Samenvatting inleiding recht: een verdieping
2018-2019
Minor Recht
Les 1 & 2
Hoofdstuk 10: Burgerlijk procesrecht
1. De bevoegdheid van de burgerlijke rechter
In art. 112 lid 1 Grondwet is aan de rechterlijke macht opgedragen de berechting van geschillen over
burgerlijke rechten en over schuldvorderingen.
De burgerlijke rechter is bevoegd in procedures die tegen een publiekrechtelijke rechtspersoon
worden aangespannen als de rechtsverhouding die tot het geschil heeft geleid, zuiver
privaatrechtelijk is.
Van een zuiver privaatrechtelijke rechtsverhouding is sprake bij een geschil tussen twee personen,
of bij een geschil tussen een persoon en een overheidsorgaan dat als ‘privaat persoon’ handelt.
Maar er kunnen ook geschillen met een publiekrechtelijk karakter worden beoordeeld door de
burgerlijke rechter. De eisende partij moet haar vordering hebben gebaseerd op een regel van
burgerlijk recht (bv. een schuldvordering).
2. Kenmerken van het burgerlijk procesrecht
Zes kenmerken van het civiele proces:
1. Partij-autonomie
Iedereen moet over zijn burgerlijke rechten kunnen procederen en moet daarin een grote
vrijheid hebben (art. 1:1 BW).
2. Lijdelijkheid van de rechter
Uit het beginsel van de partij-autonomie vloeit voort dat het aan partijen is om met
vorderingen, stellingen en verweren te komen. Het zijn de partijen die het proces voeren, de
rechter blijft buiten de rechtsstrijd lijdelijkheid (passiviteit) van de rechter.
De lijdelijkheid blijkt ook uit de rechtsregel dat feiten die de ene partij heeft gesteld en die de
andere partij heeft erkend of niet betwist, door de rechter als vaststaand moeten worden
aangenomen (art. 149 lid 1 Rv).
De toedracht zoals die blijkt uit de door of namens partijen verstrekte gegevens (de
formele waarheid) staat centraal.
Tegenover de lijdelijkheid van de rechter staan overigens enkele punten waarop hij actief in
het verloop van het geding kan ingrijpen:
a. De rechter moet waken tegen een onredelijke vertraging van de procedure (art. 20
Rv, art. 6 EVRM).
b. De rechter moet de rechtsgronden aanvullen. Dit betekent dat de rechter de
vordering van eiser niet mag afwijzen omdat eiser zijn vordering juridisch onjuist
heeft onderbouwd. Aanvullen betekent dus ook verbeteren (art. 25 Rv).
c. Bevoegdheid om op eigen initiatief partijen te gelasten voor hem te verschijnen ter
terechtzitting.
i. Inlichtingencomparitie biedt de rechter de mogelijkheid om nadere
inlichtingen van partijen te krijgen (art. 22 en 88 Rv)
ii. Schikkingscomparitie beoogt partijen tot een schikking te bewegen (art.
87 Rv).
Art. 131 Rv bepaalt dat de rechter al in een vroeg stadium moet beoordelen
of de zaak zich leent voor een comparitie.
, 3. Verplichte procesvertegenwoordiging
Partijen kunnen alleen een proceshandeling verrichten als zij vertegenwoordigd zijn door een
advocaat (dus niet zelf eigen stukken schrijven, uitwisselen en niet zelf het woord voeren).
4. Schriftelijk proces
Het burgerlijk proces wordt in hoofdzaak schriftelijk gevoerd.
5. Niet kosteloos
De kosten van procederen komen in beginsel geheel ten laste van partijen. Daarbij is
uitgangspunt dat de partij die bij vonnis in het ongelijk is gesteld, wordt veroordeeld in de
kosten van het geding (art. 237 lid 1 Rv).
6. Zo nodig een toevoeging
Teneinde van het verkrijgen van een rechterlijk oordeel niet een voorrecht voor de meer
welgestelden in de samenleving te laten zijn, bepaalt art. 18 lid 2 Grondwet dat de wet regels
stelt omtrent het verlenen van rechtsbijstand aan minder draagkrachtigen.
3. De dagvaarding
Het burgerlijk proces begint met een dagvaarding of met een verzoekschrift.
De dagvaarding is het geschrift waarin de eiser de gedaagde oproept om op een bepaalde dag voor
de rechter te verschijnen. Verder bevat de dagvaarding een omschrijving van de vordering die eiser
op gedaagde meent te hebben (eis).
