100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Oefenvragen Europees recht $3.24   Add to cart

Other

Oefenvragen Europees recht

2 reviews
 301 views  5 purchases
  • Course
  • Institution
  • Book

Oefenvragen Europees recht met antwoorden. Hoofdstuk 1 t/m 10.

Preview 3 out of 22  pages

  • January 29, 2019
  • 22
  • 2018/2019
  • Other
  • Unknown

2  reviews

review-writer-avatar

By: esmeraybeautyhouse • 2 year ago

review-writer-avatar

By: nicoladaniela • 3 year ago

avatar-seller
Europees recht – oefenvragen
Hoofdstuk 1

1. Leg uit wat de plek van de Europese Unie is binnen het internatonale recht.
 De Europese Unie is een gouvernementele organisate die is opgericht volgens de regels
van het internatonale recht.

2. Leg uit wat een intergouvernementele organisate is.
 Intergouvernementeel betekent tussen de staten. Bij een intergouvernementele
organisate nemen de lidstaten gezamenlijk beslissingen. Over het algemeen wordt er
gestemd op basis van unanimiteit.

3. Leg uit wat het begrip supranatonaal betekent.
 Supranatonaal betekent boven de natess ofewel: boven de lidstaten.

4. Leg uit wat een supranatonale organisate is.
 Een supranatonale organisate staat boven de lidstaten. De lidstaten hebben een
gedeelte van hun soevereiniteit overgedragen. De organisate is bevoegd beslissingen te
nemens ook als een van de lidstaten het er niet mee eens is.

5. Geef aan wat het verschil is tussen een supranatonale en een intergouvernementele
organisate met betrekking tot soevereiniteitsoverdracht.
 Bij een intergouvernementele organisate dragen de lidstaten nagenoeg geen
soevereiniteit over. Bij een supranatonale organisate gebeurt dit wel.

6. Geef aan wat het verschil is tussen een supranatonale en een intergouvernementele
organisate met betrekking tot de besluitvorming.
 Bij een supranatonale organisate kan een besluit genomen op basis van een
(gekwalifceerde) meerderheid van stemmen. Bij een intergouvernementele organisate
kan er alleen een besluit genomen worden als alle lidstaten het ermee eens zijn.

7. Leg uit wat een ngo is.
 Een ngo is een non-gouvernementele organisate. Deze organisate is niet opgericht door
staten maar door personen die en bepaald doel nastreven.

8. Geef aan wat het verschil tussen een ngo en een gouvernementele organisate met
betrekking tot de leden van de organisate.
 Van een gouvernementele organisate kunnen alleen staten lid zijn. Staten kunnen juist
geen lid zijn van een ngo.

9. Leg uit wat het begrip staatssoevereiniteit inhoudt.
 Het begrip staatssoevereiniteit houdt in dat de staat de ulteme beslissingsbevoegdheid
heef op het eigen grondgebied.

10. Geef aan op welke twee manieren staatssoevereiniteit beperkt kan worden.
 Een staat kan vrijwillig soevereiniteit beperken door een gedeelte over te dragen aan
bijvoorbeeld een internatonale organisate als de EU. De soevereiniteit kan ook
onvrijwillig beperkt worden doordat een andere staat de macht overneemt.

, 11. Noem de drie onderdelen van de interne markt.
 De interne markt bestaat uit het vrij verkeers het verbod op staatssteun en regels ter
bescherming van de eerlijke mededinging.

12. Noem drie voordelen van de interne markt.
 Tot de voordelen van de interne markt behoren onder meer:
1. Uitbreiding van de keuzemogelijkheden voor de consument
2. Prijsdalingen
3. Stjging van het algemeen welvaartsniveau.

13. Noem twee nadelen van de interne markt.
 Tot de nadelen van de interne markt behoren onder meer:
1. Meer concurrente voor bedrijven waardoor de producte zich naar landen verplaatst
met een lager loonniveau.
2. Afankelijkheid van andere landen en/oof regioss door verregaande specialisate in
het producteproces.

14. Geef aan wat het gelijkheidsbeginsel inhoudt.
 Discriminate op grond van natonaliteit is verboden. Gelijke gevallen moeten gelijk
worden behandeld. Ongelijke gevallen moeten ongelijk worden behandeld.

