Het ecosysteem stad
Fotosynthese: het maken van glucose met behulp van zonlicht uit CO 2 en H2O
CO2 en H2O zijn voorbeelden van anorganische stofen stofen zonder energierijke C-H
verbindingen
o ook de mineralen die de planten uit de bodem halen, zijn anorganisch
Glucose is een voorbeeld van een organische stof en heef energierijke C-H bindingen
Chemosynthese: het maken van organische stofen zonder gebruik te maken van licht als
energiebron er wordt gebruik gemaakt van chemische energie die vrijkomt bij de oxidate van
anorganische stofen als H2S, NH4+ en NO2-. door bijvoorbeeld zwavel, nitriet en nitraatbacteriën)
Foto-autotrofe organismen: organismen die met behulp van lichtenergie organische stofen maken
uit anorganische stofen.
Chemo-autotrofe organismen: organismen die met behulp van chemische energie i.p.v. lichtenergie)
organische stofen maken uit anorganische stofen
Heterotrofe organismen: de consumenten bijvoorbeeld mens) die gebruik maakt van organische
stofen in voedsel gebruiken het als brandstof, voor celprocessen en warmte komt vrij)
Foto- en chemo-autotrofe organismen zijn de producenten van het ecosysteem. Zij leggen energie vast in
organische verbindingen. Tijdens hun leven verdwijnt een deel aan warmte. Consumenten gebruiken de energie
uit de organische verbindingen van hun voedsel voor hun levensverrichtngen. De reducenten zorgen door het
afbreken van organische stofen naar anorganische stofen ervoor dat de laatste hoeveelheid energie het
ecosysteem verlaat. (zie binas tabel 93A1)
Tekst bij bron 2 uit Nectar Hoofdstuk 12 blz. 10
Microklimaat: in de stad wijkt het af van het klimaat in de omgeving: lokale omstandigheden zijn
anders dan je op grond van het klimaat zou verwachten. onderstaande voorbeelden zijn
voorbeelden van abiotische factooeee)
De bodem is droger water wordt makkelijker afgevoerd dan op plateland
Weinig wind want de huizen breken de wind
o Warmte en afvalstofen verdwijnen moeilijker uit de stad
Rond fats wel wind door luchtstuwing
De stad selecteert
Soorten dieren verdwijnen uit de stad omdat leefomgeving ongunstg is geworden door bouw van
huizen, parken en wegen. De tolerantegrenzen voor een bepaalde abiotsche factor zijn dan
overschreden. Vleermuizen kunnen bijvoorbeeld niet tegen UV-straling van lantaarnpaal)
De biodiversiteit neemt sterk af in steden
Toch kan de stad ook kansen bieden als het microklimaat gunstger is dan in omgeving en er is
genoeg voedsel trekken dieren naar de stad.
Een stad is gevarieerd drukken en rustge wegen, parken, tuinen, vijvers en wegbermen
Ook in de hoogte is er variate: zolders van huizen voor muizen, de kelder aan spinnen en het
riool aan raten
Grote verscheidenheid aan habitats en niches aantal soorten in stad kan groot zijn
o De biodiversiteit van de stad neemt eigenlijk altjd toe niet het aantal soorten maar
het verschil in genetsche diversiteit)
, Biologie Nectar Hoofdstuk 17 Collin Nijboer
Gradiëntecosysteem: een ecosysteem waarvan de abiotsche factoren vanaf de ene kant naar de
andere kant van het ecoysteem geleidelijk veranderen. buitenwijk)
Vanaf steden neemt warmte en bebouwing af en wordt het vochtgehalte van de bodem
hoger. zulke geleidelijke veranderingen heten gradiënten)
Adaptate: een verandering in bouw of gedrag van een soort, waardoor deze beter aangepast is aan
de heersende milieufactoren. Adaptate in de bouw van soorten kan enige tjd duren. Het duurt
generates voordat dieren zijn aangepast in vorm. Adaptate in gedrag gaat sneller: dieren leren van
elkaar
Exoot: diersoort dat oorspronkelijk niet in een bepaald gebied voorkwam, maar zich er nu heef
gevestgd.
Fitness: het vermogen om bepaalde allelen door te geven aan de volgende generate
Flessenhalsefect: de verandering in allelfreuuentes na een ramp waarbij het aantal
individuen/allelen sterk is afgenomen genetsch minder divers
Door inteelt kunnen recessieve erfelijke aandoeningen ontstaan, wat de populate kwetsbaar maakt.
Genetc Drif: als dieren elkaar moeilijk kunnen vinden waardoor bepaalde allelen van deze dieren
verdwijnen uit de populate, waardoor deze nog meer verarmt.
Concurrente tussen dieren als twee soorten een overlappende habitat en niche hebben.
Kolonisate hangt af van bepaalde factoren: de afstand die dieren moeten afeggen om het gebied te
‘’ontdekken’’. Ook de concurrente is bepalend voor de snelheid van kolonisate.
Eilandtheorie: Binas tabel 93C
Legt een verband tussen de biodiversiteit en factoren als de groote en de afstand die ze
moeten afeggen.
Minder soorten op een klein eiland
Meer soorten op een eiland dichtbij
Extncte: het uitsterven van soorten
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller collinnijboer1. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.20. You're not tied to anything after your purchase.