100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting artikel: Villalonga, B., R. Amit, M. A. Trujillo, A. Guzman (2015), ‘Governance of Family Firms’, Annual Review of Financial Economics, 7, pp. 635-654 $6.03
Add to cart

Summary

Samenvatting artikel: Villalonga, B., R. Amit, M. A. Trujillo, A. Guzman (2015), ‘Governance of Family Firms’, Annual Review of Financial Economics, 7, pp. 635-654

 4 views  0 purchase
  • Course
  • Institution

Nederlandstalige samenvatting artikel: Villalonga, B., R. Amit, M. A. Trujillo, A. Guzman (2015), ‘Governance of Family Firms’, Annual Review of Financial Economics, 7, pp. 635-654

Preview 2 out of 8  pages

  • April 18, 2024
  • 8
  • 2023/2024
  • Summary
avatar-seller
Governance of Family Firms
In deze review onderzoeken we wat de financiële economie literatuur te zeggen heeft over de unieke
manieren waarop de volgende drie klassieke agency-problemen zich manifesteren in
familiebedrijven: (i) aandeelhouders vs. managers; (ii) controlerende (familie) aandeelhouders vs.
niet-controlerende aandeelhouders; en (iii) aandeelhouders vs. crediteuren. Daarnaast wijzen we op
een vierde agency-probleem, uniek voor familiebedrijven: de belangenconflicten tussen
familieaandeelhouders en de bredere familie als geheel, die kan worden beschouwd als de "super-
principal" in een multi-tier agency-structuur vergelijkbaar met die in andere geconcentreerde
eigendomsstructuren waar de controlerende eigenaar de staat is, een bank, een corporatie of andere
instellingen. Vervolgens bespreken we de oplossingen of corporate governance mechanismen die zijn
bedacht om deze problemen aan te pakken en wat het onderzoek ons heeft geleerd over de
effectiviteit van deze mechanismen bij het oplossen van deze vier conflicten in familiebedrijven.

Trefwoorden: Corporate governance, familiebedrijven, agency-theorie, literatuuroverzicht

1. Inleiding
In de afgelopen 10-15 jaar zijn familiebedrijven een vooraanstaand onderzoeksonderwerp geworden
binnen financiële economie en management. Anderson & Reeb (2003a) en Villalonga & Amit (2006)
zijn elk het meest geciteerde artikel sinds 1999 in het Journal of Finance en het Journal of Financial
Economics, respectievelijk. In dit artikel bespreken we het deel van deze literatuur dat de meeste
aandacht heeft gekregen van financiële economie: corporate governance (bedrijfsbestuur) in
familiebedrijven. De dominante theoretische perspectief is geweest agency theory (agentuurtheorie).
Dienovereenkomstig gebruiken we dit perspectief als het organiserende kader voor ons artikel. We
beginnen met het bespreken van de agency problemen die corporate governance zoekt te adresseren
en wat we hebben geleerd van bestaand onderzoek over de unieke manieren waarop deze
problemen zich manifesteren in familiebedrijven. Deze problemen zijn de conflicten van belang
tussen: (i) aandeelhouders en managers; (ii) controlerende (familie) aandeelhouders en niet-
controlerende (bijvoorbeeld minderheids) aandeelhouders; (iii) aandeelhouders en crediteuren; en
(iv) familie aandeelhouders en familie buitenstaanders (niet-aandeelhouders, niet-managers).

Vervolgens bespreken we de oplossingen of corporate governance mechanismen die zijn bedacht om
deze problemen aan te pakken. Hier richten we ons op de verschillen in hoe deze oplossingen worden
toegepast in familiebedrijven vergeleken met niet-familiebedrijven en op wat onderzoek ons heeft
geleerd over de effectiviteit van deze mechanismen in het verminderen van de vier genoemde
conflicten. We sluiten onze literatuuroverzicht af door uit te destilleren wat wij zien als de meest
veelbelovende wegen voor toekomstig onderzoek over corporate governance in familiebedrijven.

2. Governanceproblemen in familiebedrijven
In familiebedrijven komen meer en complexere agency conflicten voor dan in niet-familiebedrijven,
waarbij het nuttig is een brede definitie van corporate governance aan te houden, zoals die van Becht
et al.: "de verzoening van conflicten van belang tussen verschillende bedrijfseigenaars." Onderzoek
richt zich voornamelijk op drie soorten conflicten: (i) aandeelhouders versus managers; (ii)
controlerende versus niet-controlerende aandeelhouders; en (iii) aandeelhouders versus crediteuren,
met de eerste twee bekend als Agency Probleem I en II. Agency Probleem III, het conflict tussen
aandeelhouders en crediteuren, en IV, het conflict tussen familie insiders en outsiders, krijgen minder
aandacht.

