ECONOMIE VAN DE MANAGEMENTWETENSCHAPPEN
Overheidsfinanciën – De Kam
Hoofdstuk 1 – Overheidsfinanciën
§1.1 – Een vak apart
Regering en parlementen stellen talloze regels vast om de samenleving te ordenen. Een
voorbeeld zijn belastingwetten. Die verplichten gezinnen en bedrijven een deel van hun
inkomen en winst aan de fiscus af te dragen.
• In Nederland bedragen de uitgaven van de overheid 43% van het bruto
binnenlands product (bbp).
Bij de studie van de openbare financiën draait het om de uitgaven, de inkomsten en de
schuldpolitiek van de overheid. Wat voor gevolgen hebben die voor de economie?
Daarnaast wordt de besluitvorming bestuurd. Hoe komen binnen de overheidsorganisatie
beslissingen met financiële gevolgen tot stand?
§1.2 – Overheid en publieke sector
De overheidsorganisatie in Nederland is opgebouwd uit verschillende bestuurslagen.
• Nationaal gezien vormt de centrale overheid (het Rijk) de hoogste bestuurslaag →
de ministers in Den Haag en hun uitvoeringsorganen.
• Provincies, gemeenten en waterschappen staan bekend als decentrale overheden
(of lagere overheden).
o Met name kleinere gemeenten maken onderling vaak gemeenschappelijke
regelingen, bijvoorbeeld voor het verzamelen van huishoudelijk afval.
Kenmerkend voor ‘de’ overheid is haar bevoegdheid dwingend bijdragen van gezinnen en
bedrijven te vorderen. De hoogte van die bijdragen staat los van het profijt dat
particuliere huishoudens van overheidsvoorzieningen hebben.
In een democratie ligt de beslissingsmacht over uitgaven en belastingen uiteindelijk bij
de volksvertegenwoordigers → het parlement, de gemeenteraad, de Provinciale Staten
en het waterschapbestuur.
• Het besluitvormingsproces waarbij wordt vastgesteld welke taken de overheid zal
uitvoeren en hoeveel daarvoor mag worden uitgegeven, heet het
budgetmechanisme.
• Tevens beslissen volksvertegenwoordigers hoe goedgekeurde uitgaven worden
gefinancierd → uit belastingen, via andere inkomsten van de overheid of door
leningen aan te gaan.
De publieke sector van de economie omvat meer dan het Rijk en de decentrale
overheden.
• Bij een ruime definitie omvat hij alle instanties waarvan de activiteiten grotendeels
uit de opbrengst van de belastingen en sociale premies (dus ‘collectief’) worden
gefinancierd (→ ministeries, onderwijsinstellingen, ziekenhuizen).
, • De omvang van de publieke sector wordt meestal gemeten via de collectieve-
uitgavenquote → de uitgaven van alle instellingen uit de sector gedeelte door de
waarde van het bbp.
o Het bbp → alle bij de productie binnen de landsgrenzen ‘toegevoegde
waarde’ samengeteld. Het gaat om de waarde die bedrijven en de overheid
toevoegen aan wat andere producenten al hebben voortgebracht. Het
grootste deel van het met de binnenlandse productie verdiende inkomen
gaat naar de werknemers (factor arbeid). De rest van het verdiende
inkomeng gaat naar de kapitaalverschaffers. Sociale uitkeringen en
pensioenuitkeringen vormen geen onderdeel van het bbp.
De quartaire sector omvat de publieke sector plus particuliere instellingen die noch
collectief noch uit marktprijzen worden betaald (kerken, vakbonden en verenigingen).
Tegenover de quartaire sector staat de marktsector, waarin ondernemingen hun
productieve activiteiten uit marktprijzen financieren.
§1.3 – Overheidsingrijpen: drie functies
Veel tekstboeken over overheidsfinanciën onderscheiden drie ‘functies’ van de
overheidsbemoeienis met de economie:
• Stabilisatiefunctie → een evenwichtige macro-economische ontwikkeling
• Allocatiefunctie → beïnvloeding van de samenstelling van de productie
• Verdelingsfunctie → een redelijke inkomensverdeling
§1.4 – Stabilisatiefunctie
De economie van een land kent afwisselend goede en slechte tijden. Perioden waarin de
economie op volle toeren draait (→ hoogconjunctuur) worden afgewisseld door perioden
waarin de bestedingen het tijdelijk laten afweten (→ laagconjunctuur).
• De stabilisatiefunctie houdt in dat de overheid probeert deze schommelingen in
het niveau van de economische bedrijvigheid (→ de conjunctuurcyclus) te
dempen.
o Om dat doel te bereiken kan de overheid via aanpassing van haar uitgaven
en belastingmaatregelen anticyclisch begrotingsbeleid voeren.
o Het begrotingsbeleid
heeft vaak de
conjunctuurbeweging
juist versterkt →
procyclisch
begrotingsbeleid.
