,Arresten..........................................................................................................................................31
Portacabin........................................................................................................................................31
Depex – curatoren............................................................................................................................33
Gielkens – Gielkens..........................................................................................................................34
Texeira de Matos............................................................................................................................35
Grensoverschrijdende boom............................................................................................................36
Uitslag – Wolterink..........................................................................................................................37
Centraal beheer – Griter.................................................................................................................38
Winters – Kantoor van de Toekomst................................................................................................39
,Hoofdstuk 1: Basisbegrippen van het goederenrecht
Paragraaf 1.1
Het goederenrecht is het rechtsgebied dat gaat over de rechtsrelate tussen een persoon en een
goed. Het goederenrecht en het verbintenissenrecht vormen samen het vermogensrecht.
Art. 3:1 BW bepaalt dat goederen alle zaken en alle vermogensrechten zijn. Er bestaan dus twee
soorten goederen: zaken en vermogensrechten.
Zaken zijn volgens art. 3:2 BW de voor de menselijke beheersing vatbare stofelijke objecten. Iets is
voor menselijke beheersing vatbaar, wanneer we het kunnen vastpakken en er macht over kunnen
uitoefenen. De zee en de lucht zijn geen zaken, omdat ze niet voor menselijke beheersing vatbaar
zijn.
Vermogensrecht is volgens art. 3:6 BW recht met vermogenswaarde. Het is een recht met een
bepaalde waarde die in geld is uit te drukken. Er zijn rechten die afzonderlijk of tezamen met een
ander recht overdraagbaar zijn. De eigenaar van een bepaald recht mag dit recht aan een ander
overgeven. Denk hierbij aan het eigendomsrecht.
Ten tweede zijn vermogensrechten rechten die ertoe strekken de rechthebbende stofelijk voordeel
te verschafen. Hierbij valt te denken aan het recht op smartengeld: dit is erop gericht om de
rechthebbende stofelijk voordeel te verstrekken.
Ten derde zijn vermogensrechten rechten die verkregen zijn in ruil voor verstrekt of in het
vooruitzicht gesteld stofelijk voordeel. Een voorbeeld is dat iemand slecht ter been is en daarom
met de buurman een afspraak heef wekelijks boodschappen te halen. Hiervoor krijgt de buurman
een vergoeding. Er is sprake van vermogensrecht, want er is recht op het doen van boodschappen.
Dit recht is ontstaan in ruil voor stofelijk voordeel: de wekelijkse vergoeding.
Paragraaf 1.2
Zaken kunnen onderverdeeld worden in onroerende zaken en roerende zaken.
Onroerende zaken
In art. 3:3 lid 1 BW staat dat onroerende zaken, zaken zijn die niet verplaatsbaar zijn. Dit artkel
onderscheidt de volgende categorieën onroerende zaken:
De grond. Elk stuk grond, dus bijvoorbeeld een tuin, park of weiland.
Delfstofen die nog niet gewonnen zijn. Delfstofen zijn gesteenten en mineralen met een
bepaalde gebruikswaarde, die uit de grond worden gewonnen.
Beplantngen die met de grond zijn verenigd. Dit zijn bomen, struiken, planten en gewassen
die in de volle grond staan. Een plant die in de grond wordt geplant is een onroerende zaak,
maar een plant in een pot is een roerende zaak.
Gebouwen die duurzaam met de grond zijn verenigd. Dit zijn gebouwen die duurzaam op of
in de grond zijn gebouwd en niet zomaar te verplaatsen zijn.
Werken die duurzaam met de grond zijn verenigd. Denk aan bouwsels die geen gebouw zijn,
kunstwerken, stellages. Ze moeten duurzaam vast staan op of in de grond.
Gebouwen en werken die door vereniging met andere gebouwen of werken duurzaam met
de grond zijn verenigd. Hiermee worden gebouwen en werken bedoeld die zelf niet
duurzaam met de grond zijn verenigd, maar die aan andere gebouwen en/of werken
‘vastziten’ en door die verbinding duurzaam met de grond zijn verenigd.
Roerende zaken
Art. 3:3 lid 2 BW bepaalt dat roerende zaken alle zaken zijn die niet onroerend zijn. Het zijn zaken die
verplaatsbaar zijn. Voorbeelden zijn: een auto, een fets, een laptop, een pen en een mobiele
telefoon.
, Paragraaf 1.3
In art. 3:4 BW wordt het begrip bestanddeel beschreven. Een bestanddeel is alles wat volgens
verkeersopvatng (omgang van mensen met elkaar in de maatschappij) deel uitmaakt van een zaak.
Een bestanddeel is dus iets waarvan wij als maatschappij vinden dat het deel uitmaakt van een
andere zaak. De zaak is dan de hoofdzaak.
Als de zaak niet afgescheiden kan worden van de andere zaak zonder dat er beschadiging optreedt, is
er sprake van een bestanddeel van de zaak.
Wanneer de ruit uit het kozijn wordt gehaald, ontstaat er schade aan de ruit ofwel het kozijn. De ruit
is dus bestanddeel geworden van de woning.
Paragraaf 1.4
Registergoederen zijn volgens art. 3:10 BW goederen die voor de overdracht of vestging in daartoe
bestemde openbare registers ingeschreven moeten zijn. Voorbeelden van registergoederen zijn:
Een huis;
Een stuk grond;
Vliegtuigen.
Niet-registergoederen zijn alle goederen die geen registergoed zijn.
Paragraaf 1.5
Er zijn twee vereisten voor natuurlijke vruchten (art. 3:9 lid 1 BW):
1. Het zijn zaken;
2. Deze worden volgens verkeersopvatng als vruchten van andere zaken aangemerkt.
Een voorbeeld van een natuurlijke vrucht is een appel. De appel is een zaak en deze zaak wordt
volgens verkeersopvatng als een vrucht van een andere zaak (appelboom) aangemerkt. Een
natuurlijke vrucht wordt een zelfstandige zaak op het moment dat deze wordt afgescheiden (art. 3:9
lid 4 BW).
Burgerlijke vruchten zijn rechten die volgens verkeersopvatng als vruchten van goederen worden
aangemerkt. Hier zijn ook twee vereisten:
1. Het zijn rechten (vermogensrechten);
2. Deze worden volgens verkeersopvatng als vruchten van goederen aangemerkt.
Een burgerlijke vrucht wordt een zelfstandig recht op het moment dat deze opeisbaar wordt (art. 3:9
lid 4 BW).
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller latenightstudies. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.36. You're not tied to anything after your purchase.