7.1 Voor- en nadelen planning
Voordelen:
- Planning coördineert de activiteit. Met een planning kan je efficiënter en effectiever op een bepaald
doel afstreven.
- Planning is stimulans om vooruit te denken. Bij het maken van de planning moet een manager
vooruit denken.
- Planning verhoogt de participatie van de medewerkers. Het samenstellen van een planning moet
samen met de andere medewerkers. Waardoor ze ook sneller geneigd zijn dit te realiseren.
- Planning vormt de basis voor effectieve controle en beheersingsmechanisme. Er moet gecontroleerd
worden of de planning lukt.
Nadelen:
- Het maken van planning kost tijd en geld.
- Een planning kan leiden tot verstarring. Er loopt iets niet zoals gepland, waardoor de planning niet
meer lukt.
7.2 Soorten plannen
2.1. Tijdspanne
Er zijn verschillende soorten planningen:
1. strategische planning 5/10 jaar
2. tactische planning 1/5 jaar
3. operationele planning 0/1 jaar
2.2. Top-downplanning of bottom-upplanning
Top-downbenadering:
a. de concernleiding bepaalt de doelstellingen
b. de directies bepalen de globale plannen
c. de concernleiding keurt de globale plannen goed
d. de diverse afdelingen moeten de tactische uitvoering van de strategie bepalen
e. de tactische plannen moeten goedgekeurd worden door de top
f. de goedgekeurde plannen worden gebruikt als uitgangspunt voor de operationele kort
termijnplanning.
Bottom-up planning
a. de afdelingen komen zelf met toekomstplannen
b. de top van de organisatie keurt de plannen goed
c. de afdeling gaat de gewijzigde toekomstplannen uitwerken
d. na goedkeuring door de leiding worden de uitgewerkte plannen uitgewerkt.
Met een bottom-up planning voelen de medewerkers zich meer begaan met de organisatie. Hierdoor
zijn ze meer gemotiveerd om de plannen uit te voeren.
7.3 criteria voor effectieve plannen
- Plannen moeten specifiek en meetbaar zijn.
- Plannen moeten zich richten op kerngebieden.
- Plannen moeten uitdagend en realistisch zijn.
,- Plannen moeten zich richten op een specifieke periode.
- Er kan een vorm van prestatiebeloning zijn.
7.4 besluitvorming
Besluitvorming is het proces waarbij men op een bepaald moment bewust kiest uit een aantal
alternatieve handelwijzen op een probleem op te lossen.
4.1. Typen beslissingen
Geprogrammeerde beslissingen zijn beslissingen die men routinematig neemt en waarbij men goed
bekend is met de materie van het probleem.
Niet-geprogrammeerde beslissingen zijn niet van te voren te structureren of te programmeren,
omdat ze betrekking hebben op een unieke situatie.
4.2 besluitvormingscondities
Zekerheid Besluitvormers zijn volledig geïnformeerd over een probleem, de alternatieve
oplossingen en de resultaten van de alternatieven.
Risico De besluitvormers moeten zich baseren op incomplete, maar wel betrouwbare informatie.
Ook zijn de uitkomsten van de alternatieven niet goed bekend. Er wordt gekozen voor het alternatief
met de hoogste kans van slagen. Dit is de Bayesiaanse statistiek.
Onzekerheid de besluitvormers hebben weinig tot geen informatie over de kans op de mogelijke
uitkomsten van de alternatieven.
Fuzzyness de besluitvormers weten zelf de mogelijke uitkomsten van de alternatieven niet.
4.3 besluitvormingsproces
1. Identificatie en verificatie van het probleem.
Het is belangrijk om het probleem juist te definiëren omdat er anders een verkeerde weg ingeslagen
wordt.
2. Genereer alternatieven
3. Evalueer de alternatieven
4. Selecteer het beste alternatief
5. Implementeer het gekozen alternatief
6. Evalueer de beslissing
4.4 besluitvormingsmodellen
1. rationele besluitvormingsmodel
Dit gaat ervan uit dat managers logische, rationele en economische wezens zijn die beslissingen
nemen die in het belang van de organisatie zijn.
Hierbij moet de manager volledig geïnformeerd en handelt in een situatie van volledige zekerheid.
Hierdoor kiest hij voor het beste alternatief.
2. beperkt-rationele besluitvormingsmodel
Dit gaat ervan uit dat mensen niet altijd logische en rationele beslissingen nemen. Hierbij horen
begrensde rationaliteit, dit betekent dat ze niet altijd alternatieve kunnen of willen bedenken. En
tevredenheidsstellingen, dit betekent dat men kijkt naar de eerste de beste oplossing die menen
tevreden stelt.
Hierbij is de manager niet goed geïnformeerd en opereert in een toestand van fuzzyness. Ook neemt
de beslisster genoegen met het eerste alternatief.
, 3. vuilnisvatmodel voor besluitvorming
Dit is als een organisatie continue in de problemen komt waardoor het management voortdurend
prioriteiten moet stellen. Ook zijn er telkens andere groepen met andere inzichten die een probleem
oplossen.
4. het politieke besluitvormingsmodel
Bij het politieke besluitvormingsmodel zijn er verschillende partijen die baar hebben bij verschillende
uitkomsten en dus baat hebben bij verschillende beslissingen.
4.5 factoren die de besluitvorming beïnvloeden
Emoties
Stres door verkeerde beslissingen ontstaat er stres en komt er nog meer stres.
Framing als er alleen positieve informatie wordt gegeven en niet de negatieve kant.
Escalatie en verbondenheid als iemand ooit al een verkeerde beslissing heeft gemaakt en dit niet
wil toegeven. Waardoor hij weer een verkeerde beslissing maakt.
Intuïtie Een beslisser neemt een keuze zonder dit te redeneren.
Zelfverzekerdheid
4.6 besluitvorming in groepen
1. nominale groepstechniek
Dit is een gestructureerde vergadertechniek die discussies en communicatie beperkt tijdens de
besluitvormingsfase. Deze verloopt als volgt:
- groep komt bijeen om het probleem op te lossen.
- iedereen schrijft zijn eigen oplossing op een blaadje.
- iedereen deelt zijn eigen oplossing mee aan de groep. Deze worden niet besproken
- er vindt een open discussie plaats om de alternatieven helder te krijgen.
- er vindt een geheime schriftelijke planning plaats.
- het best scorende idee wordt uitgekozen.
2. delphi-techniek
Hierbij hoeven leden van de groep niet bij elkaar te komen. Dit verloopt als volgt:
- Het probleem wordt geïdentificeerd.
- groepsleden geven onafhankelijk van elkaar oplossingen voor het probleem d.m.v. een
enquêteformulier.
- de formulieren worden verzameld waarna ieder groepslid deze te zien krijgt.
- daarna wordt er een nieuwe enquête gehouden, wat tot nieuwe ideeën lijdt.
- dit wordt net zolang herhaalt totdat iedereen het ermee eens is.
3. brainstormen
Hierbij kan iedereen lukraak en spontaan ideeën voorstellen, waarmee men een probleem kan
oplossen. Een aantal regels zijn daarbij van pas:
- Kritiek is verboden
- wilde ideeën worden gewaardeerd
- er zijn veel ideeën en oplossingen nodig waar later combinaties uit ontstaan.
Besluitvormingsregels bij groepsbesluiten
1. Vetorecht: iedereen heeft het recht om een beslissing tegen te houden.
2. Unanimiteitsregel: iedereen moet het er mee eens zijn.
3. Consensusregel: er moet een meerderheid zijn. en de minderheid moet er mee kunnen leven.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller anouk579. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $9.72. You're not tied to anything after your purchase.