, De managementliteratuur erkent deze conflicten en gebruikt het "drie-cirkel model" van Tagiuri &
Davis om het familiesysteem en zijn conflicten tussen familie, eigenaren, en werknemers te
bespreken. Dit artikel stelt een nieuwe conceptualisatie voor van het familiebedrijfssysteem vanuit
een agency perspectief, waarbij familiebedrijven gezien worden als entiteiten met een gelaagde
agency structuur, waarbij zowel familie als niet-familie managers optreden als agenten voor
aandeelhouders, die op hun beurt de belangen van de familie vertegenwoordigen.

2.1. Agency Probleem I: Conflict van belangen tussen eigenaren en
managers
Het klassieke agency probleem, geïdentificeerd door Jensen & Meckling (1976) en Fama & Jensen
(1983), ontstaat door de scheiding tussen eigendom en controle, voor het eerst benoemd door Berle
& Means (1932). Dit probleem ontstaat wanneer een bedrijf niet direct door zijn eigenaren wordt
beheerd, maar door een manager die in hun naam handelt, waarbij de manager waarschijnlijk zijn of
haar eigen belangen nastreeft, die verschillen van die van de eigenaar.

Bij een geconcentreerd eigendom kunnen eigenaren de manager effectief monitoren, wat dit
probleem vermindert. Familie-eigendom, als meest voorkomende vorm van geconcentreerd
eigendom wereldwijd, speelt hierin een speciale rol. Studies tonen aan dat familiebedrijven een
significant deel uitmaken van de economie, met percentages die variëren van een derde van grote
beursgenoteerde bedrijven in de VS tot 90% van alle bedrijven, inclusief privébedrijven.

Er is consistent bewijs dat familiebedrijven niet-familiebedrijven overtreffen, wat suggereert dat
familie-eigendom Agency Probleem I mitigeert. De effecten van familie-eigendom, -controle en -
management op prestaties variëren echter, waarbij het generatieaspect van de CEO of voorzitter een
beslissende factor blijkt te zijn; door oprichters geleide bedrijven presteren beter, terwijl door
nakomelingen geleide bedrijven onderpresteren.

Familiebeheer kan de scheiding tussen eigenaren en managers verminderen of elimineren, maar de
voordelen moeten worden afgewogen tegen de kosten als familiebeheerders door nepotisme in
plaats van meritocratie zijn aangesteld. De algemene impact van familiebeheer op prestaties lijkt
positief, hoewel afhankelijk van de generatie van de manager of het familiebedrijf.

Studies tonen aan dat bedrijven geleid door de oprichter een premie krijgen, terwijl bedrijven geleid
door nakomelingen van de oprichter onderpresteren vergeleken met andere bedrijven. De impact van
nakomelingen-CEO's op prestaties varieert geografisch, met sommige studies die geen nadelig effect
vinden in West-Europa en andere die een meer efficiënt gebruik van arbeid in Frankrijk en betere
prestaties in Japan door een unieke praktijk van adoptie aantonen. Institutionele ontwikkeling speelt
een cruciale rol in deze verschillen; de netto-effect van nakomelingen-CEO's op prestaties is negatief
in omgevingen met hoge institutionele efficiëntie, maar positief wanneer deze efficiëntie laag is.

2.2. Agency Probleem II: Conflict van belangen tussen controlerende
(familie) aandeelhouders en niet-controlerende aandeelhouders
Individuele- en familiegecontroleerde bedrijven zijn het primaire voorbeeld van de door Shleifer &
Vishny (1986) gemodelleerde onderneming, met één grote aandeelhouder en een rand van kleine
aandeelhouders. In zo'n onderneming vermindert eigendomsconcentratie het klassieke eigenaar-
manager conflict (Agency Probleem I). Echter, een tweede type conflict (Agency Probleem II) ontstaat
wanneer de grote aandeelhouder zijn controlerende positie gebruikt om "private benefits of control"
te bemachtigen ten koste van de kleine aandeelhouders.

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller CumLaude1102. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $6.03. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

56326 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$6.03
  • (0)
Add to cart
Added