100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Psychopthalogie samenvatting deeltentamen 1 $5.90
Add to cart

Summary

Psychopthalogie samenvatting deeltentamen 1

 5 views  0 purchase
  • Course
  • Institution

In de samenvatting zijn alle belangrijke begrippen meegenomen en dikgedrukt. Hoofdstuk 7, 8, 9, 10 (ook bipolaire stoornis), 11, 12, artikel Roefs et al. & H14. Roefs et al is deel in het Engels. Ik heb zelf voor dit tentamen een 8.8 gehaald.

Preview 4 out of 38  pages

  • April 22, 2024
  • 38
  • 2023/2024
  • Summary
avatar-seller
Samenvatting psychopathologie (deeltentamen 1)

Hoofdstuk 7 CGT
CGT is effectief gebleken bij verslaving, depressie, angststoornissen,
persoonlijkheidsstoornissen en eetstoornissen.

Het bestaat uit een cognitief en gedragtherapeutisch component. Gedrag bepaald namelijk
ook hoe iemand zich voelt, als ook cognities spelen een rol in gevoel en gedrag. Bij de
gedragstherapeutische component leert de cliënt om met beter en passend gedrag te
reageren. Bij het cognitieve component leren cliënten hoe zij hun disfunctionele gedachten
en overtuigingen kunnen identificeren, evalueren en veranderen.

CGT is een paraplubegrip geworden, er zijn namelijk verschillende stromingen binnen CGT
(schema, derde generatie, etc.), de vorm verschilt (individueel, groep, koppel?), en
specifieke vormen voor specifieke psychopathologie zijn ontwikkeld.

7.1
Gedragstherapie ontstond in de jaren 50 in reactie op psychoanalyse en groots gemaakt
door Eysenck. Aanname is dat gedrag is aangeleerd door middel van conditionering. Hierbij
kan onderscheid worden gemaakt tussen klassieke conditionering (stimulus/respons-
stimulus-stimulus leren (ook wel associërend leren)) en operante conditionering (leren van
gevolgen van gedrag).
Het gedrag kan ook uitdoven. Bij klassieke conditionering kan dit gedaan worden door
telkens de geconditioneerde stimulus aan te bieden zonder dat de geconditioneerde respons
daarop volgt = extinctie.
GT werd een succes omdat de effectiviteit duidelijk meetbaar en observeerbaar was.

Echter was er ook kritiek dat bij het buiten beschouwing laten van mentale processen
(gedachten, interpretaties, opvattingen) er belangrijke processen gemist worden →
cognitieve revolutie.

Belangrijkste grondleggers zijn Aaron Beck en Albert Ellis. Die van Beck zijn het meest
invloedrijk gebleken en worden nog steeds toegepast in de klinische praktijk. Kern van zijn
theorie is dat het meer gaat om hoe iemand zijn ervaringen interpreteert en niet zo zeer
gaat over de ervaring zelf. De cognitieve benadering kent vier niveaus van cognities:
1. Basisschema’s: meest fundamentele cognitief niveau. Zijn opvattingen die iemand
over zichzelf heeft, over de wereld en de toekomst. Zijn impliciet (i.e., mensen zijn
niet te vertrouwen)
2. Conditionele assumpties: zijn veronderstellingen over oorzaak-gevolg relaties.
Manifesteren zich vaak als ‘als…dan’ stelling.
3. Strategische ideeën: zit op het grensvlak van opvattingen en gedrag. Gaat over
opvattingen die mensen hebben over hoe zij gevaren het beste het hoofd kunnen
bieden en goede dingen kunnen bereiken. Worden ook wel leefregels genoemd.
4. Automatische gedachten: is het meest toegankelijk niveau. Zijn gedachten die meer
bewust door iemand hoofd heen gaan. Bijv. het is verschrikkelijk als er ingebroken
wordt…. Ik moet de voordeur controleren. Via de tussenliggende niveaus worden
deze aangestuurd door de basisschema’s.

,Volgens Beck zijn bepaalde basisschema’s hyperactief geworden en de informatieverwerking
zijn gaan domineren bij psychopathologie. Hierdoor zijn er vertekeningen in de interpretatie
ontstaan.

