Complete samenvatting kennistoets fysiologie leerjaar 1 fysiotherapie.
1e kans behaald, cijfer = 8
Samenvatting colleges en literatuur uit het boek. Leerdoelen en toets matrijs in het document.
Spiercontracties
de macroscopische opbouw van spieren beschrijven.
de microscopische opbouw van spieren beschrijven en de functie van de myofibrillen en de
organellen in de spiercontractie verklaren.
het glijdende filamentmodel (sliding filaments) van Huxley beschrijven.
de gebeurtenissen te beschrijven vanaf en prikkeling van een zenuw tot aan de contractie van een
spier.
manieren beschrijven waarop de kracht van een spier kan variëren.
definiëren wat een rustpotentiaal, sensorpotentiaal en actiepotentiaal is en benoemen welke ionen
hierin een rol spelen.
beschrijven wat er gebeurt met een membraanpotentiaal bij het opwekken van een actiepotentiaal
en een sensorpotentiaal.
de verschillende fases van een actiepotentiaal beschrijven aan de hand van membraanpotentialen.
Toetsstof: verplichte literatuur
Van der Burgt, Fysiologie Leerboek voor paramedische opleidingen, 8e druk:
Hoofdstuk 4 Houding en beweging
4.1 Inleiding
4.2 Bouw van skeletspieren en spiervezels
4.3 Spiercontractie
4.4 Motorische eenheid
4.5 Spiercontractievormen en spierkracht
4.6 Spiervezeltypen in skeletspieren
Hoofdstuk 5: Prikkels
5.3 Rustpotentiaal
5.4 Prikkelvorming in het zenuwstelsel
Lohman, Vorm & Beweging, 13edruk
Hoofdstuk 1 De opbouw van het bewegingsapparaat
§ Bouw van de dwarsgestreepte spieren
§ nomenclatuur en structuur van de dwarsgestreepte spier
3 soorten spierweefsels/cellen
Skeletspieren dwarsgestreept, willekeurige motoriek (staan onder controle van onze wil)
Hartspier dwarsgestreept, onwillekeurig (kan je niet bewust aanspannen)
Gladspierweefsel onwillekeurige motoriek
contractievormen spier
concentrisch spier word korter tijdens aanspannen
isometrisch spierlengte blijft gelijk (object beweegt niet, spierlengte blijft gelijk)
excentrisch spier word langer (voorzichtig neerzetten boodschappen, zakken bij squat bijv.)
isotoon de lengte van de spier veranderd niet, terwijl die wel kracht levert
isotoon = Dit is een contractie met constante spierspanning. Deze vorm moet niet verward worden
met isometrische (statische) contractie: bij isotonische spiercontractie is er namelijk wel degelijk
sprake van beweging en verandert de lengte van de spier wel degelijk. De belangrijkste eigenschap
van dit soort bewegingen is dat het betrokken gewricht tijdens de contractie ook beweegt, waardoor
de spieren die je traint afwisselend korter en langer worden.
skeletspier
spierbuik (spiercellen) en pezen (peesweefsel)
contractiele spiercellen (spiervezel) met daaromheen bindweefsel
,Om de spieren heen ligt bindweefsel (=fascie, buitenste laag)
epimysium bindweefsel rondom complete spier, binnenste laag (samen met fascia)
perimysium bindweefsel rondom bundel spiervezels die in de spier liggen (fasculi = fascikels)
endomysium bindweefsel rondom individuele spiervezel
tussen deze spierlagen liggen bloedvaten en zenuwen
sarcolemma celmembraan rondom spiercel
de celkern ligt tegen het sacrolemma aan
In spiercel zitten veel mitochondriën = voor energie maken en verwerken
Myofibril = draden die door de spiercel lopen (dwarsgestreept), deze zorgen voor aanspanning
(worden korter) (contractiele elementen van de spier)
Sacromeer = stukje tussen de Z schijven in de myofibril (spant samen)
Een myofibirl bestaat dus uit heel veel sacromeren achter elkaar die samen kunnen spannen
Deze sacromeren kunnen verminderen als een spier niet word belast en dus verkort. De uiteinden va
deze in serie geschakelde sacromeren (die een myofibirl vormen) worden dan afgebroken.
Myofibrilen bestaat uit moleculen worden myofilamenten genoemd
Lange draadachtige filamenten Myosine (dikke rode, met kopjes) en actine (dunne blauwe,
bolletjes met bindingsplaatsen) filamenten (voornamelijk eiwit)
,De Z lijnen in een myofibril verdelen een aantal segmenten of sacromeren die een lengte hebben van
2 a 3 UM
BOEK BLZ. 43
Sacroplasmatisch reticulum (SR) (zit vol met calcium. Deze calcium word gebruikt als de deurtjes
worden geopend en het AP aankomt voor contractie van de spier) in de cel rondom de
myofibrillen
T-tubule buisjes in het celmembraan rondom een spiervezel (deze hebben poortjes met het SR die
open gaan bij een AP.)
