Samenvatting Diagnostiek voor de Klinische Praktijk
48 views 7 purchases
Course
Diagnostiek in de Klinische Praktijk
Institution
Vrije Universiteit Amsterdam (VU)
Book
Psychologische diagnostiek in de gezondheidszorg
Dit is een uitgebreide samenvatting van het vak Diagnostiek in de klinische Praktijk. Hierin staan aantekeningen van:
- Alle hoorcolleges
- Aantal werkgroepen
- Boek: Neuropsychologische diagnostiek: de klinische praktijk. Hoofdstuk 3,4,7 en 11.
- Boek: Psychologische diagnostiek in de gezondh...
Week 1
Literatuur - Hoofdstuk 1
De klinische psychodiagnostiek wordt gebaseerd op empirische kennis. De hypothesen
worden aan de hand van een diagnostisch proces dat bestaat uit verschillende fasen.
1) Vaak begint het psychodiagnostische onderzoek met een doorverwijzing van de cliënt
naar de diagnosticus. In dit geval wordt er zowel gekeken naar de hulpvraag van de cliënt
als de aanvraag van de verwijzer (ik denk in dit geval bijvoorbeeld school of arts).
2) Daarna worden er vragen geformuleerd die bij de diagnosticus opduiken tijdens het
kennismakingsgesprek. Voorbeelden van vragen zijn:
- Is er sprake van een obsessief-compulsieve stoornis of depressie?
- Welke factoren veroorzaken de stoornis, of houden deze in stand?
- Welke behandeling is effectief voor de cliënt?
3) Op basis van deze wordt een diagnostisch scenario opgesteld met een voorlopige theorie
over deze cliënt (dus de problemen worden omschreven en er wordt aangegeven hoe het
verklaard kan worden). Deze theorie vereist 5 diagnostische handelingen:
1. De voorlopige theorie wordt omgezet in concrete hypothesen.
2. Een specifiek onderzoeksinstrumentarium wordt gekozen dat antwoord kan geven op
de hypothesen die gesteld worden.
3. Voorspellingen over resultaten of uitkomsten zodat je vooraf weet wanneer de
hypothese aanvaard of verworpen kan worden.
4. Afname en verwerking van instrumenten.
5. Op grond van de resultaten wordt de hypothese verworpen/aangenomen. Hier komt
dus de diagnostische conclusie uit.
Er zijn 5 basisvragen in de klinische psychodiagnostiek:
★ Onderkenning: wat zijn de problemen, wat lukt er nog en wat gaat er mis?
★ Verklaring: waarom zijn er bepaalde problemen, en waarom blijven ze?
★ Predictie: hoe gaan de problemen van de cliënt zich in de toekomst ontwikkelen?
★ Indicatie: hoe kunnen de problemen verholpen worden?
★ Evaluatie: Zijn de problemen voldoende verholpen als gevolg van de interventie?
Onderkenning
● Je maakt een inventarisatie en beschrijving van zowel klachten als adequaat
functionerende gedragingen van de cliënt en/of zijn omgeving.
● Ordenen en categoriseren van de disfunctionele gedragsclusters of stoornissen.
● Inschatting van de ernst van het probleemgedrag.
Onderkenning kan plaatsvinden door te vergelijken met een vooraf bepaalde standaard
(criteriumgericht meten), een representatieve vergelijkingsgroep (normgericht meten) en
met het individu zelf (ipsatief meten).
Ook moet er onderscheid worden gemaakt tussen classificatie en diagnostische formulering.
Classificatie → je brengt dus het klinische beeld onder bij een bepaald type probleem.
- Alles of niets principe, de cliënt wordt ingedeeld in een categorie. Dus bijvoorbeeld
je krijgt de diagnosticering ADHD (uit de DSM 5)
, - Meer-of-minder principe, de cliënt krijgt een profiel van scores op een aantal
dimensies. Dimensies van klachten- en persoonlijkheidsvragenlijsten. (Dus
bijvoorbeeld je krijgt een score op de vragenlijst van obsessief-compulsief gedrag).
Voordeel classificatie = goed communiceerbaar met deskundigen.
Nadeel = het leidt tot ‘labeling’.
Diagnostische formulering → individu met zijn unieke klinische beeld staat centraal.