De dagvaarding moet door een deurwaarder aan de gedaagde in persoon of aan een van diens
huisgenoten worden overhandigd (betekening, art. 46 Rv).
Als gedaagde niet heeft gereageerd op de dagvaarding, zal de rechter de vordering in beginsel
toewijzen.
Het vonnis wordt dan bij verstek gewezen (art. 139 e.v. Rv).
Art. 111 Rv stelt aan de dagvaarding strenge eisen. De dagvaarding moet onder meer vermelden:
1. De naam en de woonplaats van de eiser en de naam van zijn advocaat of zijn gemachtigde;
2. De eis met de grond(en) daarvan;
3. De aanwijzing van het gerecht dat van de zaak moet kennisnemen;
4. De dag en het uur waarop gedaagde bij de rechter moet verschijnen;
5. De verweren die gedaagde voordat de procedure begon tegen de eis heeft aangevoerd en de
gronden daartoe (lid 3);
6. De bewijsmiddelen die eiser op verzoek kan overleggen en de namen van getuigen die hij
desgevraagd door de rechter kan laten horen.
4. Het verzoekschrift
De wettelijke regeling van zaken die met een verzoekschrift moeten worden ingeleid, is te vinden in
art. 261 e.v. Rv.
Voor procedures die met een verzoekschrift moeten beginnen staat meestal in de wet: ‘verzoek’
of ‘verzoekschrift’.
Als de wetgever niet apart vermeldt welke procedure moet worden gevolgd, of als de wetgever de
term ‘vordering’ gebruikt, is de dagvaardingsprocedure van toepassing.
De verzoekschriftprocedure begint met het door verzoeker indienen van het verzoekschrift, art. 278
Rv.
De verweerder kan op het verzoekschrift reageren door het indienen van een verweerschrift (art.
282 Rv). De rechter kan een mondelinge behandeling gelasten (art. 279 Rv). Ten slotte doet de
rechter uitspraak in een zogenoemde beschikking (art. 261 e.v. Rv).
5. De procedure bij de burgerlijke rechter
Het geding is bij de rechtbank aanhangig vanaf de dag van de dagvaarding, zo bepaalt art. 125 Rv.
,Het eerste schriftelijke stuk van het geding is de dagvaarding. Als gezegd staat daarin de eis met de
gronden waarop deze berust. Hij wordt daarom ook aangeduid als conclusie van eis.
Op de eerste roldatum (zitting) bepaalt de rechter een volgende roldatum. Op die dag kan de
advocaat van gedaagde op de dagvaarding reageren. Dat gebeurt schriftelijk in de zogenoemde
conclusie van antwoord (art. 128 lid 2 Rv). In de conclusie van antwoord brengt gedaagde al zijn
verweren tegelijk naar voren.
Verder vermeldt de conclusie van antwoord de bewijsmiddelen waarover gedaagde kan beschikken.
Art. 131 Rv schrijft voor dat de rechter binnen twee weken na het indienen van de conclusie van
antwoord een verschijning van partijen ter terechtzitting moet bevelen, tenzij hij oordeelt dat de
zaak daarvoor niet geschikt is. Deze zitting wordt de comparitie na antwoord genoemd.
Als tijdens de comparitie een schikking tot stand komt, is het proces ten einde. De rechter maakt dan
een proces-verbaal op. Als de rolrechter geen comparitie na antwoord heeft gelast omdat de zaak
daarvoor niet geschikt is, of als een comparitie geen schikking heeft opgeleverd, wordt de procedure
voortgezet.
De rechter kan echter ook besluiten partijen eerst ngo tot een volgende conclusiewisseling toe te
laten. De advocaat van eiser zal dan op een volgende roldatum op de conclusie van antwoord
reageren in de zogenoemde conclusie van repliek.
De advocaat van gedaagde kan daarop weer antwoorden in de zogenoemde conclusie van dupliek
(art. 132 Rv).
Gedaagde is over het algemeen bevoegd in zijn conclusie van antwoord een tegenvordering in te
stellen. Deze vordering wordt de eis in reconventie genoemd (art. 136 Rv) en moet tegelijk met de
conclusie van antwoord worden ingesteld (art. 137 Rv).
Na de conclusiewisselingen is het schriftelijk gedeelte van het proces gewoonlijk ten einde. Partijen
hebben nu de keuze om bij monde van hun advocaat pleidooien te houden of de rechter te vragen
om vonnis te wijzen.