15. Geef aan wat het evenredigheidsbeginsels ook wel het proportonaliteitsbeginsel genoemds
inhoudt.
 Het proportonaliteitsbeginsel houdt in dat voor het bereiken van een doel altjd het
minst ingrijpende middel moet worden gekozen.

16. Een Nederlandse regeling verbiedt Spaanse werknemers om in Nederland te wonen en te
werken. Geef aan met welk beginsel deze regeling in strijd is. Geef daarbij aan wat de
rechtsbasis van dit beginsel is.
 De regeling is in strijd met het gelijkheidsbeginsels art. 18 VwEU.

Hoofdstuk 2

1. Geef aan welke instelling de hoogste instelling is binnen de EU.
 De Europese Raad is de hoogste instelling.

2. Leg uit wat de taak is van de Europese Raad binnen de EU.
 De Europese Raad stelt de algemene politeke beleidslijnen en verdragen vast.

3. Leg uit welke belangen de Raad vertegenwoordigt in het besluitvormingsproces in de EU.
 De Raad behartgt de belangen van de lidstaten.

4. Geef aan welke belangen de Europese Commissie behartgt in het besluitvormingsproces in
de EU.
 De Europese Commissie behartgt de belangen van de EU als geheel.

5. Geef aan welke taken de Europese Commissie heef en wat deze taken inhouden.
 De Commissie heef een wetgevendes een uitvoerende en een controlerende taak.
1. De Europese Commissie heef samen met de Raad en het EP een wetgevende taak.
Gezamenlijk werken ze de algemene beleidslijnen uit in meer specifeke wetgeving.

, 2. Het uitvoeren van de begrotngs het uitvoeren van beleidsprogrammass en het
vertegenwoordigen van de EU in relates met derde landen vormen gezamenlijk de
uitvoerende taak van de Commissie.
3. De controlerende taak van de Europese Commissie houdt in dat de Commissie
toeziet op de naleving van het Europese recht door de lidstaten en dat zij controleert
of ondernemingen zich aan het mededingingsrecht houden.

6. Leg uit hoe de samenstelling van de Raad wordt bepaald.
 In de Raad worden de lidstaten vertegenwoordigd door ministers. Welke minister een
lidstaat vertegenwoordigts hang van het onderwerp af.

7. Leg uit welke belangen het Europees Parlement binnen de EU behartgt.
 Het EP behartgt de belangen van de (Europese) burgers.

8. Noem drie taken van het EP
 Het Parlement heef een rol bij de totstandkoming van de begrotngs heef een
wetgevende taak en moet nieuwe Commissarissen goedkeuren.

9. Noem drie procedures waarin het Hof van Justte het Europese recht moet uitleggen of
toepassen.
 De prejudiciële procedures het vernietgingsberoep en de verdragsschendingsprocedure.

10. Geef aan bij welke rechtelijke instante de Europese of de natonale rechter een burger
terecht kan als art. 18 VwEU wordt geschonden.
 De burger kan naar de natonale rechter.

11. Leg uit wat de prejudiciële procedure inhoudt.
 De prejudiciële procedure maakt het mogelijk dat een natonale rechter een vraag kan
stellen aan het Hof. De natonale rechter kan dit doen als hij niet weet hoe het Europese
recht uitgelegd of toegepast moet worden. De zaak wordt dan geschorst. Zodra de vraag
is beantwoords beslist de rechter op basis van het antwoord van het Hof.

12. Geef aan wat het doel is van de prejudiciële procedure.
 Uniforme uitleg van het Europees recht.

Hoofdstuk 3

1. Geef aan wat wordt verstaan onder primair Europees recht.
 De verdragen van de Europese Unie (VwEU en VEU) en het Handvest van de
Grondrechten.

2. Geef aan wat wordt verstaan onder secundair Europees recht.
 De wetgevingshandelingen uit art. 288 VwEU: verordeningens richtlijnens besluitens
adviezen en aanbevelingen.

3. Let uit wat het verschil is tussen een verordening en een richtlijn.
 Een richtlijn is een instructe aan lidstaten en moet daarom worden omgezet in natonaal
recht. Een verordening mag juist niet worden omgezet en heef directe werking.

4. Geef aan welke vorm van secundaire wetgeving kan zijn aan adressaten.
 Besluiten.

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Sharonrechten. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $3.24. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

60904 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$3.24  5x  sold
  • (2)
  Add to cart