100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting sociologie een hedendaagse inleiding $4.87   Add to cart

Summary

Samenvatting sociologie een hedendaagse inleiding

2 reviews
 177 views  8 purchases
  • Course
  • Institution
  • Book

Volledige samenvatting van sociologie, een hedendaagse inleiding. Vak van Professor Bart Van de Putte

Preview 4 out of 61  pages

  • Yes
  • January 28, 2019
  • 61
  • 2018/2019
  • Summary

2  reviews

review-writer-avatar

By: lena-vdc • 5 year ago

review-writer-avatar

By: cerenkahya • 5 year ago

avatar-seller
Sociologie
HOOFDSTUK 1: inleiding
Vraag: hebben mensen een vrije wil?

- hersenwet: we doen soms dingen zonder na te denken  hersenen beslissen voor je  niet
bewust.
- Karel De Gucht: hoe kunnen we mensen veroordelen zonder vrije wil? (ppt meer info)

Vrije wil?  omgeving en ouders bepalen begin v/h leven en zelf loop je er verder in. vb: scouts, unif
 geboorte in klasse doet veel  conclusie: geen vrije wil: we volgen de pijlen die voor ons in
bepaalde richtng staan

1.2 de sociologische verbeelding

= startpunt van een sociologische verklaring  specifeke wijze van kijken naar wat er bij mensen
gebeurt in hun leven  gebeurtenissen worden gezien vanuit het ruimere geheel waarbinnen
mensen met elkaar samenleven.

sociale omgeving = resultaat van historische ontwikkeling  wijze waarop samenleving er nu uitziet
is bepaald door gebeurtenissen in de 19 de en 20ste eeuw  bv: industrialisate

1.3 van gedrag tot samenleving

gedrag: intern: motvate: we willen verbinden met anderen, erkenning, controle, lust
zet aan om te handelen  zet aan om te handelen = drijfveer
emote: angst en onrust, schaamte of schuld
cognite: beelden die we ons vormen van de werkelijkheid
refecte: beeld dat je van jezelf vormt

extern: door ego en alter waargenomen (bv. gesproken taal, lichamelijke beweging,..)

Sociaal handelen:
 binnen gedragingen zit handelen  = gericht op object  doelgerichtheid  hoe je jezelf laat
opmerken.
= mentale, vaak onproblematsche voorbereiding met betekenis

4 types volgens Max Weber:

1. instrumenteel ratoneel: wordt bepaald door efcicnteverwachtngen die een actor heef in
een handelingssituate: welke middelen zijn meest geschikt om doel te bereiken?

2. waarde ratoneel: handelen waarbij het bewuste geloof in de ulteme waarden centraal
staat, los van enige doelrealisate.

3. affectef handelen: gedreven door navolgen van gevoelens. kan ongecontroleerd zijn en de
betekenis is niet altjd duidelijk.

4. traditoneel handelen: gewoonte handelen, leidt tot herhaling van eenzelfde handeling en
wordt gekenmerkt door een verplicht karakter. verleden is bepalend voor de toekomst.




1

,(5.): refexief handelen: gebaseerd op sstoppen, denken en kiezen  nadenken over richtng

interacte:
Persoon A handelt zodat er iets zou gebeuren  persoon B handelt omdat persoon A iets deed
= Interacte
= herkenbaar, voorspelbaar en betekenisvol
= zinvol  realiseren van externe doelen, bevelen van waarden en volgen van afecten en tradites

vormen:

- conformiteit: verloopt volgens de betekenis die beide partners geven. Twee aspecten, 1.
wederzijds akkoord over wat er zal gebeuren en 2. over hoe het zal gebeuren.
- samenwerking: sociale eenheden proberen samen doel te realiseren. (met wederzijdse
bereidheid en een minimum aan conformiteit.
- conflict: = tegengestelde samenwerking: 2 partjen zijn niet akkoord met hoe de interacte moet
verlopen, en doen het volgens eigen wijze. wanneer schaarsche middelen niet verdeeld worden,
is er sprake van confict.
- ruil: (sociale ruil!!) beloning van individuen in sociale verbanden betekend meestal kosten voor
de andere  vaak dus ongelijke verdeling
- zorgen voor verklaring interacte en dus voorspelbaarheid

gevolgen:
groei cultuur en structuur.