Na dit alles kan de rechtbank vonnis wijzen. De uitspraak die de rechtbank doet, is een tussenvonnis
of een eindvonnis. De rechtbank doet einduitspraak als zij nader bewijs van de stellingen van partijen
niet nodig vindt (art. 166 Rv).
5.1 Het bewijs
Als hoofdregel geldt in het bewijsrecht dat wie zich beroept op rechtsgevolgen van door hem
gestelde feiten of rechten, deze ook moet bewijzen (art. 150 Rv). Wie stelt moet bewijzen.
Alleen betwiste feiten moeten worden bewezen (art. 149 lid 1 Rv).
Bewijs kan worden geleverd door alle middelen (art. 152 lid 1 Rv).
Op welk moment moet je je bewijs aanbieden? Bij de dagvaarding = bewijsaanbod.
Afwijkende regels bewijslastverdeling:
- Omkering bewijslast volgens de wet (bv. art. 6:169 lid 2 BW)
- Wettelijk vermoeden (art. 2:248 BW)
- Jurisprudentieel vermoeden
- Rechterlijk vermoeden (rechter kan bepalen)
- Verzwaarde motiveringsplicht
Bv. bij een beroepsfout (van een arts). Zijn verweer moet dan veel uitgebreider zijn, omdat er
verhouding is tussen ondeskundig slachtoffer en deskundige.
, Dus procedure bij de burgerlijke
Dagvaarding
rechter
Conclusie van antwoord
Comparitie na antwoord
Schikking Vonnis Conclusie van repliek
Conclusie van dupliek
Vonnis
5.2 Het vonnis
De eis moet in het openbaar worden uitgesproken (art. 28 lid 1 Rv). Na de uitspraak moet het vonnis
aan de wederpartij worden betekend door de deurwaarder. Vervolgens kan het in geheel Nederland
ten uitvoer worden gelegd (art. 430 Rv).
Ieder vonnis moet een motivering bevatten (art. 121 Grondwet en art. 30 Rv).
Uitspraken van de burgerlijke rechter kunnen de volgende inhoud hebben:
1. Nietigheid van de dagvaarding
Wordt uitgesproken als de dagvaarding niet voldoet aan de daaraan in de wet gestelde eisen
en als degene voor wie de dagvaarding is bestemd, daardoor onredelijk wordt benadeeld
(art. 65 e.v. Rv).
2. Onbevoegdheid van de vordering kennis te nemen
Art. 42 Wet RO. In art. 93 e.v. Rv is precies omschreven in welke burgerlijke zaken de
kantonrechter bevoegd is.
3. Niet-ontvankelijkheid van eiser
Eiser kan om verschillende redenen niet ontvankelijk zijn in zijn vordering:
a. Er staat een andere rechtsgang open
b. Als het door hem gestelde niet tot toewijzing van de vordering kan leiden
c. Als hij bij zijn vordering geen of onvoldoende belang heeft.
4. Afwijzing van de vordering
Als de rechter geconstateerd heeft dat de dagvaarding geldig, hijzelf bevoegd en eiser
ontvankelijk is, zal hij de vordering afwijzen indien eiser niet en/of gedaagde wel in het hem
opgelegde bewijs is geslaagd.
5. Toewijzing van de vordering
Het voornaamste rechtsgevolg van het vonnis is het zogenoemde gezag van gewijsde. Het
gezag van gewijsde is de definitieve binding tussen partijen die van het eindvonnis uitgaat.
Het betekent dat door het vonnis is komen vast te staan hoe de omstreden rechtsverhouding
tussen partijen en voortaan luidt en waartoe partijen over en weer voortaan zijn verplicht of
gerechtigd.
Gezag van gewijsde ontstaat pas al een vonnis kracht van gewijsde heeft gekregen. Een
rechterlijke uitspraak gaat in kracht van gewijsde als de gewone rechtsmiddelen tegen het
vonnis – verzet, hoger beroep en cassatie – zijn uitgeput (art. 334 Rv).
6. Het kort geding
De wet biedt een speciale versnelde procedure voor geschillen waarin een spoedeisend belang van
eiser een onmiddellijke voorziening bij voorraad vordert: het kort geding (art. 254 e.v. Rv).
Deze wordt ingesteld bij de voorzieningenrechter.
De uitspraak in kort geding is een voorlopige voorziening: de rechter geeft slechts zijn voorlopig
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller hedybulten. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.81. You're not tied to anything after your purchase.