Uitgebreide beantwoording van alle studievragen voor de cursus Justitiële Interventies . Zowel boek als artikelen, tevens goede samenvatting voor het tentamen!
1. Leg uit wat bedoeld wordt met de term ‘statistische discriminatie’ en leg uit wat het probleem is
dat hiermee gepaard gaat.
Statistische discriminatie houdt in dat mensen worden aangepakt op basis van statistische informatie
over groepen (gebaseerd op risicotaxatie), terwijl feitelijk het gedrag van de individu zelf niet meer
telt.
2. Leg uit welke moeilijkheden zich er momenteel voordoen met het evidence-based werken.
De nadruk op evidence-based werken heeft er toe geleid dat de nadruk wordt gelegd op
risicovermijding en efficiënte sociale controle. Gebleken is echter dat veel interventies die
ineffectief zijn gebleken alsnog worden doorgezet (Halt). Persoonlijke kenmerken of kenmerken
van eerder vertoond delinquent gedrag bieden onvoldoende basis voor een betrouwbare
voorspelling van toekomstig delictgedrag. Het is een bedreiging dat er zoveel belang wordt
gehecht aan risico bij de keuze van sanctie en advies aan de rechter. Klassiek strafrechtelijke
beginselen en de beschermingsgedachte van de rechtsstaat dreigen ondergeschikt te worden aan
risicovermijding.
Hoofdstuk 8 Wat werkt?
1. a. Aan welke vijf algemene kenmerken moeten straffen voldoen om gedrag te kunnen
beïnvloeden?
1. De straf is onvermijdelijk: op ongewenst gedrag volgt gegarandeerd een reactie.
2. Straf moet onmiddellijk zijn.
3. Straf moet voldoende zwaar zijn, van maximale en passende intensiteit.
4. Straffen moeten gevarieerd zijn.
5. Straf moet voor de betrokkenen begrijpelijk zijn: dit wordt bevorderd als de straf
in relatie staat met het ongewenste gedrag.
b. Leg per kenmerk uit in hoeverre er volgens de auteurs van het hoofdstuk aan wordt voldaan
in het Nederlandse strafrechtsysteem.
1. Onvermijdelijkheid: wordt zelden aan voldaan
2. Onmiddellijkheid: wordt zelden aan voldaan
3. Voldoende zwaarte: hier bestaan twijfels over
4. Variëteit: wordt vaak aan voldaan
5. Begrijpelijkheid: wordt vaak aan voldaan
2. Leg de zeven What Works beginselen kort en volledig uit.
1. Risicobeginsel
1
, De intensiteit van de reactie moet worden afgestemd op de mate van het risico dat de dader
recidiveert. Dit vereist een grote variëteit aan en flexibiliteit in interventies. Daarnaast vereist
dit en betrouwbare en xcvalide schatting van het recidiverisico.
2. Behoeftebeginsel
Strafrechtelijke interventies dienen zicht te richten op de criminogene behoeften. Dit zijn de
kenmerken, risicofactoren en problemen van de dader die direct samenhangen met het
delinquente gedrag. Dit zal leiden tot minder recidive.
3. Responsiviteitsbeginsel
Aangezien mensen verschillen in stijl van leren en intellectuele mogelijkheden, is het
belangrijk om de interventie daaraan aan te passen. Ook moet er een goede match zijn met de
behandelaar.
4. Beginsel van behandelmodaliteit
De interventie moe multimodaal van aard zijn en het criminele netwerk moet worden
buitengesloten.
5. Beginsel van programma-integriteit
Dit heeft betrekking op de opzet en uitvoering van de interventie. Impliceert een theoretische
basis en het houdt in dat alle onderdelen van de interventie ook daadwerkelijk worden
uitgevoerd.
6. Professionaliteitsbeginsel
Een interventie kan alleen goed worden uitgevoerd als de uitvoerders hier goed voor zijn
opgeleid, weten waarom ze iets doen, en voldoende ondersteuning krijgen van hun organisatie.
7. Beginsel van gemeenschap-georiënteerdheid
De voorkeur gaat uit naar interventies waarbij de betrokkenen niet uit hun sociale omgeving
worden verwijderd.
3. Ondanks negatieve berichtgeving en negatieve resultaten uit wetenschappelijk onderzoek is
bijvoorbeeld Glenn Mills (GM) een instelling geweest die lange tijd bestaansrecht had. Aangezien
GM de effectiviteitstoets niet doorstaat (zie inleiding), zijn er ook andere krachten aan het werk
dan deze wetenschappelijke visie. Leg uit waarom naar jouw mening – ondanks de beperkte
positieve of zelfs negatieve effecten – interventies zoals GM of Halt toch doorgezet
worden/werden.
