100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
maatschappijwetenschappen seneca havo 5 samenvatting Hoofdstuk 1 t/m Hoofdstuk 14 $4.77
Add to cart

Summary

maatschappijwetenschappen seneca havo 5 samenvatting Hoofdstuk 1 t/m Hoofdstuk 14

30 reviews
 1904 views  118 purchases
  • Course
  • Level
  • Book

Dit is mijn samenvatting van Seneca HAVO 5 maatschappijwetenschappen van Hoofdstuk 1 tot en met hoofdstuk 14. Deze samenvatting heeft klasgenoten en mezelf heel erg geholpen met onze examens. Ben er in totaal rond de 20 uur aan kwijt geweest.

Last document update: 5 year ago

Preview 4 out of 26  pages

  • Yes
  • February 5, 2019
  • March 27, 2019
  • 26
  • 2018/2019
  • Summary
  • Secondary school
  • 5

30  reviews

review-writer-avatar

By: SACHAAlexander • 4 months ago

review-writer-avatar

By: mohirabrouwer • 1 year ago

review-writer-avatar

By: beninekalff • 1 year ago

review-writer-avatar

By: davidpetersnl • 1 year ago

review-writer-avatar

By: indybman • 1 year ago

review-writer-avatar

By: guusjebraccogartner • 1 year ago

review-writer-avatar

By: guusjebg • 1 year ago

Show more reviews  
avatar-seller
H1 IDENTITEIT
referentiekader: het geheel van kennis, ideeën, ervaringen en overtuigingen van waaruit
iemand denkt en handelt.

identiteit: het beeld dat iemand van zichzelf heeft, dat hij uitdraagt en anderen voorhoudt
en dat hij als kenmerkend en blijvend beschouwt voor zijn eigen persoon en dat is afgeleid
van zijn perceptie over de groep(en) waar hij wel of juist ook niet deel van uitmaakt.

drie aspecten identiteit:
persoonlijke identiteit: het beeld dat iemand van zichzelf heeft, een zelfbeeld.
sociale identiteit: bij welke groepen een persoon deel van uitmaakt
collectieve identiteit: het beeld dat de samenleving heeft van een groep en wel het beeld
dat ze blijvend kenmerkend voor die groep vindt. (stereotypes)

variabele: een kenmerk van een actor of samenleving en kan variëren.

kans: de waarschijnlijk dat een bepaalde gebeurtenis zal optreden

socialisatie: het proces van overdracht en verwerving van de cultuur van de groep(en) en
de samenleving waar mensen toe behoren. het proces bestaat uit opvoeding, opleiding en
andere vormen van omgang met anderen.

twee delen van socialisatie:
socialisatoren: de mensen, groepen of dingen waarvan je je cultuur vandaan haalt
internaliseren: de waarden en normen die ergens bij horen nemen mensen over en ze
maken zich een cultuur eigen.

bijzondere vormen socialisatie:
politieke socialisatie: in elk land bestaat er een politieke cultuur met specifieke regels en
tradities die daarbij horen.
enculturatie: iemand leert de cultuur aan waarin hij geboren wordt.
acculturatie: het aanleren en verwerven van een andere cultuur of element daaruit, dan die
waarin iemand is opgegroeid.

conceptueel model: een schema met pijltjes en hokjes die laat zien hoe een variabele
invloed heeft op de andere variabele.

hypothese: een conclusie die na het onderzoek wordt aangenomen of verworpen



H2 GROEPSVORMING
binding: het hoofdconcept binding verwijst naar de relatie en onderlinge afhankelijkheden
tussen mensen in een gezin of familie, tussen leden van een groep, in de maatschappij en
op het niveau van de staat

,type bindingen:
affectieve bindingen: emotionele bindingen. mensen geven elkaar liefde en steun en zijn
daarvoor ook van elkaar afhankelijk.
cognitieve bindingen: bindingen op het gebied van kennis. mensen zijn afhankelijk van
anderen die hen iets leren.
economische bindingen: bindingen die te maken hebben met werk, met goederen die
nodig zijn voor het bestaan. mensen hebben daar dus anderen voor nodig.
politieke bindingen: bindingen die te maken hebben met zaken die geregeld moeten
worden op het gebied van bijvoorbeeld onderwijs, zorg, verkeer of veiligheid. dit zijn
collectieve goederen en diensten.

groepsvorming: het tot stand komen van bindingen tussen meer dan twee mensen,
doordat ze elkaar beïnvloeden en gemeenschappelijke waarden en normen ontwikkelen.

insluiting: wanneer iemand wel bij een groep hoort
uitsluiting: wanneer iemand niet bij een groep hoort

ingroup: de groep mensen die bij de groep hoort en waar binding mee is.

sociale controle: wanneer mensen anderen ertoe brengen of dwingen zich te houden aan
de normen van de groep.

informele sociale controle: wanneer groepsleden elkaar wijzen op de normen en waarden
van de groep

formele sociale controle: wordt verwijst naar mensen die vanuit hun beroep of functie
anderen op de regels wijzen. op basis van formele wetten, besluiten of vastgelegde regels.

outgroup: de mensen die niet bij de groep horen. dat zijn de mensen tegen wie je je afzet of
met wie je in een soort strijd/competitie bent.

stereotypen: vaststaande gegeneraliseerde beelden(beelden waar iedereen van de groep
aan voldoet) en ideeën over een groep mensen.

vooroordelen: vooringenomen meningen over een groep mensen(dus geen feiten).

formele groep: groepen met regels die vaak op papier zijn vastgelegd of regels die anderen
makkelijk herkennen. in deze groepen is er vaak sprake van een bepaalde hiërarchie.
informele groep: mensen kennen elkaar en voelen zich emotioneel met elkaar verbonden.
er zijn ook geen afspraken die officieel vastliggen.

indicator: een indicator zet je op het spoor van een variabele.

sociale categorieën: groepen die wel bepaalde kenmerken delen maar geen
gemeenschappelijke waarden en normen met elkaar hebben.