• Recessie → als de economie
in twee opeenvolgende
kwartalen krimpt.
,Een belangrijke indicator voor de stand van de conjunctuur is de output gap.
• Output gap → de kloof (in procenten) tussen de feitelijke omvang van het bbp en
het structurele bbp.
o Structurele bbp → de omvang van de economie waarbij zowel de
bezettingsgraad van de productiecapaciteit als het
werkloosheidspercentage gelijk zijn aan hun evenwichtswaarden – de
verhoudingen tussen vraag en aanbod leiden niet tot spanningen in de
economie.
▪ Negatief output gap → werkloosheid is hoger dan
evenwichtswaarde en bezettingsgraad lager.
• Evenwichtswaarde van de werkloosheid → structurele
werkloosheid – sommige werklozen staan aan de kant door
gebrek aan vaardigheden of doordat werken voor hen
onvoldoende loont.
o Conjuncturele werkloosheid is de werkloosheid die
wordt veroorzaakt als gevolg van een
laagconjunctuur.
▪ Positieve output gap → bezettingsgraad hoger dan
evenwichtswaarde en werkloosheid lager dan evenwichtswaarde.
De conjunctuurcyclus ontstaat doordat de vraag naar goederen en diensten afwisselend
harder en minder hard groeit dan strookt met een productiegroei die past bij aanhoudend
evenwicht op markten voor goederen en arbeid.
• In een situatie van laagconjunctuur kan de overheid de binnenlandse bestedingen
stimuleren door haar eigen uitgaven op te voeren of door belastingen te verlagen.
Als gevolg van dit stimulerende beleid verslechtert het overheidssaldo, het saldo
van de begroting.
o Bij een hoogconjunctuur is er sprake van het tegenovergestelde.
Actief begrotingsbeleid van de overheid om de golfbeweging van de economieconjunctuur
te dempen hoeft niet succesvol te zijn. Soms hebben maatregelen pas effect wanneer de
economie al uit het conjuncturele dal herrezen is, waardoor de conjunctuur juist wordt
versterkt.
• Het verleden leert bovendien dat de overheidsfinanciën bij actief begrotingsbeleid
kunnen ontsporen door het gedrag van politici.
Gezien deze bezwaren tonen veel economen zich geen voorstander van discretionaire
maatregelen om de economische bedrijvigheid bij te sturen. Behalve bij een crisis, dient
de overheid in hun ogen te vertrouwen op de werking van automatische stabilisatoren.
• Tijdens een recessie krijgt de economie vanzelf de gewenste impuls (werkloosheid
→ minder belastinginkomsten en meer uitkeringen → belastingverlaging hoeft
dus niet en uitgaven gaan al omhoog).
Om de automatische stabilisatoren te kunnen laten werken, mag de begroting in jaren
zonder onder- of overbesteding geen groot tekort tonen. In Nederland moet de begroting
in zulke conjunctureel neutrale jaren zelfs min of meer in evenwicht zijn.
, • Ook in magere tijden mag het tekort op de begroting namelijk niet groter zijn dan
3% van het bbp.
De rol van het monetaire beleid
Bij het conjunctuurbeleid staat de overheid er niet alleen voor. De centrale bank beschikt
over instrumenten om de korte en de lange rente te manipuleren.
• Bij laagconjunctuur verlaagt de centrale bank de rente.
• Bij hoogconjunctuur verhoogt de centrale bank de rente.
§1.5 – Allocatiefunctie
De allocatiefunctie houdt in dat de overheid maatregelen neemt met gevolgen voor de
samenstelling van de nationale productie en de manier waarop die tot stand komt.
Zonder overheidsingrijpen regeert op markten het prijsmechanisme.
• Volgens het eerste theorema van de welvaartseconomie leidt het
prijsmechanisme in een ideale markteconomie tot een Pareto-efficiënte allocatie
van productiemiddelen. Bij Pareto-efficiëntie kan niemand er nog op vooruitgaan,
zonder dat iemand anders erop achteruitgaat.
o Zo’n situatie staat bekend als een Pareto-optimum.
Door onvolkomenheden (marktimperfecties) wordt geen Pareto-optimum bereikt. Dit kan
voor de overheid argumenten opleveren om in markten in te grijpen, met als doel de
efficiëntie te vergroten.
• De overheid kan de uitkomsten van het prijsmechanisme proberen te corrigeren
via haar uitgaven- en inkomstenbeleid, door regels te stellen en door garanties te
geven en door voorlichting.
Marktimperfecties
• Collectieve goederen → goederen die niet worden geproduceerd tenzij de
overheid de voortbrenging ervan organiseert. Zij hebben twee kenmerkende
eigenschappen.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller maudvanwerde. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.96. You're not tied to anything after your purchase.