CT wil de hypervalentie van deze basisschema’s aanpakken. Is echter moeilijk door
confirmation bias: enkel aandacht die strookt met het schema en minder/geen aandacht
voor tegenstrijdige informatie.

Bij CT gaat het om de hot cognitions: de opvattingen die nauw verbonden zijn met negatieve
gevoelens en disfunctionele gedragingen.

Begin jaren 90 werd CGT geïntroduceerd, er werd gezien dat GT en CT elkaar aanvulden.
Deze stroming benadrukt het samenspel van gebeurtenissen, gevoelens, gedragingen en
gedachten.  maakt dus niet zoveel uit waar je begint, dit geeft dan ook ruimte.

7.2
Basisprincipes van CGT:
- Het is probleem-georiënteerd en legt de nadruk op het heden.
- Het is kortdurend en afgebakend
- Het benadrukt de samenwerking tussen cliënt en therapeut. De relatie is een
situationele voorwaarde voor het op gang brengen van een leerproces.
- Het vraagt om een actieve houding van zowel cliënt als therapeut
- CGT-sessies zijn gestructureerd
- Registratie is een essentieel onderdeel van de behandeling. Bij registratie kan
gedacht worden aan het bijhouden van gedachtenformulieren, dagboeken,
aantekeningen etc. Ook worden coping cards ingezet: kleine kaartjes waar de
belangrijkste conclusie van de therapie op worden genoteerd. Beide zijn van belang
om inzicht te verkrijgen, het wordt beter opgeslagen in het geheugen, de cliënt heeft
op het einde een persoonlijk naslagwerk.
- Het leert de cliënt zijn eigen te therapeut te zijn
- CGT legt expliciete nadruk op terugvalpreventie  ook wel derde pijler van CGT
genoemd
- CGT ziet psychopathologie als een extreme vorm van normaal gedrag

7.3
Binnen het CGT kader is er aandacht voor classificerende, beschrijvende en verklarende
diagnostiek.
Tijdens de diagnostische fase probeert de therapeut een zo duidelijk mogelijk beeld te
krijgen van het probleem(gedrag), de omstandigheden dit voorkomt, de cognities die
hiermee samenhangen, ontstaansgeschiedenis, instandhoudende factoren en
beschermende factoren.



Dit kan de therapeut doen aan de hand van verschillende informatiebronnen:
- Klachten anamnese

, - Semigestructureerde interviews
- Vragenlijsten en tests. Er zijn verschillende vragenlijsten die veel voorkomen. De
Positive en negative affect scale brengt de aanwezigheid en intensiteit van emoties
in kaart. Ook zijn er vragenlijsten die inzicht kunnen brengen in het gedrag zoals
Pleasent events schedule: meet hoe vaak iemand plezierige (bekrachtigende)
activiteiten onderneemt, hoe competent iemand zich daarbij voelt, en hoeveel
plezier hij/zij daaraan beleeft. Ook bestaan er vragenlijsten die disfunctionele
automatische gedachten en opvattingen uitvragen, zoals de Dysfunctional attitude
scale: meet in 40 items de aanwezigheid en intensiteit van diverse disfunctionele
opvattingen die vatbaarheid voor psychopathologie vergroten. De meest gebruikte
vragenlijst om schema’s in kaart te brengen is de Young schema Questionaire: meet
18 vroeg ontstaande disfunctionele schema’s met thema’s als verlating, misbruik, en
zelfopoffering. Er bestaat een lange versie (230 items) en een korte (90 items). Er
bestaan ook andere manieren om dergelijke dingen vast te stellen, maar deze
worden met name in wetenschappelijk onderzoek gebruikt, bijv. het stroop-
paradigma, geheugentaken, speciale computertaken voor emotiol reasoning en
confirmation bias.
- Gedragsobservatie door cliënt, met behulp van (gestructureerde)
dagboekformulieren.
- Eigen observaties
- Informatie van derde (heteroanamnese)

