren reguleren het optreden, welke verwerkingsmechanismen, etc.
o B.F. Skinner
• Ultimate veroorzaking: WAARTOE?
o Waartoe doet een dier iets?
o Welke evolutionaire invloeden? Prooibeschikbaarheid?
o Draag het gedrag bij aan de succesvolle reproductie van dat dier? Fitness?
o K. Lorentz en N. Tinbergen
COMPLEXITEIT AAN STIMULI
Complexiteit aan stimuli noodzaakt selectie en prioritering:
• Controle domein: keuzes, acties, plannen
• Motivatie domein: homeostase behoud, beloningswaarden prikkels
• Decision making
WAT IS GEDRAG?
Gedrag = een actie die ontstaat als reactie op een prikkel uit de omgeving.
= systeem waarmee dieren veranderingen in de omgeving detecteren, filtreren en hier vervolgens
gepast op reageren.
• Gedrag is geen chaos, maar heeft een bepaald patroon of ordening
• Gedrag is objecties en systemisch onderzoekbaar
• Gedrag lijkt ook doelmatig en lijkt vaak te leiden tot een oplossing van ‘een probleem’
• Gedrag bestaat uit een stroom van gedragselementen in de tijd
Sleutelprikkel = deblokkerende stimuli = stimuli die het gedrag kan doen optreden.
1
,De leefomgeving is uitermate complex. Om te voorkomen dat
de hersenen overprikkeld raken zal er een bepaalde filtering
moeten plaatsvinden. Dit wordt perifere filtering (= zintuigen
beperken de instroom van informatie) genoemd. Daarnaast
bestaat er ook patroonherkenning, welke stimuluspatronen
herkent. Een dier reageert niet op alle prikkels uit de omgeving.
Er is dus een soort sleutelprikkel of sleutelstimulus, welke
deblokkerend werkt.
Het beslispatroon wordt het innate releasing mechanism (IRM)
genoemd. Uiteindelijk komt hier een bepaald gedrag uit, waarbij
het begrip ‘instinct’ erg belangrijk is.
Instinct = gedragingen die aflopen zonder dat deze aangeleerd zijn.
Kenmerken van “instinctief gedrag”:
• Alle individuen vertonen ongeveer dezelfde reactie op eenzelfde sleutelstimulus
• Het is vormvast
• Indien in gang gezet dan wordt het veelal ook voltooid
• Aangeleerde aspecten zijn gering van invloed
GEDRAGSKETENS
Gedragsketen = bepaalde stimuli roepen soms een keten van gedragingen op met een min of meer vast
volgorde. Gedragsketens kunnen min of meer automatisch verlopen.
Verschillende soorten stimuli:
• Sleutelprikkel = deblokkerende stimuli = stimuli die een bepaald gedrag kunnen opwekken.
o Bijv. twee stekelbaars mannetjes die elkaar tegen komen, de stimulus om agressie te
vertonen is bijvoorbeeld de rode buik. De rode buik is dus een deblokkerende stimulus.
• Inhiberende stimuli = een bepaald gedrag zorgt voor de inhibitie van een ander gedrag
o Bijv. klokkend geluid van kalkoen kuikens. Maken de kuikens dit geluid niet dan worden ze
genadeloos afgeslacht door volwassen kalkoenen (getest door een volwassen kalkoen doof te
maken). Het klokkende geluid is dus een inhiberende stimulus.
• Supernormale stimuli = een stimulus waar andere extra op reageren (denk bijvoorbeeld aan
lippenstift).
o Bijv. wanneer meeuwen de keuze hebben te broeden op een normaal meeuwenei en op een
uiterlijk identiek nep-ei, dat echter groter is dan het normale ei, zullen ze ervoor kiezen het
laatste uit te broeden. Zelfs wanneer dit niet meer mogelijk is, doordat het ei zo groot is dat
ze er meteen vanaf donderen bij elke poging erop te klimmen, geven ze de voorkeur aan het
grotere nep-ei. In biologische termen vormt het nep-ei dan ook een supernormale stimulus
voor het activeren van het broedgedrag bij meeuwen.
• Sturende stimuli = stimuli die het eenmaal uitgelokte gedrag richten en het gericht houden ten
opzichte van eventuele relevante elementen in de omgeving.
MOTIVATIE
Motivatie = wisselende gedragsbereidheid. Motivatie is daarnaast ook nog een belangrijk onderdeel van
gedrag. Zonder motivatie zal een bepaald gedrag niet/minder plaatsvinden.
• Deblokkering door een sleutelprikkel gebeurt niet zomaar en niet altijd
• Ergens afwegingsmoment waarin belang van diverse in- en uitwendige prikkels wordt gewogen
o Bijv. honger vs. aanwezigheid van een roofdier
2
, GROOTTE VAN MOTIVATIE
Deficiëntie = grootte van verschil tussen actuele waarde en
normaarde. De grootte van de deficiëntie is de grootte van de te
verwachte beloning.
Waar vindt dit beslissingscentrum zich?
In de hersenen en wordt ook wel het beloningssysteem genoemd.
Dit beloningssysteem (= limbisch systeem) bestaat uit een aantal
onderdelen: hippocampus, hypothalamus en de amygdala.
Daarnaast moet deze informatie dan ook worden opgeslagen voor
later en dit gebeurt in de neocortex.
Dit beloningssysteem bepaald of een dier wel/niet bereid is om een actie uit te voeren. Dit is een feedback-
systeem en wanneer deze defect is dan kan dat hele nadelige gevolgen hebben.
NORMWAARDEN
• Normen zijn soms flexibel, maar kunnen tot op zekere hoogte ook flexibel zijn.
• Instelling van normen door:
o Genetische invloeden
o Hormonen
o Leerervaringen
Homeostase = in evenwicht houden van bepaalde waarden in het lichaam.
Allostase = gedragsinzet om de homeostase te bereiken
MOTIVATIONELE FACTOREN
• Motivationele stimuli: territorium, daglicht, bronst van partner, effecten van leren, stress,
vermoeidheid, ziekte, etc.
• Hormonen:
o Korte termijn motiverende hormonen
o Lange termijn motiverende hormonen
• Toestand van centraal zenuwstelsel
METEN VAN MOTIVATIE
Er zijn een aantal verschillende manieren om motivatie te meten:
• Standaard stimulus aanbieden en reactietijd vaststellen
• Intensiteit van gedrag (= reactiesterkte)
• Meten van drempelwaarde (= vacuümactiviteit, dus drempelwaarde = 0 → geen stimulatie nodig)
• Meten van uiterlijke kenmerken
• Vaststellen van hoeveelheid aversieve stimulatie dat een dier bereid is te doorstaan
• Consumer-demand tests (wanting) → ask the animal: “How much energy will you invest for this
resource?”
• Preference tests (liking) → ask the animal: “What resource do you prefer?”
Wat gebeurt er als er twee motivaties hoog zijn?
Stel, een duif is tegelijkertijd dorstig en hongerig. Als de kosten laag zijn, zie je dat de duif korte wisselingen
maakt. Hij eet, drinkt, eet, drinkt, etc. Maar hoe hoger de kosten, des te langer het duurt voor de duif een
wisseling maakt. Hij eet dus eerst een tijd, dan gaat hij een tijd drinken en dan eventueel weer een tijd eten.
Er lijken dus een soort beslisregels te zijn welk gedrag een bepaald dier soms uitvoert/beslist.
3
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller EvaRus. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $8.59. You're not tied to anything after your purchase.