,wederzijdse afhankelijkheid: mensen zijn verbonden met elkaar en van elkaar afhankelijk.

dwang: als iemand iets dwingt kunnen mensen zich gaan binden met elkaar.

sociale cohesie: het aantal en de kwaliteit van de bindingen die mensen in een ruimer
sociaal kader met elkaar hebben, het gevoel een groep te zijn, lid te zijn van een
gemeenschap, de mate van verantwoordelijkheid voor elkaars welzijn, en de mate waarin
anderen daar ook een beroep op kunnen doen.

correlatie: de samenhang tussen twee variabele

schijncorrelatie: een verband tussen twee variabelen die niks met elkaar te maken hebben

bij causaliteit of een causale relatie is er een oorzakelijk verband tussen twee variabelen.

multicausaal: veel factoren spelen tegelijkertijd en de vraag is welke werkelijk
doorslaggevend zijn of er toe doen.



H3 CULTUUR
cultuur: het geheel van voorstellingen, uitdrukkingsvormen, opvattingen, waarden en
normen die mensen als lid van een groep of samenleving hebben verworven.


cultuurelementen:
wat mensen in hun hoofd meedragen:
waarden: idealen, zoals gelijkheid, vrijheid en veiligheid.
opvattingen: ideeën die passen in een groter geheel van opvattingen, zoals een
islamitische, een linkse of een hedonistische opvatting; dat zijn waardensystemen.
voorstellingen: beelden, ideeën, verhalen die mensen hebben over een gebeurtenis, bijv.
over een oorlog waardoor een land onafhankelijk werd of een heldhaftige gebeurtenis uit het
verleden, met beelden van de nederlandse zeehelden Michiel de Ruyter en Piet Heijn.

wat je aan de buitenkant kunt zien of merken:
uitdrukkingsvormen: bijvoorbeeld symbolen als een kruis(voor christenen) of de hamer en
sikkel(voor communisten). de nederlandse klompen en molens, maar ook kapsels en taal.

hoe hun gedrag geregeld wordt:
normen: regels die horen bij waarden zoals de regel ‘ik scheld andere mensen niet uit’. die
hoort bij de waarde ‘respect’. deze normen zitten dus ook in het hoofd van mensen en die
nemen ze mee als ze naar andere groepen gaan of in een andere samenleving zijn.
instituties: een geheel aan gedragsregels die het gedrag van mensen reguleren.
bijvoorbeeld regels rondom huwelijk of politiek bedrijven.

materiële aspecten van cultuur: tastbare en concrete aspecten van cultuur zoals
symbolen en taal.
immateriële aspecten van cultuur: zaken die je niet meteen ziet maar die wel belangrijk

, zijn voor de mensen en hun gedrag. op basis van bepaalde waarden is het ene gedrag
wenselijk en het andere niet.

dominante cultuur: de elementen in een cultuur die op het gebied van taal, politiek, recht
en economie het meest gemeengoed zijn.

subculturen: kleinere culturen die passen in de dominante cultuur. iedereen zit in
verschillende subculturen tegelijkertijd.

tegencultuur: deze mensen zetten zich vaak af tegen belangrijke waarden van de
dominante cultuur.

nature: eigenschappen die aangeboren zijn zoals je DNA of vingerafdruk
nurture: eigenschappen die aangeleerd zijn van de omgeving waarin iemand opgroeit en
leeft.

Dimensies van hofstede:
dimensie machtsafstand: hoe culturen omgaan met macht en ongelijkheid in macht.
dimensie individualistisch versus collectivistisch: hoe gaan culturen om met vrijheid
voor een individu ten opzichte van de groep waarin dat individu bij hoort?
dimensie masculien versus feminien: hoe gaan culturen om met sekse en verschillende
rollen van mannen en vrouwen?
dimensie onzekerheidsvermijding: hoe gaan culturen om met onzekere of onbekende
situaties?
dimensie termijngerichtheid: hoe gaan culturen om met het verleden, heden en de
toekomst?

collectivistische samenleving: de enkeling schikt zich naar de groep.
individualistische landen: een land waarin het individuele belang voor gaat.

masculien: mannelijk
feminien: vrouwelijk

onzekerheidsvermijding: de mate waarin mensen zich bedreigd voelen door onzekere of
onbekende situaties.

langetermijngerichtheid: streven naar een toekomstige beloning
kortetermijngerichtheid: gericht zijn op het behouden van tradities uit het verleden.

microniveau: het gedrag van individuele personen.
mesoniveau: hoe groepen mensen zich onderling gedragen.
macroniveau: het gedrag van mensen op het niveau van samenleving.



H4 CRIMINALITEIT
criminaliteit: gedrag dat door de overheid strafbaar is gesteld

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller caspergilsing. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $4.77. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

51683 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 15 years now

Start selling
$4.77  118x  sold
  • (30)
Add to cart
Added