- Holistische theorie → functionele en theoretisch geëxpliciteerde relaties tussen
probleemgedragingen onderling, en de context staan centraal. (voorbeeld: cliënt
heeft dwangmatig gedrag en dwanggedachten. Deze zijn functioneel identiek, omdat
ze teruggaan op dezelfde angst-arousal). Er is dus veel meer een intra-individuele
vergelijking, dus hoe de individu verandert door de tijd heen.
Voordeel diagnostische formulering = doet recht aan uniciteit (uniek zijn) van individu.
Voordeel = helpt therapieplanning
Nadeel = empirische ondersteuning ontbreekt vaak (er wordt vaak tegelijkertijd onderkend
en verklaard).
Verklaring:
Geeft antwoord op de vraag waarom er een (gedrags)probleem is:
- Dus wat is het (deel)probleem?
- Welke condities kunnen de problemen verklaren?
Je kunt de verklaringen indelen in:
➢ De locus = de persoon of de situatie. Bijvoorbeeld dat bij persoongerichte
verklaringen de verklaringsfactor in de persoon zelf ligt en het gedrag dus los van de
context wordt bekeken. Daarnaast zou je dus ook kunnen kijken naar verklarende
gebeurtenissen (die zowel op het te verklaren gedrag vooraf konden gaan, als erop
volgen).
➢ De aard van controle =
- Oorzaak → door voorafgaande condities bepaald (dit kan gedrag dus
verklaren).
- Reden → door vrijwillige of intentionele keuze bepaald (dit maakt gedrag
begrijpelijk).
Voorbeeld: iemand klimt in de boom en valt eruit. Dan is zwaartekracht de oorzaak en
roekeloosheid is de reden.
Oorzaak en reden volgen dus een continuüm (dus aaneensluitend geheel).
➢ Synchrone en diachrone verklaring condities =
- Synchroon → dit valt in de tijd samen met het te verklaren gedrag.
- Diachrone → gaan aan het gedrag vooraf.
➢ Inducerende en continuerende condities =
- Inducerende conditie → zorgt ervoor dat de gedragsproblemen ontstaan.
- Continuerende conditie → die de gedragsproblemen in stand houdt.
Eigenlijk zou je uit moeten gaan van een overkoepelende theorie, waarin je tegelijkertijd kijkt
naar zowel situationele invloeden, persoonskenmerken, systeem patronen en biologische
invloeden. Nu wordt er vaak gekeken naar maar één specifieke theorie (dit beperkt het
diagnostisch proces en de uiteindelijke indicatiestelling).
,Predictie:
Het is een kans uitspraak (bijvoorbeeld de kans op herstel). Dit bepaalt ook mede het
behandelingsvoorstel. Het gaat hierbij om het verband tussen predictor (aanwezige gedrag)
en een criterium (het toekomstige gedrag). Dit verband is niet perfect, het is altijd een kans/
inschatting van het risico maar je kan dus ook fout zitten.
Wanneer de diagnosticus antwoord moet geven op een praktische vraag terwijl het
empirisch bewijs onvoldoende is, moet je gebruik maken van een betekenis model of
klinische predictie (dus kijk naar welke informatie je gebruikt om een predictie te maken). Er
moeten zoveel mogelijk resultaten worden onderzocht om zo’n goed mogelijke predictie te
kunnen maken. Ook is intervisie van belang, twee weten immers meer dan één.
De foutmarges zijn bij predictie erg hoog. Echter zijn er wel hoge verwachtingen vanuit
juridische en andere maatschappelijke contexten (bijvoorbeeld bij de rechtbank waar ze
willen weten of de schade van het trauma blijvend is), dit kun je dan niet met alle zekerheid
zeggen. Het werkt anti therapeutisch. Ze leggen een toestand vast zonder rekening te
houden met de mogelijkheid van toekomstige veranderingen.
Indicatie:
Gaat over de vraag of de cliënt behandeling nodig heeft en zo ja, welke. Het is een
oriëntatie, dus een zoekproces naar welke hulpverlener het beste bij de cliënt past. Het is
niet een selectie, dat wil zeggen of een bepaalde hulpverlening al of niet mogelijk is (dat is
meestal de taak van de behandelaar).
Om tot indicatie over te gaan moeten de stappen van verklaring en predictie zijn afgerond.