- uit interacte ontstaan ideecn (wat is goed en slecht)  essenteel bij cultuur!
- ook verschillende posites (arm, rijk, beziters, )  structuur (= geheel van posites van actoren
en de vorm van de interactes en relates tussen die actoren)  zijn bepaald en we hebben er al
individu geen vat op.
- sociale orde en stabiliteit vs. sociale verandering en dynamiek

context waarbinnen interactes plaatsvinden:

- demografsche factoren:
 primaire: geboorte, huwelijk,
 secundaire: vloeien voort uit werking van primaire demografsche componenten bv.
bevolkingsdichtheid, leefijdsstructuur
- ecologische factoren:
 betrekking op natuurlijke omgeving (klimaat, bodemgesteldheid, milieu,..)
- matericle en technologische factoren:
 technologische ontwikkelingen, organisate van economie, huisvestngsvormen,..;

1.4 sociologie en haar aanverwante disciplines

Sociologie in 2 stelregels:

1) Sociologen leveren geen enkelvoudige verklaringen, maar concentreren zich op algemene
wetmatgheden

≠ Geschiedenis: concrete gebondenheid met fenomenen: belang van factoren die tjd- en
plaatsspecifek zijn: createve omgang met informatebronnen. Indirecte bronnen: nauwgezet en
kritsch bronnenonderzoek verklaren van complex fenomeen uit verleden. Sociologie: Tijd-en
ruimtegebonden verklaringen overstjgen via algemene wetmatgheden.



2

,≠ Culturele antropologie: beschrijven en interpreteren van culturen waarbij ervaring van gewone
mens problemen belicht. In principe comparatef (verschillen en gelijkenissen tussen culturen) MAAR
in praktjk vooral 1 specifeke cultuur. Via kwalitatef onderzoek: weten hoe ze denken en leven.
(Sociologie meer via kwanttatef onderzoek)

 Verschillende invalshoek en analysemethode MAAR zelfde onderzoeksobject

2) Sociologen verklaren gedrag, (sociale) handelingen en/of interactes door invloed van sociale
omgeving. Onderscheid tussen micro-en macrosociologie.

- Microsociologie= klemtoon op studie van (kleine) groepen en de interacte tss individuen
Vb: verklaren van kans dat persoon diefstal pleegt door te verwijzen naar aanwezigheid van
criminelen in vriendengroep
- Macrosociologie= handelende individu w overstegen en ligt focus op kenmerken van grotere
sociale eenheden, vb organisates, regio s, landen,..
Vb: Verklaring van verschillende mate van sociale ongelijkheid in westerse landen door te
verwijzen naar verschillen in sociaal beleid tss die landen

biologie: hoe variates in fysiologische eigenschappen, hormonale processen en biogenetsche
factoren gepaard gaan met variates in gedrag. Ook de psychologie zal het gedrag benaderen via de
studie van interne mechanisme (=intra-individuele benadering)
 sociologie: niet individu, maar wel de sociale omgeving en de sociale relates van de individuen als
referentekader bij de verklaring van gedrag.

psychologie: Wel is duidelijk dat de verschillende disciplines, niet strikt van elkaar kunnen worden
gescheiden (zie voorbeeld van depressiviteit). Het gevolg hiervan is het ontstaan van subdisciplines
zoals bijvoorbeeld de sociale psychologie attitudevorming en attitudeverandering, met inbegrip
van overtuigingsprocessen (= interindividuele benadering)

sociobiologie: gedragsvormen en sommige erop voortbouwende vormen van sociaal handelen zijn
het resultaat van een duizenden jaren lange aanpassing aan externe omgeving. Hun mening is dat de
sociale wetenschappen beter naar samenlevingen en menselijk handelen kijken vanuit een meer
afstandelijk perspectef, nl. vanuit een evolutonair tjdsperspectef.

biosociale verklaring: wisselwerking tussen het biologische en het sociale in het algemeen nagegaan.
Met de klemtoon op de wijze waarop biologische processen aan de basis liggen van interactes en
maatschappelijke processen beïnvloeden.