De verkregen informatie (dmv de bovenstaande technieken) kan de therapeut gebruiken om
een zorgvuldige analyse te maken van de verschillende probleemgebieden, ook wel de
probleemanalyse genoemd. Het is waardevol om een onderscheid te maken in de micro- en
macroanalyse.
Bij een macroanalyse (holistische theorie) worden probleemgedragingen met een
vergelijkbare functie geclusterd en worden er hypothese opgesteld over de causale relaties
tussen clusters. Hierdoor kan de centrale problematiek worden opgespoord en gekeken
worden welke het eerst aangepakt dient te worden. Het is van belang om dit zorgvuldig met
de cliënt te bespreken en overleggen met betrekking tot behandeldoelen en -volgorde.
Bij een microanalyse (functieanalyse) wordt het gedrag binnen een specifiek
probleemgebied geanalyseerd. Hierbij wordt eerst stilgestaan bij de ontstaansgeschiedenis
van het probleem en vervolgens bij de instandhoudende factoren. Dus welke
omstandigheden en stimuli lokken dit gedrag uit? Welke factoren bekrachtigen dit gedrag?
Welke reactie treedt op?

De casusconceptualisatie kan gebruikt worden om een beeld te verkrijgen van disfunctionele
gedachten en schema’s die een rol spelen bij het probleem. De therapeut gebruikt de eerder
verkregen informatie hiervoor. De therapeut stelt op basis hiervan hypotheses op over de
functionele en disfunctionele schema’s van de cliënt. Vragen die van belang zijn hierbij zijn;
- Hoe sterk houdt de cliënt vast aan het schema? Druk de kracht van de overtuiging uit
in percentages
- Hoe essentieel vindt de cliënt het schema voor zijn overleving, veiligheid en
welbevinden?
- In hoeverre is de cliënt in staat het schema in twijfel te trekken?
- Hoe hebben vroegere leerervaringen de vorming van het schema beïnvloed?

, - Hoe vroeg in de levensgeschiedenis is het schema geïnternaliseerd?

7.4 behandeling
In deze fase worden behandeldoelen opgesteld, afspraken gemaakt over de duur en de
frequentie van de therapie. Vervolgens legt de therapeut het idee achter de therapie, ook
wel rationale, voor aan de cliënt. Daarna kan gestart worden met veranderingsgerichte deel
van de therapie.
Er zijn verschillende (en vaak gecombineerde) technieken die gebruikt kunnen worden om
verandering te bewerkstelligen:
- Operante technieken: gewenst gedrag wordt bekrachtigd en ongewenst gedrag
bestraft om dit gedrag uit te doven. Een voorbeeld hiervan is de Token economy:
meestal in langdurige klinische settings. De therapeut verstrekt tokens voor gewenst
gedrag als bekrachtiging. Deze tokens kunnen dan ingewisseld worden voor objecten
en gunsten (wandelingen buiten de instelling, snoep, geld, etc.). bij ongewenst
gedrag wordt er geen token gegeven om zo het gedrag uit te doven. Is een
onmiddellijke bekrachtiger. Een ander voorbeeld is gedragsactivatie bij depressieve
stoornissen: is een indirecte manier van bekrachtigen. Gebaseerd op het model van
Lewinsohn. Plezierige activiteiten zijn hier de bekrachtiger en daardoor nemen de
depressieve gevoelens af.




Om inzicht te krijgen in plezierige activiteit zal er een dagboek worden bijgehouden,
waarin activiteiten, gevoelens en plezier tijdens die activiteiten worden bijgehouden.
Vervolgens worden deze activiteiten opgeschroefd en van tevoren gepland en
uitgevoerd zelfs bij een mindere stemming (stemmingsonafhankelijk plannen).
- Exposure: cliënt wordt blootgesteld aan stimuli en situaties die spanning en angst
oproepen en die zij geneigd zijn te vermijden. Dit kan in vivo (lijfelijk) of in vitro
(blootstelling in de verbeelding, ook wel imaginaire exposure) gedaan worden. Dit
kan gradueel gedaan worden, oftewel stapsgewijs met steeds spannendere
situaties/stimuli. Ook kan het willekeurig of meteen gekozen worden voor de meest
gevreesde (flooding). Dit kan bijvoorbeeld bij trauma of rouw ingezet worden, in

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller murielwever. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $5.90. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

53340 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$5.90
  • (0)
Add to cart
Added