Daarnaast moet je ook:
1. Kennis hebben over de behandeling en behandelaar. Denk bijvoorbeeld aan
psychotherapeutisch versus farmacologische behandeling of individueel versus
groepstherapeutisch.
2. Kennis over het relatieve nut van behandelingen. Er zijn wel veel outcome studies,
maar deze zijn vaak niet specifiek genoeg over concrete therapeutische interventies
en typen cliënten.
3. Kennis over de aanvaarding van de indicatie door de cliënt. Zo kan het zo zijn dat de
cliënt een advies niet opvolgt als de voorgestelde behandeling afwijkt van zijn
voorkeur. Hiervoor is een indicatie strategie ontwikkeld die rekening houdt met de
voorkeuren van de cliënt, dit bestaat uit 4 principes:
➔ Het cliëntperspectief wordt geëxploreerd (onderzocht) en geëxpliciteerd
(verduidelijkt).
➔ De diagnosticus verstrekt informatie aan cliënten (over
behandelingsmethoden, processen etc).
➔ Verwachtingen en voorkeuren van cliënten worden vergeleken met wat de
diagnosticus geschikt en nuttig acht. Ze voeren overleg om tot een
behandeling te komen die ze beide aanvaarden.
➔ De cliënt kiest een behandelaar en behandeling uit een aantal aangeboden
mogelijkheden.
Evaluatie:
, De evaluatie vindt plaats op basis van het verloop van het therapeutisch proces en de
resultaten van de behandeling. Hierbij wordt vastgesteld:
1. Of in de therapie rekening is gehouden met de diagnose en het behandelingsvoorstel
(als dit niet het geval is, is het diagnostische proces overbodig geweest).
2. Of het proces en de behandeling het gedrag en beleven bewerkstelligd heeft, dit kan
op twee manieren:
- Klachten zijn afgenomen, maar er kan niet gezegd worden dat dit door de
therapie teweeg heeft gebracht.
- Of dat de veranderingen door de therapie veroorzaakt zijn (bijvoorbeeld met
n=1-designs → single case designs)
De diagnostische cyclus
Het psychodiagnostische proces wordt gereglementeerd door de empirische cyclus. Op die
manier probeer je wetenschappelijk verantwoord vragen te beantwoorden.
De empirische cyclus bestaat uit:
★ Observatie = het verzamelen en groeperen van empirisch materiaal.
★ Inductie = formuleren van theorie en hypothesen over het gedrag: het vermoeden
wordt als het ware geconcretiseerd.
★ Deductie = toetsbare voorspellingen.
★ Toetsing = aan de hand van nieuw materiaal wordt nagegaan of de voorspellingen
juist zijn.
★ Evaluatie.
Deze cyclus zie je vooral terug bij experimenteel onderzoek en dus in mindere mate bij de
psychodiagnostiek.
De dynamiek van het klinisch diagnostisch onderzoek is concreet uitgewerkt in het volgende
stuk:
1) Aanmelding
Hulpvraag van de cliënt is vaak om een oplossing te vinden, terwijl de verwijzer vaak een
verklaring/onderkenning zoekt.
De analyse van de aanvraag leidt tot informatie over de verwijzer en het type en de inhoud
van de aanvraag.
Analyse van de aanvraag:
1. Informatie over de verwijzer:
- het referentiekader van de verwijzer en de visie op gedrag en functioneren van cliënt.
Bijvoorbeeld wat de visie van de verwijzer is op het gedrag en functioneren van de
cliënt.
- Verduidelijking over de relatie tussen cliënt en verwijzer.
- Feitelijke (vraagt om onderzoek uit te voeren) en eigenlijke verwijzer (neemt initiatief)
worden onderscheiden.
- Tot slot verschillen verwijzers van elkaar in de bevoegdheden die ze beschikken. Zo
heeft de ene bijvoorbeeld alleen een adviserende bevoegdheid terwijl de ander een
medicamenteuze behandeling kan voorschrijven.
2. De analyse leidt tot meer kennis over het type en de inhoud van de aanvraag.
- Er wordt een open (zonder hypothese) of gesloten (met hypothese) aanvraag
geformuleerd.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller judith06dijkstra04. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $10.30. You're not tied to anything after your purchase.