1.5 basisregels bij de uitvoering van sociologisch onderzoek

1. Empirisch materiaal: empirisch onderzoek moet vooraf gedaan worden
 resultaten verifcren (kwanttateve gegevens)
 voor betekenis ook kwamitateve gegevens nodig (dagboeken, brieven, )
 primaire gegevens: zelf bepaalde manier om aan gegevens te komen zoals bijvoorbeeld enquête
 secundaire gegevens: bestaande bronnen van andere onderzoekers

2. objectviteit
 objecteve benadering van de werkelijkheid  repliceren  meerdere onderzoeken opzoeken

3. cumulatviteit




3

,  voortbouwen op vorgaand onderzoek  literatuur onderzoek = belangrijk  overbodig
onderzoek te vermeiden + onderzoeksvraag verscherpen
4. generalisate
 geen beschrijving maar een verklaring  tot theoriecn komen
 theorie of the middle range: de maatschappelijke realiteit is te complex om verklaard te worden
vanuit 1 theorie.

5. verifeerbare rapportering: resultaten moeten controleerbaar zijn door deskundige
 literatuuroverzicht: onderzoeksliteratuur vinden, kritsch zijn en synthetsch samenvaten met
adequate bronvermelding
 probleemstelling: omschrijving van het eigenlijke probleem onderwerp v/d studie
 overzicht gebruikte methode en technieken: beschrijving waarop hij de studie uitvoerde
 bespreking van de resultaten
 conclusie en/of discussiegedeelte: welke gevolgtrekkingen, welke manier zijn
onderzoeksresultaten verenigbaar met wat al geweten was? tegensprekingen?
 peerreview: 3 andere onderzoekers die al veel onderzoek hebben gedaan en zich dus al bewezen
hebben lezen je onderzoek na

1.6 kwanttatef of kwalitatef?

1.6.1 kwanttateve benadering: het positvisme

4 principes:

1) kennis = gebaseerd op ervaring
2) doel: causale verklaring door generalisate
3) eenheid van wetenschappelijke methode in de wetenschap  natuurwet. in de sociologie
4) rigoureuze scheiding tussen feiten en waarden  geen sociaal normerende status

ook gebruik van statstsche technieken om tot verklaring te komen.

belangrijk concept: verklaringsmodel
 schematsche voorstelling v/d wereld om inzicht te bieden in het functoneren van de wereld
 2 variabelen met causale relate (met verklarende, onafankelijke variabele vooraf afankelijke
variabele)

voornaamste kenmerken van positvisme:

1) theoretsch model: het al dan niet opnemen van variabelen in een model is gebaseerd op de
theoretsche relevante en de spaarzaamheid  alle variabele moeten dus opgenomen
worden  het moet een goede en eenvoudige verklaring geven.
2) variabele krijgen kwantfceerbare groote via het operatonaliseren  aanbrengen van
meetbare indicatoren.
3) causaliteitsbepaling: eerste opsplitsing in afankelijke en onafankelijke variabelen en 2 de in
onafankelijke  belangrijk voor bepalen van directe en indirecte invloeden
4) algemene verklaring ongeacht plaats of tjdstp  herhaalde testen met algemene
wetmatgheden
5) ondersteuning van statstsche analyse  van primaire of secundaire aard

1.6.2 kwalitateve benadering




4

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller katrijngoossens. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $4.87. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

64438 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$4.87  8x  sold
  • (2)
  Add to cart