De effectiviteitstoets kent ook methodologische tekortkomingen. Daarnaast moet er een balans worden
gevonden tussen creatieve ideeën, daden en evidentie. Methodologische eisen aan evaluatiestudies
werden verward met what works beginselen. Hierbij zijn ook kanttekeningen te plaatsen, namelijk dat
het primair gericht is op individueel gedrag. Er is weinig aandacht voor het stoppen hiervan en wat
daarvoor nodig is. Daarnaast is er te weinig aandacht voor de sociale omgeving.
Hoofdstuk 10 Interventies voor jongeren met antisociaal gedrag
1. Wat is de relatie tussen de risicofactoren en protectieve factoren van een persoon, en
mechanismen? Licht dit toe aan de hand van een voorbeeld.
Risicofactoren zijn factoren die de kans op antisociaal gedrag vergroten en protectieve
factoren zijn factoren die er, ondanks de aanwezigheid van risico’s, voor zorgen dat er geen
problemen ontstaan. Mechanismen betreffen de onderliggende verklaring voor de werking
van deze factoren op een outcome variabele.
Voorbeeld: Een jongeren heeft deviante vrienden (risicofactor) waardoor hij meer
kans heeft op het vertonen van antisociaal gedrag. Echter kan veel warmte en
controle door ouders (protectieve factor) ervoor zorgen dat deze jongere geen
deviant gedrag gaat vertonen. Het onderliggende mechanisme is dan dat deze
opvoedpraktijken van de ouders ervoor zorgen dat de jongere loyaal is aan zijn
ouders en dit gedrag niet kan vertonen omdat hij/zij gemonitord wordt door
zijn/haar ouders.
2
, 2. Noem de kenmerken van effectieve interventies die door Decović en Asscher benoemd worden
en leg uit deze uit.
1. Theoretische onderbouwing
2. Duidelijke en concrete omschrijving van de doelen en de focus van de interventie
3. Transparantie in het tot stand brengen van verandering
4. Ecologische validiteit en generaliseerbaarheid. Probleemgedrag moet worden aangepakt
in de context waar het normaal optreedt.
5. Kwaliteit van de uitvoering: behandelingsintegriteit, goede training, controle op uitvoering
6. Match tussen kenmerken van cliënt en interventie
3. Waarom wordt de effectiviteit van een interventie vergroot als de interventie in de omgeving
van de jongere uitgevoerd wordt?
Probleemgedrag moet worden aangepakt in de context waar het normaliter in optreedt om de
volgende redenen:
1. Generaliseerbaarheid
2. Meer mogelijkheden om de risicofactoren aan te pakken
3. Het verkleint de kans op vroegtijdig afbreken
4. Om de effectiviteit van interventies aan te tonen, moeten interventies aan criteria voldoen.
Welke zijn dat en leg deze uit.
1. De interventie is theoretisch onderbouwd
2. De interventie is gebaseerd op uit de literatuur bekende mechanismen die antisociaal gedrag
verklaren
3. Uit onderzoek moet gebleken zijn dat de desbetreffende interventie leidt tot verandering in
antisociaal gedrag
4. Er moet een relatie zijn tussen behandelprocessen en verandering in antisociaal gedrag.
Hoofdstuk 14 Mentoring in de jeugdzorg
1. Leg uit wat een mentor is en benoem een aantal aspecten die voor de opbouw van een relatie
tussen een mentor en een jongere van belang zijn.
Een mentor is een betrouwbare, verantwoordelijke volwassene die door ondersteuning en/of
begeleiding van een jongere een positieve bijdrage levert in het elven van deze jongere. Mentoring
is gericht op het ontwikkelen van algemene vaardigheden en persoonlijkheid.
Kenmerken mentoringprogramma:
- Er moet sprake zijn van een een-op-een relatie;
- welke gebaseerd is op vrijwilligheid aan beide zijden;
- die niet hiërarchisch van aard is;
- waarbij sprake is van persoonlijk commitment aan beide zijden;
- die voor langere, vooraf bepaalde tijd wordt aangegeven;
- die gericht is op een bepaald doel of thema.
Belangrijke aspecten relatieopbouw:
- Zicht op eigen krachten en leerpunten en communicatie hierover
- Duidelijke wederzijdse verwachtingen
- Mentor heeft tijd
- Mentor verbindt de jeugdige met de samenleving
- Informele activiteiten
- Mentor behoudt jeugdige voor verkeerde beslissingen
3
, 2. Kim is 16 jaar en zit in het derde jaar van het VMBO (richting kader). Op school doet ze het
momenteel redelijk, maar haar schoolgang verloopt wisselend. Om die reden heeft Kim
individuele gesprekken op school. Thuis heeft Kim veel ruzie met haar moeder en zus (+2).
Hierbij gebruikt Kim verbaal, en incidenteel ook fysiek agressief geweld. Al van kleins af aan voelt
4
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller jessicadefluiter. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.83. You're not tied to anything after your purchase.