Calcium is nodig voor de spiercontractie
De opdracht voor contractie van de spier komt uit de hersenen
Via lange zenuwcellen vanaf de hersenen door het ruggenmerg worden spieren aangestuurd
Zenuwimpuls = Actie Potentiaal
Actie Potentiaal (AP) begint bij zenuw en loopt tot aan spier
Alle spiercellen zijn verbonden met een zenuwcel
Membraanpotentiaal = verschil in elektrische spanning (potentiaal) tussen de intra- en
extracellulaire ruimte
Rustpotentiaal = standaard waarde van de membraanpotentiaal van de zenuwcel in rust (= -70 mV)
mV = millivolt -70 = inwendige van de cel negatief is ten opzichte van de buitenzijde
Het rustpotentiaal ontstaat onder invloed van 3 facotren:
- De concentratie van ionen binnen en buiten de cel
Binnen de cel is de concentratie ionen hoger dan buiten de cel
- De doorlaatbaarheid van de membraan voor ionen
Doorlaatbaarheid voor kalium is groter dan natrium
- De ionenpomp die contractieverschillen voor ionen onderhoudt
De pomp zorgt ervoor dat de concentratieverschillen behouden worden door telkens 2
kaliumionen naar binnen naar binnen gepompt, terwijl er 3 natriumionen naar buiten
worden gepompt (dit kost energie omdat het tegen de concentratie gradiënt in is)
Er is binnen de cel dus meer kalium
Buiten de cel is meer natrium
Exitatie contractie koppeling = hoe 1 spiercel samenwerkt met 1 zenuwcel
Een AP komt aan bij het uiteinde van een zenuw en hier springt die over op het membraan van de
spier om zich vervolgens snel te verspreiden over die membraan. Dit gebeurd via een ‘synaps’
Motorische eindplaat (synaps) = overspringen van zenuwcel op spiercel
Wanneer een AP aankomt bij zenuwuiteinden laat deze acetylcholine vrij (molecuul,
neurotransmitter, net zoals adrenaline)
Acetylcholine lokt via de natriumcalium kanalen in de membraan (T-tubuli) een AP van de spier uit
die zich vervolgens snel verspreid over het membraan van de cel (via de SR)
AP verspreid zich langs de membranen door T-tubule overal in en om de spier
Boel blz. 43 (fasen in de contractie van een spier samengevat)
Dit is start van het glijdend filament model van Huxley
Bij aanwezigheid van calcium gaan myosine ‘lopen op actine’ waardoor spier aanspant en ontspant
Het calcium in het sacroplasma (cytoplasma van de spiercel) bind zich aan het molecuul troponine als
er calcium in het plasma komt. Normaal gesproken kan dit niet binden omdat er dus geen calcium in
het plasma zit.
, Dus:
Het calcium bind zich aan het molecuul troponine Troponine zit vast aan tropomyosine,
tropomyosine blokkeert in rust de bindingsplaatsen van actine
Cross bridge = binding van myosine aan actine (bij calcium in sacroplasma dus) (vorming ATP)
Vrijwel meteen al calcium in het sacroplasma zit word het ook weer terug gewerkt naar het SR, er zijn
dus veel AP nodig om de spier langere periode aan te spannen, anders is er niet genoeg calcium in
het sacroplasma en kan de spier niet blijven aanspannen.
Vervolg:
Calcium in sacroplasma (doordat AP het SR opent)
Calcium aan troponine
Bindingsplaatsen myosine op actine komen bloot te liggen
Myosinekoppen beginnen te ‘lopen’
Calcium uit sacroplasma gepompt (terug naar SR)
Lopen stopt als calcium ontbreekt
Spiervezel ontspant
Summatie van prikkels optellen van AP’s (optellen van prikkels)
- Tanden bijv.
Het zenuwstelsel stuurt de spieren aan. Het zenuwstelsel kan hierbij geen grotere AP afgeven, voor
een sterkere contractie. Wel kan het zenuwstelsel het AP verhogen, meerdere AP afgeven dus.
Hoe hoger de frequentie van de AP’s = sterkere contractie
Beinvloeden van de kracht via prikkelfrequentie = frequentiegradatie
De kracht word hierbij dus binvloed doordat de zenuw meer of minder AP afgeeft (hiermee kan je de
kracht in een spier laten variëren door het aantal AP)
Exitatie contractie koppeleing = als 1 spiervezel zich kan samentrekken vanuit 1 zenuwcel
Rekruteringsgradatie zenuw bepaald dat er meer motor units tegelijk meedoen (afhankelijk van
signaalsterkte en welke kracht er moet worden geleverd) (eerst werken kleine motor-units, daarna
de middelbare en daarna de grote)
Motor (neuronen) = zenuwcel die vanaf ruggenmerg naar spier loopt om aan te sturen
Perifere zenuw = bundel van (motor) neuronen buiten het centrale zenuwstelsel
Alle spiervezels die via de uitlopers van één motor neuron worden geprikkeld, vormen samen een
motorische eenheid = motor-unit (kan variëren van 10 tot 2000)
Deze motor-untis vertakken zich naar 1 spiercel. Bij het vertakken (splitsing) verzwakt het signaal niet
Er lopen dus meerdere motor-units naar 1 spier, al deze motor-units vertakken (splitsen) en spannen
hun eigen deel van de spier aan. Als het AP omhoog gaat in deze motor-unit vind er
frequentiegradatie plaats, de kracht gaat hierbij omhoog.
Het kan ook zo zijn dat alle motor-units die in dezelfde bundel lopen, AP krijgen en dus allemaal gaan
aanspannen, hierdoor zullen meer delen van de spier aanspannen en dus de kracht die geleverd
word omhoog gaan. Dit noem je rekruteringsgradatie
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller jespertenberge. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $7.76. You're not tied to anything after your purchase.